Uitspraak 201602264/1/R3


Volledige tekst

201602264/1/R3.
Datum uitspraak: 6 december 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:

1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Hasselt, gemeente Zwartewaterland,
2. [appellant sub 2], wonend te Hasselt, gemeente Zwartewaterland,
3. [appellant sub 3], wonend te Hasselt, gemeente Zwartewaterland
4. [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 4]), beiden wonend te Hasselt, gemeente Zwartewaterland,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Zwartewaterland,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "N331 Hasselt" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: StAB) heeft desverzocht op 3 november 2016 een eerste deskundigenbericht uitgebracht. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

[appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben voorafgaand aan de eerste zitting nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een eerste zitting behandeld op 10 februari 2017, waar zijn verschenen [appellant sub 1] en anderen, bij monde van [appellant sub 1], [appellant sub 1A], [appellant sub 1B] en [appellant sub 1C], [appellant sub 2], bijgestaan door [appellant sub 1C], [appellant sub 3], en de raad, vertegenwoordigd door A.J. Boers, R. van Eerten en D. van der Zwaag. Voorts is ter zitting het college van gedeputeerde staten van Overijssel, vertegenwoordigd door ing. E. Koenen en ing. A.L. Bergsma-Middeljans, gehoord.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. De raad heeft gereageerd op de vragen die de Afdeling bij de heropening van het onderzoek heeft gesteld. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben gereageerd op het nadere stuk van de raad.

De Afdeling heeft in de nadere stukken die na de heropening van het onderzoek zijn ontvangen aanleiding gezien voor het vragen van nadere inlichtingen aan de StAB. De StAB heeft vervolgens bij brief van 3 juli 2017 een tweede deskundigenbericht uitgebracht. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht. Voorts hebben [appellant sub 3] en de raad nadere stukken ingediend naar aanleiding van het tweede deskundigenbericht.

In de zienswijzen en nadere stukken die naar aanleiding van het tweede deskundigenbericht zijn ontvangen, heeft de Afdeling aanleiding gezien om aan de StAB aanvullende inlichtingen te vragen. De StAB heeft in reactie hierop bij brief van 24 augustus 2017 een derde deskundigenbericht uitgebracht. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben hun zienswijze gegeven op het derde deskundigenbericht.

De Afdeling heeft de zaak op een tweede zitting behandeld op 14 september 2017 waar zijn verschenen [appellant sub 1] en anderen, bij monde van [appellant sub 1], [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 1C] en L. Buit, [appellant sub 2], bijgestaan door [appellant sub 1C], en de raad, vertegenwoordigd door A.J. Boers, R. van Eerten en D. van der Zwaag. Voorts zijn tijdens de tweede zitting het college van gedeputeerde staten van Overijssel, vertegenwoordigd door ing. E. Koenen, ing. A. Bergsma-Middeljans en ing. E. Uiterwijk, en de StAB, vertegenwoordigd door ing. J. Koedoot en drs. J.M. Legierse, gehoord.

Overwegingen

Bestuurlijke lus

1. In artikel 8:51d van de Awb is het volgende bepaald: "Indien de bestuursrechter in hoogste aanleg uitspraak doet, kan hij het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De artikelen 8:51a, eerste lid, tweede volzin, en tweede lid, 8:51b, tweede en derde lid, en 8:51c, aanhef en onderdelen b tot en met d, zijn van toepassing."

Planbeschrijving en toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

3. In de plantoelichting is vermeld dat zich bij Hasselt doorstromings- en verkeersveiligheidsproblemen voordoen. Voor de oorzaken wordt daartoe gewezen op enkele verkeersonveilige kruispunten op de N331 alsmede op de aanwezigheid van ongewenst verkeer op de parallelweg langs de N331 als gevolg van een onvolledige aansluiting van de N759 op de N331. Het project "N331 VOC’s Hasselt" heeft tot doel de verkeersveiligheid en doorstroming bij Hasselt te verbeteren. Het onderhavige bestemmingsplan is onderdeel van dit project en voorziet in de aanleg van twee rotondes, bij de kruising van de N331 met de N759 en de kruising van de N331 met de N377. De provincie Overijssel is de wegbeheerder van de N331.

Reden voor het beroep

4. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] wonen in de omgeving van het plangebied. Zij vrezen in het bijzonder dat het plan leidt tot een aantasting van hun woon- en leefklimaat door onder meer geluidhinder.

Intrekking ter zitting

5. [appellant sub 3] heeft zijn beroepsgrond dat in de verrichte akoestische onderzoeken ten onrechte uitsluitend de effecten van de toepassing van geluidreducerend asfalt inzichtelijk zijn gemaakt voor de eerste bouwlaag van zijn woning en niet voor de tweede bouwlaag, tijdens de eerste zitting ingetrokken.

Ontvankelijkheid

Het beroep van [appellant sub 4]

6. Gelet op het bepaalde in de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.

6.1. Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 30 april 2015 gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 10 juni 2015. [appellant sub 4] heeft binnen deze termijn geen zienswijze naar voren gebracht.

Gelet op het bepaalde in artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

6.2. [appellant sub 4] stelt in zijn nadere stuk van 7 februari 2017 dat hij voor het eerst aanleiding heeft gezien te reageren op het ontwerpbestemmingsplan nadat hij kennis had genomen van het na de terinzagelegging van het ontwerpplan verrichte akoestisch onderzoek van Geluid Plus Adviseurs van 27 november 2015. Uit dit akoestisch onderzoek blijkt volgens [appellant sub 4] dat er ten aanzien van zijn woning problemen zijn om na de uitvoering van het bestemmingsplan te voldoen aan de wettelijke geluidnormen. Na hiervan kennis te hebben genomen, heeft [appellant sub 4] op 18 december 2015 alsnog een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan naar voren gebracht.

6.3. Ter beoordeling staat of hetgeen [appellant sub 4] heeft aangevoerd aanleiding geeft om te oordelen dat hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij buiten de zienswijzentermijn een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan naar voren heeft gebracht. Hierover overweegt de Afdeling als volgt.

Bij de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan is als bijlage de notitie "Akoestische verkenning voorlopig ontwerp N331 te Hasselt" van Royal HaskoningDHV van 8 augustus 2013 gevoegd. In deze notitie is vermeld dat bij de woning van [appellant sub 4] aan de [locatie 1] sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als gevolg van de in het plan voorziene wegaanpassing bij de aansluiting van de N759 op de N331. In bijlage 3.3 bij het akoestisch onderzoek van Royal HaskoningDHV is in dit verband vermeld dat de geluidbelasting bij de woning aan de [locatie 1] vanwege de N759 ten opzichte van de autonome situatie in het peiljaar 2024 zal toenemen met 2,3 dB van 48,1 dB naar 50,4 dB. In de notitie is voorts vermeld dat deze toename kan worden weggenomen met een stiller wegdek of de plaatsing van een geluidscherm.

Voornoemde geluidwaarden zijn vergelijkbaar met de geluidwaarden die zijn opgenomen in het akoestisch onderzoek van Geluid Plus Adviseurs van 27 november 2015, welk akoestisch onderzoek de raad aan het vastgestelde bestemmingsplan ten grondslag heeft gelegd. In dit onderzoek is in tabel 5.6 vermeld dat bij de woning aan de [locatie 1] sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh, omdat na de uitvoering van het plan de geluidbelasting bij de woning vanwege de N331 zal toenemen met afgerond 2 dB van 48,9 dB naar 50,5 dB. In tabel 5.8 van het akoestisch onderzoek van Geluid Plus Adviseurs is, evenals in het akoestisch onderzoek van Royal HaskoningDHV, geconcludeerd dat geluidreducerend asfalt een oplossing biedt om de verwachte toename van de geluidbelasting bij de woning aan de [locatie 1] te reduceren.

Nu de conclusies in het akoestisch onderzoek van Royal HaskoningDHV, voor zover het de woning van [appellant sub 4] betreft, vergelijkbaar zijn met het aan het vastgestelde plan ten grondslag liggende akoestisch onderzoek van Geluid Plus Adviseurs, ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 4] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat [appellant sub 4] verschoonbaar binnen de zienswijzentermijn geen zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan naar voren heeft gebracht.

