Uitspraak 201703765/1/A1


Volledige tekst

201703765/1/A1.
Datum uitspraak: 20 december 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de (voorwaardelijk) hoger beroepen van:

1. [appellant sub 1], gevestigd te Nuenen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
2. het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
3. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], wonend te Nuenen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]),
appellanten,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 19 april 2017 in zaak nrs. 17/777 en 17/778 in het geding tussen:

[appellant sub 1],

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 2 augustus 2016 heeft het college aan [appellant sub 1] een omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk afwijken van de parkeerregeling als neergelegd in artikel 25.1 van de regels van het bestemmingsplan "Nuenen Centrum 2012" met betrekking tot het perceel Aardappeleterssteegje 3 te Nuenen (hierna: het perceel).

Bij besluit van 14 februari 2017 heeft het college het door [appellant sub 3] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 2 augustus 2016 ingetrokken en de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd.

Bij uitspraak van 19 april 2017 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant sub 1] hoger beroep ingesteld.
Verder hebben het college en [appellant sub 3] tegen deze uitspraak voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.

[appellant sub 1] en [appellant sub 3] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Het college heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2017, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. M.E.W.M. Pals-Reiniers, advocaat te Eindhoven, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.A.P.M. Achterbergh, werkzaam bij de gemeente, en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], bijgestaan door mr. E.T. Stevens, werkzaam bij Achmea, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [appellant sub 1] heeft vanaf oktober 2015 het pand op het perceel gehuurd. Zij heeft omgevingsvergunning gevraagd om dat pand gedurende 10 jaar te gebruiken als uitvaarthuis.

2. [appellant sub 3] woont naast het perceel. Zijn woning is geschakeld aan het pand op het perceel. De ingang van de woning van [appellant sub 3] bevindt zich op ongeveer 10 m afstand van de (enige) ingang naar het pand waarin het uitvaarthuis is beoogd. [appellant sub 3] vreest dat verlening van de gevraagde vergunning zijn woon- en leefomgeving zal aantasten.

3. Bij brief van 4 maart 2016 heeft [appellant sub 1] aan het college gemeld dat het pand op het perceel sinds 11 februari 2016 in gebruik is genomen als uitvaarthuis. Bij die brief heeft [appellant sub 1] tevens de aanvraag om omgevingsvergunning ingediend. Bij besluit van 3 maart 2016 heeft de gemeenteraad van Nuenen een voorbereidingsbesluit genomen dat op 5 maart 2016 in werking is getreden. Hierbij is besloten:

1. te verklaren dat een bestemmingsplanherziening wordt voorbereid, waarbij in het bestemmingsplan "Nuenen Centrum 2012" een expliciet verbod wordt opgenomen op de vestiging van uitvaarthuizen, uitvaartcentra of begrafenisondernemingen;

2. dat dit voorbereidingsbesluit geldt voor het volledige plangebied van het bestemmingsplan "Nuenen Centrum 2012";

3. dat dit besluit tevens inhoudt een verbod als bedoeld in artikel 3.7, vierde lid van de Wet ruimtelijke ordening, te weten het verbod het gebruik van de aangewezen gronden of bouwwerken te wijzigen ten behoeve van de vestiging van uitvaarthuizen, uitvaartcentra of begrafenisondernemingen;

4. dat dit besluit in werking treedt met ingang van de dag na bekendmaking.

4. De rechtbank heeft geoordeeld dat ieder gebruik van het pand als uitvaarthuis in strijd is met artikel 25.1 van de planregels. Volgens de rechtbank was het uitvaarthuis daar nog niet gevestigd ten tijde van de inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit. Naar het oordeel van de rechtbank staat het voorbereidingsbesluit daarom in de weg aan het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning voor het gebruik van het pand op het perceel als uitvaarthuis.

5. [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het voorbereidingsbesluit van 3 maart 2016 niet in de weg staat aan het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning voor het gebruik van het pand op het perceel als uitvaarthuis. Zij voert daartoe aan dat op het perceel op het moment van inwerkingtreden van het voorbereidingsbesluit een legaal uitvaarthuis was gevestigd dat niet in strijd was met het bestemmingsplan.

Volgens [appellant sub 1] is slechts een gedeelte van de activiteiten van het uitvaarthuis in strijd met artikel 25.1 van de planregels en is slechts in zoverre ontheffing nodig van dit artikel, namelijk voor zover die activiteiten zien op het bieden van de mogelijkheid tot openbare rouwbezoeken voor anderen dan alleen de directe familie.

Volgens [appellant sub 1] leiden het opbaren en verzorgen van overledenen en het bieden van gelegenheid tot niet-openbare rouwbezoeken voor directe familieleden niet tot extra parkeerbehoefte als bedoeld in artikel 25.1 van de planregels. Dat gebruik is daarom niet in strijd met dat artikel, aldus [appellant sub 1].

5.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Nuenen Centrum 2012" rust op het perceel de bestemming "Centrum".

Artikel 4.1 luidt:

"De voor "Centrum" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;

b kantoren, uitsluitend op de begane grond;

c dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;

d maatschappelijke voorzieningen;

Artikel 25.1 luidt:

"In geval van nieuwe ontwikkelingen (nieuwe bebouwing of gewijzigd gebruik) dient op het eigen bouwperceel te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de extra parkeerbehoefte als gevolg van de ontwikkeling op te vangen, waarbij moet worden uitgegaan van de parkeernormen zoals aangeven in het ASVV2004 uitgegeven door het CROW."

5.2. Naar het oordeel van de Afdeling is voor het antwoord op de vraag of het in onderdeel 3 van het voorbereidingsbesluit van 3 maart 2016 neergelegde gebruiksverbod van toepassing is op deze aanvraag, doorslaggevend of het uitvaarthuis voor de inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit feitelijk in gebruik was genomen voor de in de aanvraag vermelde activiteiten, waarvoor - naar tussen partijen niet in geschil is - niet in voldoende parkeergelegenheid op eigen perceel is voorzien. Blijkens de gedingstukken was dat niet het geval. Dit betekent dat het gebruik van het perceel nog niet was gewijzigd ten behoeve van de vestiging van een uitvaarthuis als bedoeld in onderdeel 3. Hieruit vloeit voort dat het in dat onderdeel neergelegde gebruiksverbod om bouwwerken te wijzigen ten behoeve van de vestiging van uitvaarthuizen van toepassing is op deze aanvraag, nu niet in geschil is dat het gebruik als uitvaarthuis zoals dat is aangevraagd hetzelfde is als het gebruik als uitvaarthuis als bedoeld in het voorbereidingsbesluit.

De rechtbank is daarom terecht tot de conclusie gekomen dat het voorbereidingsbesluit in de weg staat aan het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning.

Het betoog faalt.

6. Het hoger beroep van [appellant sub 1] is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7. Naar aanleiding van het hoger beroep van [appellant sub 1] hebben het college en [appellant sub 3] voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. Volgens hen wordt aan deze voorwaarde voldaan als de Afdeling tot het oordeel zou komen dat het hoger beroep van Uitvaatzorg gegrond is. Nu de Afdeling heeft geoordeeld dat het door [appellant sub 1] ingestelde hoger beroep ongegrond is en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, is deze voorwaarde niet vervuld. Aan een inhoudelijke bespreking van de incidenteel hoger beroepen van het college en [appellant sub 3] wordt daarom niet toegekomen.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, griffier.

w.g. Slump w.g. Van Leeuwen
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2017

543.