Uitspraak 201708957/2/R1


Volledige tekst

201708957/2/R1.
Datum uitspraak: 15 januari 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker], wonend te Schinnen,
verzoeker,

en

de raad van de gemeente Schinnen,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "2e wijziging Buitengebied" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.

Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 januari 2018 waar de raad, vertegenwoordigd door P. Haenen, M. Eijpe en mr. ing. R. van de Broek, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan voorziet in de wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied" voor een aantal percelen. Eén van de wijzigingen betreft het toekennen van de bestemming "Maatschappelijk - Begraafplaats" aan gronden gelegen achter de bestaande begraafplaats bij de St. Dionysiuskerk in Schinnen. Deze gronden, die bestaan uit groen grasland, hadden in het vorige plan een agrarische bestemming. Met de bestemmingswijziging wordt een uitbreiding van de bestaande begraafplaats mogelijk gemaakt. Daarnaast voorziet het plan in de mogelijkheid het bestaande deel van de begraafplaats te herinrichten.

1.1. [verzoeker] woont op het perceel [locatie] direct naast de bestaande begraafplaats. De gronden waarop de uitbreiding is voorzien liggen schuin tegenover zijn woning. Hij kan zich niet verenigen met de uitbreiding van de begraafplaats.

1.2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Spoedeisend belang

2. Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht luidt: "Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld [...] kan de voorzieningenrechter [...] op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist."

2.1. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt tot schorsing van het bestemmingsplan teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen. Het kerkbestuur van de St. Dionysiuskerk, initiatiefnemer van de uitbreiding en herinrichting, heeft te kennen gegeven in het voorjaar vóór het broed- en plantseizoen te willen beginnen met de werkzaamheden en de uitspraak op het beroep in de hoofdzaak niet te willen afwachten. Gelet hierop bestaat bij het verzoek een spoedeisend belang.

Noodzaak

3. [verzoeker] betoogt dat tot de uitbreiding van de begraafplaats, gelet op het teruglopend aantal begravingen, geen noodzaak bestaat, althans dat deze noodzaak niet is gemotiveerd.

3.1. Als bijlage bij de plantoelichting is de ruimtelijke onderbouwing "Uitbreiding begraafplaats St. Dionysiuskerk Schinnen" van oktober 2016 (hierna: de ruimtelijke onderbouwing) opgenomen. In de ruimtelijke onderbouwing staat dat uitbreiding van de begraafplaats in de eerste plaats nodig is omdat de paden op het bestaande deel te smal zijn om grafdelving machinaal te laten plaatsvinden, terwijl machinale delving op grond van Arbo-wetgeving verplicht is. Herbegraving op het bestaande deel is daarom niet langer mogelijk. Ook is de bodemgesteldheid op het bestaande deel dusdanig dat begraven alleen nog met technisch kostbare maatregelen mogelijk is. Verder is in de ruimtelijke onderbouwing onderbouwd welke behoefte er, gelet op het beperkte aantal plaatsen op het bestaande deel en het aantal begravingen per jaar, bestaat aan nieuwe plaatsen. Tot slot staat in de ruimtelijke onderbouwing dat de wens bestaat tot herinrichting van het bestaande deel van de begraafplaats, hetgeen, zoals de raad ter zitting heeft toegelicht, alleen mogelijk is als het benodigde aantal plaatsen op het uit te breiden deel kan worden opgevangen. Door de herinrichting kan de begraafplaats een ruimere opzet krijgen en wordt het kerkhof toegankelijk voor mindervalide bezoekers. Daarnaast ontstaat ruimte voor meer groenelementen waarmee een aantrekkelijker aanzicht van de begraafplaats wordt beoogd.

Gelet op hetgeen in de ruimtelijke onderbouwing over de noodzaak staat, ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de noodzaak tot de uitbreiding van de begraafplaats niet deugdelijk is gemotiveerd. De stelling van [verzoeker] dat het aantal begravingen terugloopt, noopt niet tot een ander oordeel. Het betoog faalt.

Nationaal Landschap Zuid-Limburg en zilvergroene natuurzone

4. [verzoeker] betoogt dat het plan is vastgesteld in strijd met de provinciale ruimtelijke verordening en het provinciaal beleid in het POL2014 vanwege de ligging van de uitbreidingslocatie in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg en in de zilvergroene natuurzone. Volgens [verzoeker] staat de provinciale ruimtelijke verordening en het provinciale beleid geen ontwikkelingen binnen die gebieden toe anders dan natuurontwikkeling.

4.1. Vaststaat dat de uitbreidingslocatie ingevolge de Omgevingsverordening Limburg 2014 deel uitmaakt van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.

Artikel 2.8.2 van deze verordening luidt:

"1. De toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg, bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd. [...]

2. De kernkwaliteiten in het Beschermingsgebied Nationaal landschap Zuid-Limburg zijn: het reliëf, het open-besloten karakter, het groene karakter en het cultuurhistorisch erfgoed.