7. Het beroep van [appellant sub 4] is niet-ontvankelijk.

Het beroep van [appellant sub 1] en anderen

8. De raad stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat het beroep van [appellant sub 1] en anderen, voor zover het beroep is ingesteld door [appellant sub 1A], [appellant sub 1B] en [appellant sub 1C], niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daartoe wijst de raad erop dat [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] wonen aan de [locatie 2]te Hasselt op een afstand van ongeveer 1,2 km van het plangebied. Volgens de raad is een dergelijke afstand te groot om te kunnen aannemen dat een objectief en persoonlijk belang van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] rechtstreeks door het bestreden besluit wordt geraakt. Dit geldt volgens de raad eveneens voor [appellant sub 1C], wonende in een recreatiewoning aan de [locatie 3] te Hasselt op een afstand van ongeveer 300 m van het plangebied. De raad stelt daarbij tevens dat er vanuit de recreatiewoning van [appellant sub 1C] geen zicht is op het plangebied.

8.1. Artikel 8:1 van de Awb luidt: "Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter."

Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb luidt: "Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken."

8.2. De wetgever heeft de eis van belanghebbendheid gesteld om te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben, dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen, en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.

- [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B]

9. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] stellen zich in hun nadere stukken op het standpunt dat zij, ondanks de door de raad genoemde afstand van 1,2 km tussen hun woningen en het plangebied, belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. Zij voeren daartoe het volgende aan.

9.1. Volgens [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] is aan de Werkerlaan nabij hun woningen de plaatsing van een dynamisch route-informatiepaneel (hierna: DRIP) voorzien. Gelet hierop hebben zij een objectief en persoonlijk belang bij het bestreden besluit, aldus [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B].

9.1.1. De Afdeling ziet in het betoog van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] over het DRIP geen aanleiding voor het oordeel dat zij belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. De locatie aan de Werkerlaan waar volgens [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] de realisatie van een DRIP is voorzien, is gelegen buiten het plangebied. Het bestreden bestemmingsplan voorziet dan ook niet in de realisatie van een DRIP nabij de woningen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], waardoor de plaatsing van het door [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] gevreesde DRIP in deze procedure niet aan de orde kan komen.

9.2. Voorts stellen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] dat zij belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit, omdat het bestemmingsplan volgens hen voorziet in een afsluiting van de aansluiting van de Hanzeweg op de N331. Als gevolg van deze afsluiting zal het bedrijventerrein Zwartewater in Hasselt via de nabij hun woningen nieuw aangelegde ontsluitingsweg de Euroweg worden ontsloten op de N331, aldus [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B]. Deze gewijzigde verkeersstromen hebben volgens [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] een negatieve invloed op hun woon- en leefklimaat.

9.2.1. De Afdeling ziet in dit betoog evenmin aanleiding voor het oordeel dat [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in een wijziging van de verkeerssituatie bij de aansluiting van de Hanzeweg op de N331. De gewijzigde verkeersstromen nabij de woningen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] zijn een gevolg van het gebruik van de nieuw aanlegde Euroweg waarvoor het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland op 5 oktober 2015 een omgevingsvergunning heeft verleend. Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] afzonderlijke rechtsmiddelen aangewend.

9.3. Tot slot stellen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in hun nadere stukken dat zij belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit, omdat de geluidzone van het bedrijventerrein Zwartewater onjuist in het bestemmingsplan is opgenomen. Evenals in voorheen geldende bestemmingsplannen, worden hun woningen ook in het thans bestreden bestemmingsplan ten onrechte binnen de geluidzone van het bedrijventerrein Zwartewater gesitueerd, aldus [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B].

9.3.1. Het betoog van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] over de geluidzone van het bedrijventerrein Zwartewater mist in deze procedure feitelijke grondslag. Daartoe wijst de Afdeling erop dat de woningen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] zijn gesitueerd buiten het plangebied van het thans bestreden bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan bepaalt dan ook niet of de woningen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] binnen de geluidzone van het bedrijventerrein Zwartewater zijn gesitueerd.

10. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat zij ondanks de afstand van ongeveer 1,2 km tussen hun woningen en het plangebied, een objectief en persoonlijk belang hebben dat rechtstreeks door het bestreden besluit wordt geraakt.

De conclusie is dat [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kunnen instellen.

- [appellant sub 1C]

11. [appellant sub 1C] heeft tijdens de eerste zitting erkend dat het plan, gelet op de afstand van ongeveer 300 m tussen haar recreatiewoning aan de [locatie 3] en het plangebied, niet tot een toename van geluidhinder zal leiden bij haar recreatiewoning. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat zij desondanks belanghebbende is bij het bestreden besluit, omdat na de realisatie van de in het plan voorziene aansluiting van het Justitie Bastion op de Zwartewaterweg, eenrichtingsverkeer zal worden ingesteld op de route Hoogstraat - Burgemeester Royerplein - Van Nahuysweg. [appellant sub 1C] heeft tijdens de eerste zitting toegelicht dat zij vreest dat na het instellen van eenrichtingsverkeer op de voornoemde route, het verkeer vanaf de Van Nahuysweg niet langer veilig kan worden ontsloten.

11.1. Afgezien van de omstandigheid dat een bestemmingsplan niet kan voorzien in het instellen van eenrichtingsverkeer op de voornoemde route, is de Afdeling van oordeel dat het door [appellant sub 1C] genoemde belang onvoldoende onderscheidend is om als een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen gelden. Gelet hierop en op de afstand van 300 m tussen de recreatiewoning van [appellant sub 1C] en het plangebied, concludeert de Afdeling dat [appellant sub 1C] evenmin belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kan instellen.

- Conclusie

12. Gelet op het vorenstaande is het beroep van [appellant sub 1] en anderen, voor zover ingesteld door [appellant sub 1A], [appellant sub 1B] en [appellant sub 1C], niet-ontvankelijk.

In de navolgende overwegingen wordt met [appellant sub 1] en anderen bedoeld [appellant sub 1], [appellant sub 1D], [appellant sub 1E], [appellant sub 1F] en [appellant sub 1G].

Aanleiding van het plan

13. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] betwijfelen of de raad deugdelijk heeft onderbouwd waarom hij tot vaststelling van het plan is overgegaan. Zij wijzen er daartoe op dat in de plantoelichting wordt gesteld dat zes locaties in en nabij het plangebied zijn benoemd als verkeersongevallenconcentraties (hierna: VOC’s), vanwege het grote aantal ongevallen dat ter plaatse is geregistreerd. In de nota van zienswijzen is vermeld dat deze zes locaties echter geen formele VOC’s meer zijn, maar dat de locaties nog wel als onveilig worden ervaren en dat daarom tot vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan is overgegaan, aldus [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3]. Dit vormt volgens hen geen deugdelijke onderbouwing om tot vaststelling van het bestemmingsplan over te gaan. Zij stellen in dit verband dat de problematiek wat betreft de verkeersveiligheid en het aantal ongevallen niet met actuele cijfers is onderbouwd.

13.1. In de plantoelichting en het verweerschrift is vermeld dat op de provinciale wegen N331 en N759 in het verleden veel ongevallen zijn geregistreerd en dat zes verschillende kruispunten op en nabij deze wegen daarom in 2007 als VOC’s zijn benoemd. In 2007 is gestart met een onderzoek naar mogelijke oplossingen voor het verbeteren van de verkeersveiligheid op deze kruispunten, aldus de raad. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het "Plan in Hoofdlijnen" van de provincie Overijssel uit 2013. In het "Plan in Hoofdlijnen" is, evenals in de plantoelichting, vermeld dat het aantal geregistreerde ongevallen op de zes kruispunten de afgelopen jaren is gedaald, waardoor deze kruispunten niet meer tot de VOC’s behoren, maar dat deze locaties nog steeds als zeer onveilig worden ervaren. De raad wijst in dit verband op de registratie van het aantal verkeersongevallen die als bijlage bij het eerste deskundigenbericht is gevoegd, waaruit blijkt dat zich op de verschillende kruispunten in de periode 2011 tot en met 2015 verschillende ongelukken hebben voorgedaan. Daarnaast wijst de raad erop dat het plan niet uitsluitend tot doel heeft om de verkeersveiligheid te verbeteren, maar ook is gericht op het verbeteren van de doorstroming en de bereikbaarheid van Hasselt. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad met deze motivering de reden om tot planvaststelling over te gaan voldoende onderbouwd.

Het betoog faalt.

Geluid

14. Aan het vastgestelde bestemmingsplan ligt het akoestisch onderzoek van Geluid Plus Adviseurs van 27 september 2015 ten grondslag. Na de vaststelling van het bestemmingsplan heeft Geluid Plus Adviseurs in opdracht van de raad nieuwe onderzoeken verricht naar de akoestische effecten van de in het bestemmingsplan voorziene wegaanpassingen. De redenen voor deze nieuwe onderzoeken zijn de conclusie van de raad dat verschillende (recreatie)woningen aan onder meer de Van Nahuysweg ten onrechte niet zijn meegenomen in het akoestisch onderzoek van 27 november 2015 en een gewijzigd inzicht van de raad over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de verschillende geluidreducerende maatregelen die in het kader van het onderhavige bestemmingsplan zullen worden getroffen. Nu de raad zich naar aanleiding van de beroepen van [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft het verrichte akoestisch onderzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

15. Uit een oogpunt van finale geschilbeslechting ziet de Afdeling aanleiding in deze uitspraak te beoordelen of op basis van de aangevoerde beroepsgronden dient te worden getwijfeld aan de juistheid en volledigheid van de na de planvaststelling verrichte akoestische onderzoeken, dan wel anderszins een gebrek kleeft aan deze onderzoeken. Hierbij laat de Afdeling de verschillende argumenten die [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben aangevoerd voor hun stelling dat de raad de als gevolg van het plan verwachte toename van de geluidbelasting bij hun recreatiewoningen aan de Van Nahuysweg had moeten onderzoeken in deze uitspraak buiten inhoudelijke bespreking, omdat de raad zich op dit punt blijkens hetgeen hiervoor onder 14 is overwogen na de vaststelling van het bestemmingsplan reeds op een ander standpunt heeft gesteld.

16. In het onderstaande zal de Afdeling als eerste de beroepsgronden bespreken die betrekking hebben op de juistheid van de in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs gehanteerde verkeerscijfers. De Afdeling zal daartoe beoordelen of in het aangevoerde aanleiding wordt gevonden te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de verkeerscijfers, dan wel of de verkeerscijfers zodanig afwijken van hetgeen redelijkerwijs is te verwachten dat de raad zich hierop niet heeft mogen baseren. Daarna zal de Afdeling de beroepsgronden bespreken die betrekking hebben op de door Geluid Plus Adviseurs gemaakte geluidberekeningen om vervolgens in te gaan op de te treffen geluidreducerende maatregelen en de verwachte cumulatieve geluidbelasting.

Verkeerscijfers in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs

17. In hoofdstuk 4 van het akoestisch onderzoek van Geluid Plus Adviseurs van 27 november 2015 zijn de verkeerscijfers vermeld die bij de gemaakte geluidberekeningen zijn gehanteerd. Deze verkeerscijfers liggen eveneens ten grondslag aan de na de planvaststelling door Geluid Plus Adviseurs verrichte aanvullende akoestische onderzoeken.

- Groeipercentage

18. [appellant sub 3] heeft bij zijn beroepschrift een reactie gevoegd van Vliex Akoestiek en Lawaaibeheersing van 15 maart 2016. Vliex wijst erop dat in de akoestische onderzoeken bij de gehanteerde verkeerscijfers is uitgegaan van een autonome groei van de verkeersintensiteit van 0,75% per jaar. Dit percentage is niet onderbouwd en verschilt van de groeipercentages die zijn gehanteerd in de onderzoeken die ten grondslag liggen aan het ontwerp- en het voorontwerpbestemmingsplan, aldus Vliex.

18.1. In hoofdstuk 4 van het akoestisch onderzoek van 27 november 2015 is vermeld dat voor de verkeerscijfers gebruik is gemaakt van de gegevens afkomstig uit het akoestisch onderzoek dat Royal HaskoningDHV in 2013 ten behoeve van het "Plan in Hoofdlijnen" en het ontwerpbestemmingsplan heeft verricht. Daarbij is vermeld dat vervolgens rekening is gehouden met een autonome groei van de verkeersintensiteit van 0,75% per jaar om de verkeersintensiteiten in de peiljaren 2017 en 2028 te kunnen berekenen. De raad heeft in zijn reactie op het eerste deskundigenbericht een nadere onderbouwing geleverd voor het gehanteerde groeipercentage van 0,75%. De raad vermeldt dat alle 225 meetpunten op provinciale wegen in Overijssel, waarvan sinds 2006 telgegevens aanwezig zijn, aangeven dat de totale verkeersintensiteit op werkdagen en weekdagen tussen 2006 en 2015 gemiddeld met 0,1% per jaar is afgenomen. Vergeleken met 2014, is de verkeersintensiteit in 2015 wel toegenomen met 1,9% op werkdagen en 1,8% op weekdagen. Om toeval en eenmalige verhogingen en verlagingen in de verkeersintensiteit uit te sluiten, is voor de toekomstige verkeersintensiteit gekeken naar een gemiddelde over meerdere jaren, aldus de raad. In de tabel in de reactie van de raad op het eerste deskundigenbericht is vermeld dat de verkeersintensiteit op de N331 en de N759 in de periode 2006-2015 is afgenomen met gemiddeld 0,1% per jaar en in de periode 2011-2015 met gemiddeld 0,2% per jaar. De raad heeft dit onderbouwd door middel van het overleggen van een afdruk van de Atlas van Overijssel afkomstig van de provincie Overijssel, waarop de verkeersintensiteit op de provinciale weg N331 in de periode 2011 tot en met 2015 is weergegeven. Hieruit blijkt dat de verkeersintensiteit op de N331 nabij het plangebied tussen 2011 en 2015 is gedaald van 11.191 voertuigen per etmaal naar 10.238 voertuigen per etmaal. De stelling van de raad dat de in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs gehanteerde autonome groei van de verkeersintensiteit met 0,75% per jaar gelet op voorgaande cijfers geen onderschatting is van de toekomstige verkeersintensiteit, maar eerder als een ‘worst-case’-scenario kan worden beschouwd, acht de Afdeling niet onaannemelijk.

18.2. In het door [appellant sub 3] ingediende nadere rapport van Vliex van 18 december 2016 ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel. Daartoe overweegt de Afdeling als volgt. Vliex stelt in zijn nadere rapport dat uit het eerste deskundigenbericht zou blijken dat de verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg, welke weg gedeeltelijk is gelegen binnen het plangebied, in de periode tussen 2013 en 2017 is gestegen met gemiddeld 7,7% per jaar, namelijk van 2.957 mvt/etmaal naar 3.979 mvt/etmaal. Volgens Vliex is dat een aanzienlijk verschil met het in de akoestische onderzoeken gehanteerde groeipercentage van 0,75% per jaar. Aan deze stelling van Vliex moet echter voorbij worden gegaan. In tabel 1 van het eerste deskundigenbericht is vermeld dat in het akoestisch onderzoek van Royal HaskoningDHV uit 2013 wordt uitgegaan van een verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg van 2.957 mvt/etmaal in 2013. De Afdeling stelt vast dat dit getal abusievelijk onjuist is overgenomen uit het akoestisch onderzoek van Royal HaskoningDHV. In bijlage 1 bij dit akoestisch onderzoek is vermeld dat de verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg (wegvak 7) in 2013 in totaal 3.900 mvt/etmaal bedraagt. Het in het eerste deskundigenbericht vermelde aantal van 2.957 mvt/etmaal betreft blijkens bijlage 1 bij het akoestisch onderzoek van Royal HaskoningDHV uitsluitend de verkeersintensiteit van de lichte voertuigen op de Zwartewaterweg in 2013. Indien de totale verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg in 2013 van 3.900 mvt/etmaal wordt afgezet tegen de in de plantoelichting vermelde totale verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg in 2017 van 3.979 mvt/etmaal, dan is de verkeersintensiteit in deze periode niet toegenomen met gemiddeld 7,7% per jaar, zoals Vliex stelt, maar met ongeveer 0,5% per jaar.