[...]."

4.2. In de ruimtelijke onderbouwing is onderkend dat de uitbreidingslocatie deel uitmaakt van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Het document "Uitbreiding R.K. Begraafplaats Schinnen" van 19 november 2015, opgesteld door Heusschen Copier, dat als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing is opgenomen, bevat een gebiedsanalyse waarin de landschappelijke kenmerken van het landschap worden omschreven. Voorts is onderbouwd hoe bij de uitbreiding van de begraafplaats de landschappelijke kenmerken zo veel mogelijk worden behouden dan wel versterkt. Zo zal bij de inrichting van de uitbreiding gebruik worden gemaakt van landschapselementen die van nature voorkomen in het gebied, zoals graften, hoogstamfruitbomen, kruidenrijk gras en gemengde hagen en bomen die onderdeel zijn van de potentieel natuurlijke vegetatie in het gebied.

De raad heeft verder ter zitting toegelicht dat zal worden voorzien in natuurcompensatie teneinde de negatieve effecten van de uitbreiding te compenseren. De gemeente heeft in 2011 een landschapsontwikkelingsplan opgesteld dat voorziet in een pakket aan maatregelen die strekken tot compensatie van ontwikkelingen in de gemeente die negatieve effecten hebben op het landschap. Gebruikmakend van de maatregelen die in het landschapsontwikkelingsplan zijn opgenomen wordt ten behoeve van de uitbreiding van de begraafplaats voorzien in natuurcompensatie elders in de gemeente.

Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de uitbreiding van de begraafplaats vanwege de ligging in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg is vastgesteld in strijd met de Omgevingsverordening Limburg 2014. In zoverre faalt het betoog.

4.3. De Omgevingsverordening Limburg 2014 bevat geen bepalingen die betrekking hebben op de zilvergroene natuurzone. De aanwijzing van de uitbreidingslocatie als zodanig volgt uit het POL2014, dat provinciaal beleid bevat waarmee de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te houden. De zilvergroene natuurzone wordt omschreven als landbouwgebieden waar grote kansen liggen voor de ontwikkeling van natuurwaarden. Uit het POL2014 volgt dat de provincie natuurontwikkeling in de zilvergroene natuurzone stimuleert en ondersteunt, bijvoorbeeld door middel van subsidieverlening. Anders dan [verzoeker] stelt, betekent de ligging van de uitbreidingslocatie in de zilvergroene natuurzone niet dat ontwikkelingen die niet of niet volledig bestaan uit natuurontwikkeling volgens het POL2014 niet zouden zijn toegestaan. Nu is onderbouwd hoe de landschappelijke kenmerken zo veel mogelijk worden behouden dan wel versterkt en nu is voorzien in natuurcompensatie, ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad geen rekening heeft gehouden met de ligging van de uitbreidingslocatie in de zilvergroene natuurzone. Ook in zoverre faalt het betoog.

Alternatieve locatie

5. [verzoeker] betoogt dat niet deugdelijk is gemotiveerd waarom de uitbreiding niet plaatsvindt op een meer noordelijk gelegen perceel dat in eigendom is van de gemeente. In een eerder stadium was het de bedoeling dat de uitbreiding op die locatie zou plaatsvinden.

5.1. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

5.2. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de door [verzoeker] bedoelde locatie is overwogen als uitbreidingslocatie en door de gemeente in het verleden is aangekocht met de bedoeling de uitbreiding van de begraafplaats eventueel daar mogelijk te kunnen maken. Het betreft het perceel ten noordoosten van de bestaande begraafplaats achter de woningen aan de Altaarstraat. Destijds was deze locatie de meest geschikte optie, omdat het thans gekozen perceel in particulier eigendom was en niet kon worden verworven. Inmiddels is de gekozen locatie in eigendom van Natuurmonumenten en wordt deze via een grondruil ter beschikking gesteld aan de initiatiefnemer ten behoeve van de uitbreiding. In de ruimtelijke onderbouwing is onderbouwd waarom niet voor de alternatieve locatie is gekozen. Daarin staat dat het aanwezige talud op de locatie zou moeten worden ontgraven om het hoogteverschil tussen de uitbreiding en het bestaande deel met een enigszins beloopbare hellingbaan te kunnen overbruggen. Daarnaast is op de alternatieve locatie bodemverontreiniging aangetroffen die een kostbare sanering met zich brengt. De raad heeft verder ter zitting toegelicht dat ook de ligging van de alternatieve locatie op korte afstand van woonbebouwing reden is geweest is om niet voor deze locatie te kiezen.

Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de uitbreiding niet op de door [verzoeker] bedoelde alternatieve locatie plaatsvindt. Het betoog faalt.

Conclusie

6. Nu de voorzieningenrechter ook in de overige beroepsgronden op voorhand geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet heeft kunnen of mogen vaststellen, zal de voorzieningenrechter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen.

6.1. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blankenstein, griffier.

w.g. Helder w.g. Blankenstein
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2018

821.