18.3. Gelet op het vorenstaande biedt het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd waarom in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs is uitgegaan van een autonome groei van de verkeersintensiteit met 0,75% per jaar.

Het betoog faalt.

- Verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg

19. [appellant sub 1] en anderen betwijfelen of in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs is uitgegaan van een juiste verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg. Zij wijzen er daartoe op dat in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs is vermeld dat als gevolg van de uitvoering van dit bestemmingsplan de verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg en Buiten de Venepoort zal afnemen. In andere akoestische onderzoeken, onder meer verricht in het kader van het project "N331 VOC’s Hasselt", is volgens [appellant sub 1] en anderen daarentegen vermeld dat als gevolg van de uitvoering van het project "N331 VOC’s Hasselt" de verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg zal toenemen, dan wel netto gelijk zal blijven. Doordat in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs echter wordt uitgegaan van een afname van de verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg, heeft Geluid Plus Adviseurs de toekomstige geluidniveaus op hun woningen mogelijk onderschat, aldus [appellant sub 1] en anderen.

19.1. In het eerste deskundigenbericht zijn de in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs vermelde huidige en toekomstige verkeersintensiteiten op de Zwartewaterweg vergeleken met het in 2013 in het kader van het project "N331 VOC’s Hasselt" opgestelde "Plan in Hoofdlijnen" van de provincie Overijssel en het daarbij behorende akoestisch onderzoek van Royal HaskoningDHV. In het eerste deskundigenbericht is geconcludeerd dat de verschillen in de verkeersintensiteiten voor een belangrijk deel worden verklaard door de verschillen in weekdag- en werkdagintensiteit en het verschil in peiljaar. De verschillen zijn verklaarbaar en er is geen reden te twijfelen aan de juistheid van de in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs gehanteerde toekomstige verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg, aldus het eerste deskundigenbericht.

19.2. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] stellen in hun reactie op het eerste deskundigenbericht de verschillen tussen de weekdag- en de werkdagintensiteit aan de orde. Volgens [appellant sub 1] en anderen is onduidelijk waarom in de verschillende akoestische onderzoeken wordt uitgegaan van de weekdagintensiteit dan wel van de werkdagintensiteit. Volgens hen dient bij de berekening van de toekomstige geluidbelasting te worden uitgegaan van de werkdagintensiteit, omdat die hoger is dan de weekdagintensiteit.

19.2.1. In paragraaf 3.4 van de plantoelichting zijn de verkeerscijfers afkomstig uit de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs gevisualiseerd met behulp van kaartmateriaal. Daarbij is vermeld dat de vermelde verkeersintensiteiten betrekking hebben op het aantal motorvoertuigen per etmaal op een werkdag. De Afdeling ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. De stelling van [appellant sub 1] en anderen dat in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs had moeten worden uitgegaan van de werkdagintensiteit in plaats van de weekdagintensiteit mist dan ook feitelijke grondslag.

19.3. [appellant sub 1] en anderen betogen in hun reactie op het eerste deskundigenbericht voorts dat de door Geluid Plus Adviseurs gehanteerde verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg van 4.351 mvt/etmaal in het peiljaar 2028 aanzienlijk lager is dan de toekomstige verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg waar bij de verlening van de omgevingsvergunning voor de aanleg van de Euroweg van is uitgegaan. Zij voeren daartoe aan dat uit het deskundigenbericht dat de StAB in het kader van de beroepsprocedure gericht tegen de verleende omgevingsvergunning voor de Euroweg heeft opgesteld, blijkt dat de toekomstige verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg 5.453 mvt/etmaal zal bedragen.

19.3.1. De raad heeft tijdens de eerste zitting het verschil tussen de door [appellant sub 1] en anderen genoemde toekomstige verkeersintensiteiten op de Zwartewaterweg van 5.453 mvt/etmaal en de in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs gehanteerde toekomstige verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg van 4.351 mvt/etmaal toegelicht. Zoals hiervoor onder 18.1 is vermeld, is bij de door Geluid Plus Adviseurs gehanteerde verkeerscijfers gebruik gemaakt van de gegevens afkomstig uit het akoestisch onderzoek dat Royal HaskoningDHV in 2013 heeft verricht, vermeerderd met een groeipercentage van 0,75% per jaar. In het akoestisch onderzoek van Royal HaskoningDHV uit 2013 is vermeld dat voor de relevante verkeersintensiteiten gebruik is gemaakt van kentekenonderzoeken, kruispunttellingen, gemeentelijke en provinciale tellingen en de verkeersmodelberekeningen uit het NRM voor de provincie Overijssel. Doordat gebruik is gemaakt van kentekenonderzoeken, tellingen en het NRM, geven de verkeersintensiteiten die ten grondslag liggen aan de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs volgens de raad een representatief beeld van de werkelijke verkeerssituatie op de Zwartewaterweg. Dit geldt volgens de raad niet voor de door [appellant sub 1] en anderen genoemde verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg van 5.453 mvt/etmaal, welk getal afkomstig is uit het deskundigenbericht dat de StAB in het kader van de beroepsprocedure gericht tegen de verleende omgevingsvergunning voor de Euroweg heeft opgesteld. De raad heeft daartoe toegelicht dat de verkeersintensiteit van 5.453 mvt/etmaal is gebaseerd op een theoretische berekening van de verkeersproductie van het bedrijventerrein Zwartewater waarbij gebruik is gemaakt van de kencijfers afkomstig uit de publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW (hierna: de CROW-publicatie). Deze kencijfers houden geen rekening houden met de lokale omstandigheden, waardoor de werkelijkheid in dit geval afwijkt van de op basis van de kencijfers berekende theoretische situatie, aldus de raad. Dit heeft de StAB volgens de raad ook onderkend in het deskundigenbericht door te vermelden dat de kengetallen uit de CROW-publicatie gelet op het relatief grote oppervlak van het bedrijventerrein Zwartewater in dit geval in beginsel een overschatting geven van de verkeersgeneratie van het bedrijventerrein. [appellant sub 1] en anderen, die in het bezit zijn van het deskundigenbericht dat de StAB in het kader van het beroep gericht tegen de verleende omgevingsvergunning voor de Euroweg heeft opgesteld, hebben de feitelijke juistheid van de stelling van de raad niet weersproken. Gelet hierop en op de bevindingen van de StAB in de onderhavige procedure dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs vermelde toekomstige verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg, ziet de Afdeling onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat niet kan worden uitgegaan van de feitelijke juistheid van de in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs vermelde toekomstige verkeersintensiteit op de Zwartewaterweg van 4.351 mvt/etmaal.

Het betoog faalt.

- Opheffing aansluiting Hanzeweg en Hoogstraat

20. [appellant sub 1] en anderen stellen voorts dat zij betwijfelen of in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs rekening is gehouden met de volgens hen in het bestemmingsplan voorziene opheffing van de aansluiting van de Hanzeweg en de Hoogstraat op de N331.

20.1. Zoals de Afdeling in het vorenstaande onder 9.2.1 heeft overwogen, voorziet het onderhavige bestemmingsplan niet in een wijziging van de verkeerssituatie bij de aansluiting van de Hanzeweg op de N331 en vormt de afsluiting van de aansluiting van de Hanzeweg op de N331 dan ook geen onderdeel van het raadsbesluit dat in deze procedure ter beoordeling voorligt. Dit geldt eveneens voor de door [appellant sub 1] en anderen genoemde afsluiting van de aansluiting van de Hoogstraat op de N331. Desalniettemin zijn volgens de raad in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs de effecten van de toekomstige afsluiting van de aansluiting van de Hanzeweg en de Hoogstraat op de N331 meegenomen. Daartoe wijst de raad erop dat aan de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs de verkeersgegevens ten grondslag liggen afkomstig uit het onderzoek dat Royal HaskoningDHV in 2013 ten behoeve van het door de provincie Overijssel opgestelde "Plan in Hoofdlijnen" heeft verricht. Het "Plan in Hoofdlijnen" omvat een onderzoek naar de verkeerseffecten van het voorkeursalternatief voor het totale project "N331 VOC’s Hasselt", waartoe blijkens het vermelde in het "Plan in Hoofdlijnen" de afsluiting van de aansluiting van de Hanzeweg en de Hoogstraat op de N331 behoren. Met de StAB is de Afdeling van oordeel dat gelet hierop geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de stelling van de raad dat in de verkeerscijfers uit het "Plan in Hoofdlijnen", welke verkeerscijfers ten grondslag liggen aan de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs, de verkeerseffecten van de afsluitingen zijn meegenomen.

Het betoog faalt.

- Euroweg

21. [appellant sub 3] wijst voorts op de aangelegde Euroweg waarvoor het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland op 5 oktober 2015 een omgevingsvergunning heeft verleend. Hij betwijfelt of in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs met de verkeerseffecten van de aanleg van de Euroweg rekening is gehouden.

21.1. De Afdeling stelt voorop dat nu voor de aanleg van de Euroweg een omgevingsvergunning is verleend voorafgaand aan de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan, de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan gehouden was met de verkeerseffecten van deze nieuwe weg rekening te houden.

In het "Plan in Hoofdlijnen" is vermeld dat de realisatie van de zuidelijke verbindingsweg van het bedrijventerrein Zwartewater naar de rotonde Zandwinning, ook wel genoemd de Euroweg, uitgangspunt is voor de gekozen voorkeursoplossing voor het project "N331 VOC’s Hasselt". De raad stelt zich gelet hierop op het standpunt dat de verkeerseffecten van de aanleg van de Euroweg zijn meegenomen in het in het "Plan in Hoofdlijnen" verrichte onderzoek naar de verkeerseffecten van het project "N331 VOC’s Hasselt". Evenals de StAB, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten om aan deze stelling van de raad te twijfelen. Nu, zoals hiervoor onder 20.1 is overwogen, aan de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs de verkeersgegevens uit het "Plan in Hoofdlijnen" ten grondslag liggen, is de Afdeling met de StAB van oordeel dat er geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de stelling van de raad dat in de door Geluid Plus Adviseurs gehanteerde verkeerscijfers de verkeerseffecten van de aanleg van de Euroweg zijn meegenomen.

Het betoog faalt.

21.2. Voor zover [appellant sub 1] en anderen in hun reactie op het eerste deskundigenbericht voorts de verkeerscijfers hebben bestreden die zijn gehanteerd bij de verleende omgevingsvergunning voor de Euroweg, overweegt de Afdeling dat het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning voor de aanleg daarvan in deze procedure niet ter beoordeling voorligt. De verkeerscijfers die bij de verleende omgevingsvergunning zijn gehanteerd kunnen in deze procedure dan ook niet op feitelijke juistheid worden getoetst. Hetgeen [appellant sub 1] en anderen over de verleende omgevingsvergunning voor de Euroweg hebben aangevoerd, laat de Afdeling in deze uitspraak dan ook buiten inhoudelijke bespreking.

- Containerterminal

22. [appellant sub 3] voert verder aan dat na het door Royal HaskoningDHV in 2013 verrichte verkeersonderzoek een containerterminal is gevestigd op het bedrijventerrein Zwartewater. Nu aan de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs de verkeersgegevens uit het door Royal HaskoningDHV in 2013 verrichte verkeersonderzoek ten grondslag liggen, is in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs mogelijk geen rekening gehouden met de verkeerseffecten van de containerterminal, aldus [appellant sub 3].

23. In het eerste deskundigenbericht is vermeld dat de containerterminal in mei 2015, derhalve voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan, op het bedrijventerrein Zwartewater is gevestigd. Gelet hierop diende de raad naar het oordeel van de Afdeling bij de vaststelling van het bestemmingsplan rekening te houden met de verkeerseffecten van de containerterminal.

De raad heeft in zijn reactie op het eerste deskundigenbericht alsmede tijdens de eerste zitting gesteld dat de laatste jaren verschillende bedrijven die op het bedrijventerrein Zwartewater waren gevestigd van het bedrijventerrein zijn vertrokken, waaronder een betoncentrale die eveneens de nodige aan- en afvoerbewegingen via de weg genereerde. De nieuwe vestiging van een containerterminal op het bedrijventerrein is volgens de raad onderdeel van de normale economische ontwikkelingen op een bedrijventerrein waar de ruimte die is ontstaan door vertrokken bedrijven wordt ingenomen door nieuwe bedrijven. Dergelijke normale economische ontwikkelingen zijn volgens de raad verdisconteerd in de verkeerscijfers uit het NRM, welke verkeerscijfers, zoals hiervoor onder 19.3.1 is overwogen, ten grondslag liggen aan het verkeersonderzoek dat Royal HaskoningDHV in 2013 heeft verricht. De Afdeling ziet, mede gelet op de niet weersproken stelling van de raad dat de containerterminal onder meer in de plaats is gekomen van een eerder op het bedrijventerrein Zwartewater gevestigde betoncentrale, in dit geval geen aanleiding voorgaande toelichting van de raad niet te volgen.

Het betoog faalt.

- Aansluiting Justitie Bastion

24. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betwijfelen verder of in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs rekening is gehouden met de verkeerseffecten van de in het plan voorziene aansluiting van het Justitie Bastion op de Zwartewaterweg.

24.1. De raad heeft in zijn brief van 9 maart 2017, in reactie op de vragen die de Afdeling bij de heropening van het onderzoek heeft gesteld, te kennen gegeven dat in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs geen rekening is gehouden met de verkeerseffecten van de in het plan voorziene aansluiting van het Justitie Bastion op de Zwartewaterweg. Gelet hierop heeft de raad de Afdeling verzocht deze aansluiting niet langer deel te laten uitmaken van het bestemmingsplan door het plandeel met de bestemming "Verkeer" en de daarop rustende dubbelbestemmingen ter plaatse te vernietigen. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft de in het plan voorziene aansluiting van het Justitie Bastion op de Zwartewaterweg niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De betogen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] slagen op dit punt. Het voornoemde plandeel zal in de einduitspraak worden vernietigd.

- Projectplan Herstructurering Bodewes Hasselt

25. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] wijzen voorts op verschillende raadsstukken over het "Projectplan Herstructurering Bodewes Hasselt". Uit deze raadsstukken blijkt volgens hen dat in plaats van de voornoemde aansluiting van het Justitie Bastion op de Zwartewaterweg een nieuwe parallelweg zal worden aangelegd langs de N331 ten behoeve van een nieuwe ontsluiting van jachthaven "De Mollenwaard" te Hasselt. In de raadsstukken is vermeld dat de aanleg van de nieuwe parallelweg zal worden meegenomen met de werkzaamheden aan de N331, zoals die in het onderhavige bestemmingsplan zijn voorzien. Gelet op deze gelijktijdigheid, hadden de verkeerseffecten van de nieuwe parallelweg mee moeten worden genomen in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs, aldus [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2].

25.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de aanleg van de nieuwe parallelweg langs de N331 een afzonderlijk project betreft dat los moet worden gezien van de in het onderhavige bestemmingsplan voorziene aanpassingen aan de N331. Voor de aanleg van de nieuwe parallelweg is een afzonderlijk bestemmingsplan in voorbereiding, aldus de raad.

25.2. De Afdeling stelt vast dat het "Projectplan Herstructurering Bodewes Hasselt" en het daarvoor op te stellen bestemmingsplan zich nog in de voorbereidende fase bevinden. Gelet hierop vormde de aanleg van de parallelweg langs de N331, als onderdeel van dit projectplan, ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog slechts een onzekere toekomstige gebeurtenis. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat hij met een dergelijke gebeurtenis bij de vaststelling van het bestreden bestemmingsplan geen rekening heeft hoeven te houden.

25.3. Voor zover [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] zich in dit verband voorts op het standpunt hebben gesteld dat de vaststelling van een afzonderlijk bestemmingsplan voor de aanleg van de parallelweg langs de N331 tot gevolg heeft dat de geluidbelasting bij hun woningen steeds stapsgewijs in opeenvolgende besluitvorming zal worden verhoogd, overweegt de Afdeling dat de systematiek van de Wgh zich hiertegen niet verzet (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 augustus 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AI1234). Overigens zal de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan voor het "Projectplan Herstructurering Bodewes" rekening dienen te houden met de in het onderhavige bestemmingsplan voorziene aanpassingen aan de N331 en moeten beoordelen of de in totaal verwachte geluidbelasting bij de woningen in en nabij het plangebied uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is.

- Verkeersintensiteit op de brug over het Zwarte Water

26. [appellant sub 1] en anderen hebben tijdens de tweede zitting voorts betoogd dat in de verkeerscijfers die in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs zijn gehanteerd, wordt uitgegaan van een te lage verkeersintensiteit op de brug over het Zwarte Water. Zij hebben daartoe aangevoerd dat in de verkeerscijfers geen rekening is gehouden met het verkeer dat volgens hen slechts voor een klein deel gebruik maakt van de N331, door vlak voor de brug de N331 op te gaan en op korte afstand na de brug de provinciale weg weer te verlaten.

26.1. De Afdeling is van oordeel dat het aanvoeren van een dergelijk betoog op de tweede zitting, nadat de StAB verschillende keren een deskundigenbericht heeft uitgebracht en tussen partijen na de heropening van het onderzoek reeds meerdere stukken zijn uitgewisseld, zodanig laat is dat de goede voortgang van de procedure daardoor wordt belemmerd. De Afdeling laat het betoog van [appellant sub 1] en anderen daarom wegens strijd met de goede procesorde buiten inhoudelijke bespreking.

- Conclusie verkeerscijfers

27. Blijkens hetgeen hiervoor onder 17 tot en met 26 is overwogen, biedt hetgeen [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] over de door Geluid Plus Adviseurs gehanteerde verkeerscijfers hebben aangevoerd uitsluitend aanleiding te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de verkeerscijfers voor zover daarin geen rekening is gehouden met de in het plan voorziene aansluiting van het Justitie Bastion op de Zwartewaterweg. Nu dit plandeel in de einduitspraak zal worden vernietigd en het aangevoerde voor het overige geen aanleiding geeft voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van de verkeerscijfers, gaat de Afdeling in het vervolg van deze uitspraak uit van de verkeerscijfers zoals die door Geluid Plus Adviseurs zijn gehanteerd.

Geluidberekeningen van Geluid Plus Adviseurs

- Gegevens en controle toegepaste aftrek op de berekende geluidbelasting

28. In het door [appellant sub 3] overgelegde rapport van Vliex van 15 maart 2016 wordt gesteld dat het akoestisch rapport van Geluid Plus Adviseurs van 27 november 2015, dat aan het vastgestelde bestemmingsplan ten grondslag ligt, onvoldoende informatie bevat om de juistheid van de geluidberekeningen, waaronder de toegepaste aftrek op de berekende geluidbelasting, te kunnen controleren.

28.1. In het eerste deskundigenbericht is vermeld dat het akoestisch rapport van 27 november 2015 naar de mening van de StAB een uitgebreide rapportage bevat van de uitgangspunten en invoergegevens van het akoestisch model en de onderzoeksresultaten. Daarbij is vermeld dat in bijlage 3 van het akoestisch rapport de relevante invoergegevens zijn opgenomen, inclusief de verkeersintensiteiten op de wegen. In de bijlagen 4 tot en met 9 van het akoestisch rapport zijn de rekenresultaten in de huidige situatie, in de toekomstige situatie zonder maatregelen en de toekomstige situatie met maatregelen weergegeven. Het akoestisch rapport biedt daarmee voldoende inzicht in het model en de berekeningen, aldus het eerste deskundigenbericht. De Afdeling ziet geen aanleiding deze bevindingen van de StAB niet te volgen. Daarbij betrekt de Afdeling voorts dat blijkens de reactie die Vliex op 18 december 2016 namens [appellant sub 3] op het eerste deskundigenbericht naar voren heeft gebracht, desgevraagd aan Vliex het akoestisch model ter beschikking is gesteld. Vliex heeft na ontvangst van het akoestisch model in zijn reactie van 18 december 2016 niet geconcretiseerd welke specifieke gegevens in het akoestisch onderzoek van Geluid Plus Adviseurs ten aanzien van de woning van [appellant sub 3] onjuist zouden zijn en of voor de woning van [appellant sub 3] ook daadwerkelijk een onjuiste aftrek op de berekende geluidbelasting zou zijn toegepast, zoals Vliex in zijn rapporten van 15 maart 2016 en 19 juli 2016 heeft gesteld. Ook tijdens de eerste zitting is dit niet geconcretiseerd. Dat zich bij de terbeschikkingstelling van de gemaakte geluidberekeningen een gebrek heeft voorgedaan waardoor [appellant sub 3] zou zijn benadeeld in het aanvoeren van zijn beroepsgronden over de gemaakte geluidberekeningen, zoals Vliex namens [appellant sub 3] stelt, vermag de Afdeling ook niet inzien.

Het betoog faalt.

- Obstakeltoeslag

29. [appellant sub 1] en anderen stellen zich op het standpunt dat in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs ten onrechte geen rekening is gehouden met een toeslag voor de in het plan voorziene rotondes. Dit is volgens hen wel vereist gelet op de extra geluidhinder die een rotonde veroorzaakt als gevolg van het afremmend en optrekkend verkeer bij een rotonde.

29.1. In het eerste deskundigenbericht is vermeld dat een rotonde kan worden aangemerkt als een obstakel wanneer ten gevolge van de rotonde de gemiddelde snelheid van de voertuigen die de rotonde naderen ten minste wordt gehalveerd. De obstakeltoeslag waar [appellant sub 1] en anderen op doelen wordt uitsluitend toegepast voor middelzware en zware voertuigen binnen een afstand van 100 m van het obstakel, aldus de StAB.

29.2. Wat betreft de in het plan voorziene rotonde bij de kruising van de N331 met de N759, is in het eerste deskundigenbericht vermeld dat binnen een straal van 100 m van de voorziene rotonde geen woningen zijn gesitueerd. [appellant sub 1] en anderen hebben dit niet weersproken, zodat de Afdeling uitgaat van de juistheid van die vaststelling.

[appellant sub 1] en anderen hebben zich in hun reactie op het eerste deskundigenbericht op het standpunt gesteld dat een obstakeltoeslag ook moet worden toegepast indien een woning binnen een afstand van 200 m van de rotonde is gesitueerd. Tijdens de eerste zitting hebben [appellant sub 1] en anderen gesteld dat dit met name geldt voor de woning van [appellant sub 1G], omdat deze woning volgens hen is gesitueerd binnen een afstand van 200 m van de voorziene rotonde bij de kruising van de N331 met de N759. De Afdeling ziet geen aanleiding [appellant sub 1] en anderen in hun standpunt te volgen. Daartoe overweegt de Afdeling als volgt. In het eerste deskundigenbericht is voor de vraag wanneer een obstakeltoeslag voor een rotonde moet worden gehanteerd, verwezen naar het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (hierna: RMG 2012) waarin in paragraaf 2.5.2 van bijlage III is vermeld dat een obstakeltoeslag wordt toegepast tot 100 m van de oorzaak van de snelheidsbeperking. In het RMG 2012 zijn regels opgenomen voor de wijze waarop een akoestisch onderzoek als bedoeld in de Wgh moet worden uitgevoerd. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd geen aanknopingspunten om, in afwijking van het vermelde in het deskundigenbericht, te oordelen dat de raad in dit geval in aanvulling op het bepaalde in het RMG 2012 ook een obstakelopslag had moeten toepassen indien een woning is gesitueerd binnen 200 m van de voorziene rotonde.

29.3. Ten aanzien van de in het plan voorziene rotonde bij de kruising van de N331 met de N377, is in het eerste deskundigenbericht vermeld dat de snelheid ter plaatse niet ten minste zal worden gehalveerd, zodat voor deze rotonde geen obstakeltoeslag hoeft te worden toegepast.

Vliex trekt namens [appellant sub 3] in zijn reactie op het eerste deskundigenbericht de conclusie van de StAB over het ontbreken van een halvering van de snelheid in twijfel. Volgens Vliex zal de snelheid van het verkeer dat de rotonde bij de kruising N331/N377 nadert, gelet op het reeds aanwezige verkeer op de rotonde, weldegelijk ten minste worden gehalveerd. De Afdeling stelt vast dat de woning van [appellant sub 3] aan de Cellemuiden 45 is gesitueerd op enkele honderden meters van de voorziene rotonde bij de kruising N331/N377. Nu zoals hiervoor onder 29.1 en 29.2 is overwogen een obstakeltoeslag uitsluitend wordt toegepast binnen een afstand van 100 m van het obstakel, leidt het toepassen van een obstakelcorrectie voor de rotonde N331/N377 dan ook niet tot een hogere geluidbelasting bij de woning van [appellant sub 3] dan in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs is berekend.

29.4. De betogen falen.

- Kruispunttoeslag

30. Vliex stelt namens [appellant sub 3] dat in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs voorts geen rekening is gehouden met het afremmend en optrekkend verkeer dat moet stoppen voor het verkeerslicht bij de brug over het Zwarte Water op het moment dat de brug geopend is. Volgens Vliex had voor een dergelijke situatie in de akoestische onderzoeken een kruispuntcorrectie moeten worden toegepast.

30.1. In het eerste deskundigenbericht is vermeld dat zich afremmend en optrekkend verkeer voordoet bij de brug over het Zwarte Water, maar dat feitelijk geen sprake is van een kruispunt. De brug gaat volgens opgave van de provincie ongeveer vijf à zes keer per dag open om scheepvaart door te laten. Het aantal keer dat voertuigen moeten afremmen en weer optrekken is zodoende beperkt, aldus de StAB.

Vliex trekt in zijn reactie op het eerste deskundigenbericht voorgaande conclusie van de StAB in twijfel. Vliex stelt daartoe dat niet duidelijk is hoe vaak de brug open zal gaan in het in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs voor de toekomstige geluidbelasting gehanteerde peiljaar 2028. In zijn reactie op het deskundigenbericht bestrijdt Vliex echter niet de conclusie van de StAB dat indien wel een kruispunttoeslag zou zijn toegepast dit geen verschil maakt voor de in de akoestische onderzoeken berekende toename van de geluidbelasting als gevolg van het plan, omdat de toeslag dan moet worden toegepast in zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie. Nu Vliex deze stelling van de StAB niet heeft weersproken, ziet de Afdeling in het betoog van Vliex over de te hanteren kruispunttoeslag geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een gebrek in de door Geluid Plus Adviseurs berekende toename van de geluidbelasting bij de woning van [appellant sub 3].

Het betoog faalt.

31. Voor zover [appellant sub 2] in haar reactie op het derde deskundigenbericht eveneens heeft gewezen op de geluidhinder van stilstaand en optrekkend vrachtverkeer voor de brug over het Zwarte Water, in welk verband zij een onderzoek van Peutz heeft overgelegd, overweegt de Afdeling dat het aanvoeren van dit betoog in een dergelijk stadium van deze procedure, waarin de StAB reeds verschillende keren een deskundigenbericht heeft uitgebracht en tussen partijen na de heropening van het onderzoek reeds meerdere stukken zijn uitgewisseld, zodanig laat is dat dit de goede voortgang van de procedure belemmert. De Afdeling laat het betoog van [appellant sub 2] over de geluidhinder van stilstaand en optrekkend vrachtverkeer en het overgelegde onderzoek van Peutz daarom wegens strijd met de goede procesorde buiten inhoudelijke bespreking.

- Voegovergangen

32. [appellant sub 1] en anderen betogen dat in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs ten onrechte geen rekening is gehouden met de geluidhinder van de voegovergangen in de brug over het Zwarte water.

32.1. In het tweede deskundigenbericht is nader ingegaan op het onderwerp geluidhinder van voegovergangen. Daarin is vermeld dat vast staat dat het extra geluid vanwege de voegovergangen in de brug over het Zwarte Water niet is meegenomen in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs. Dit is op zichzelf logisch, omdat het RMG 2012 - waarin de berekeningen voor het wegverkeersgeluid op basis van de Wgh zijn vervat - geen correctiefactor of toeslag bevat voor de extra geluidemissie die ontstaat door het rijden van een voertuig over een voeg, aldus de StAB. Los van het feit dat het RMG 2012 geen mogelijkheid biedt om bij de berekening van de geluidbelasting vanwege een weg rekening te houden met een toeslag vanwege het voegen- en brugdekgeluid, zou het optellen van het voegen- en brugdekgeluid bij de geluidbelasting vanwege de weg volgens de StAB ook weinig toegevoegde waarde hebben. Daartoe is in het tweede deskundigenbericht toegelicht dat het voegen- en brugdekgeluid in hoofdzaak een laagfrequent karakter heeft, wat betekent dat er relatief veel geluid wordt afgestraald in de lage geluidsfrequenties. Het laagfrequente deel van het geluidsspectrum weegt volgens de StAB vrijwel niet mee bij de berekening van de geluidbelasting vanwege de weg in de A-gewogen dosismaat. Het aandeel van het door het brugdek afgestraalde laagfrequente geluid zal in de totale A-gewogen geluidbelasting vanwege de weg maar zeer beperkt tot uitdrukking komen, aldus het tweede deskundigenbericht. Hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd biedt geen aanleiding op dit punt aan het vermelde in het tweede deskundigenbericht te twijfelen. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling in de omstandigheid dat in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs geen rekening is gehouden met het extra geluid vanwege de voegovergangen, geen aanleiding voor het oordeel dat niet kan worden uitgegaan van de in de akoestische onderzoeken vermelde A-gewogen geluidbelasting vanwege de weg om te kunnen beoordelen of de in het plan voorziene wegaanpassingen leiden tot een reconstructie als bedoeld in de Wgh.

32.2. Het vorenstaande betekent echter niet dat de raad bij de planvaststelling helemaal geen rekening hoefde te houden met het geluid van de voegovergangen in de brug over het Zwarte Water. Daartoe wijst de Afdeling erop dat in het tweede deskundigenbericht is vermeld dat het voegen- en brugdekgeluid als een aparte laagfrequente geluidsbron kan worden beschouwd, los van de beoordeling van het normale band-wegdekgeluid op basis van de Wgh. Dit betreft een aanvullende beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naar het oordeel van de Afdeling was de raad uit een oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit in dit geval gehouden een dergelijke beoordeling te verrichten. Daartoe acht de Afdeling van belang dat in het derde deskundigenbericht is vermeld dat als gevolg van het plan een deel van het bestaande vrachtverkeer op de Zwartewaterweg, welk verkeer vanwege het zwaardere gewicht volgens de StAB met name verantwoordelijk zal zijn voor de grootste aanstotingen van de voegovergangen en het brugdek, zal verschuiven naar de hoofdrijbaan: de N331. Deze verschuiving kan volgens de StAB gevolgen hebben voor de mate waarin laagfrequent geluid van de voegovergangen optreedt, omdat op de hoofdrijbaan een hogere maximumsnelheid geldt, namelijk 80 km/uur, dan op de Zwartewaterweg, waar de maximumsnelheid 50 km/uur bedraagt. De rijsnelheid is blijkens het vermelde in het tweede en derde deskundigenbericht een van de bepalende factoren voor de mate waarin trillingen in het brugdek kunnen optreden. Nu de snelheid op de hoofdrijbaan hoger is dan op de Zwartewaterweg, is het volgens de StAB dan ook mogelijk dat een verschuiving van een deel van het vrachtverkeer van de Zwartewaterweg naar de hoofdrijbaan zal leiden tot meer laagfrequent geluid. Tijdens de tweede zitting heeft de StAB toegelicht dat, om te kunnen beoordelen of deze toename van laagfrequent geluid zich daadwerkelijk voordoet en of deze toename vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is, metingen zullen moeten worden verricht aan de brug, zodat een oordeel kan worden gevormd over de huidige mate van hinder van het laagfrequente geluid van de voegovergangen in het brugdek en vervolgens kan worden beoordeeld of een mogelijke toename van hinder van laagfrequent geluid als gevolg van het plan uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nog aanvaardbaar kan worden geacht. Nu de raad voorafgaand aan de planvaststelling een dergelijk onderzoek niet heeft verricht, is de Afdeling van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

Het betoog van [appellant sub 1] en anderen slaagt.

32.3. Voor zover Vliex namens [appellant sub 3] in zijn nadere rapport van 15 augustus 2017 in het kader van het voorgaande heeft gesteld dat het plan echter niet uitsluitend leidt tot een verschuiving van het vrachtverkeer op de brug over het Zwarte Water, maar ook tot 4% extra vrachtverkeer op de brug, overweegt de Afdeling als volgt. De StAB heeft het nadere rapport van Vliex bestudeerd en concludeert in het derde deskundigenbericht dat Vliex bij de berekeningen van de toekomstige verkeersintensiteit in algemene zin is uitgegaan van 0,75% groei van de verkeersintensiteit per jaar in de periode 2017 tot 2028, welk groeipercentage niet is uitgesplitst naar voertuigcategorie en wegvak. De bijlagen bij het akoestisch onderzoek van Royal HaskoningDHV behorende bij het "Plan in Hoofdlijnen" geven volgens de StAB echter een gedetailleerder beeld van de autonome groei van de verkeersintensiteit op de verschillende wegen in het plangebied, omdat daarbij wel een uitsplitsing is gemaakt naar voertuigcategorie en wegvak. Op basis van een nadere analyse van deze gedetailleerdere verkeerscijfers, welke verkeerscijfers ten grondslag liggen aan de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs, concludeert de StAB dat als gevolg van het plan een verschuiving optreedt van een deel van het vrachtverkeer van de Zwartewaterweg naar de N331 ten opzichte van de autonome situatie, maar dat het totaal aantal vrachtwagenbewegingen op de brug in de plansituatie nagenoeg gelijk blijft aan de autonome situatie. De Afdeling ziet geen aanleiding deze bevindingen van de StAB niet te volgen.

- Verharding Zwartewaterweg

33. [appellant sub 1] en anderen stellen voorts dat in de toelichting bij het bestemmingsplan is vermeld dat op een deel van de Zwartewaterweg het asfalt wordt vervangen door betonklinkers. Betonklinkers veroorzaken 4 dB meer geluid dan asfaltverharding, aldus [appellant sub 1] en anderen. In de akoestische onderzoeken van Geluid Plus is hiermee volgens hen ten onrechte geen rekening gehouden.

33.1. De Afdeling stelt vast dat in de plantoelichting bij het bestreden bestemmingsplan niet is vermeld dat een deel van het asfalt op de Zwartewaterweg zal worden vervangen door betonklinkers. In zoverre mist het betoog van [appellant sub 1] en anderen dan ook feitelijke grondslag. Voorts overweegt de Afdeling dat in de nota van zienswijzen bij het onderhavige bestemmingsplan alsmede in het verweerschrift is vermeld dat eventuele transformatie van asfalt naar betonklinkers op een deel van de Zwartewaterweg geen onderdeel is van de uitvoering van het onderhavige bestemmingsplan. De raad heeft dit tijdens de eerste zitting nogmaals bevestigd. De Afdeling ziet gelet hierop geen aanleiding voor het oordeel dat in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs rekening had moeten worden gehouden met de effecten van de vervanging van een deel van het asfalt op de Zwartewaterweg door betonklinkers.

- Conclusie geluidberekeningen

34. Gelet op hetgeen hiervoor onder 28 tot en met 33 over de door Geluid Plus Adviseurs gemaakte geluidberekening is overwogen, slagen uitsluitend de betogen die betrekking hebben op het ontbreken van een onderzoek naar de mogelijke effecten van het plan op het laagfrequente geluid afkomstig van de aanstotingen van de voegovergangen in het brugdek over het Zwarte Water. Zoals hiervoor onder 32.1 is overwogen, betekent dit echter niet dat voor het overige niet kan worden uitgegaan van de in de akoestische onderzoeken berekende geluidbelasting vanwege de weg, omdat laagfrequent geluid vrijwel niet meeweegt bij de berekening van de geluidbelasting vanwege de weg in de A-gewogen dosismaat. Het voornoemde gebrek in het bestreden besluit vormt dan ook geen aanleiding om in het onderstaande bij de bespreking van de effecten van de verschillende geluidreducerende maatregelen op de geluidbelasting vanwege de weg niet uit te gaan van de in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs en de deskundigenberichten vermelde geluidwaarden.

Geluidreducerende maatregelen en hogere waarden Wgh

35. In het tweede deskundigenbericht is vermeld dat bij de woning van [appellant sub 3], enkele woningen van [appellant sub 1] en anderen en bij de woning van [appellant sub 2] de geluidbelasting als gevolg van het plan zal toenemen met meer dan 1,5 dB, waarmee sprake is van een reconstructie van een weg als bedoeld in de Wgh. Blijkens de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs en de stukken van de raad, beoogt de raad deze toename te beperken tot minder dan 1,5 dB door middel van het nemen van geluidreducerende maatregelen. In het akoestisch onderzoek van Geluid Plus Adviseurs van 27 november 2015 zijn daartoe verschillende geluidreducerende maatregelen vermeld, waaronder het toepassen van geluidreducerend asfalt, de realisatie van een geluidswal bij [locatie 4] en de realisatie van een geluidscherm langs een deel van de noordelijke rand van de N331. Na de vaststelling van het plan heeft Geluid Plus Adviseurs in opdracht van de raad verschillende nieuwe akoestische onderzoeken verricht naar de effecten van aanvullende en alternatieve geluidreducerende maatregelen, waaronder de realisatie van een geluidscherm aan de zuidzijde van de brug over het Zwarte Water en het doorvoeren van een snelheidsverlaging op een deel van de N331 door middel van het verplaatsen van de grens van de bebouwde kom. De nieuwe onderzoeken naar geluidreducerende maatregelen zijn zowel een gevolg van het hiervoor onder 14 vermelde standpunt van de raad dat verschillende (recreatie)woningen aan onder meer de Van Nahuysweg ten onrechte niet zijn meegenomen in het akoestisch onderzoek van 27 november 2015 alsmede een gevolg van voortschrijdend inzicht van de raad over de ruimtelijke aanvaardbaarheid en handhaafbaarheid van de verschillende geluidreducerende maatregelen. Nu de raad zich na de vaststelling van het plan over de te nemen geluidreducerende maatregelen op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit op dit punt niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

36. De Afdeling ziet uit een oogpunt van finale geschilbeslechting aanleiding in het onderstaande nader in te gaan op de verschillende geluidreducerende maatregelen waarvan de raad en het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college van gedeputeerde staten) tijdens de tweede zitting hebben toegezegd deze te zullen uitvoeren. De geluidreducerende maatregelen betreffen het toepassen van geluidreducerend asfalt, de plaatsing van een geluidswal bij [locatie 4] en de realisatie van een geluidscherm op de middenberm van de brug over het Zwarte Water, tussen de rijbanen van de N331 en de Zwartewaterweg, in combinatie met enkele aanvullende geluidreducerende maatregelen waar hieronder nader op zal worden ingegaan. De betogen die [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] over andere door Geluid Plus Adviseurs onderzochte geluidreducerende maatregelen hebben aangevoerd, zoals de verlaging van de maximumsnelheid op een deel van de N331 en de realisatie van een geluidscherm aan de zuidzijde van de brug over het Zwarte Water, laat de Afdeling in deze uitspraak buiten inhoudelijke bespreking, omdat de raad op basis van voortschrijdend inzicht heeft gesteld dat deze maatregelen niet zullen worden uitgevoerd.

37. [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] stellen zich op het standpunt dat onduidelijk is wat de effecten zijn van de geluidreducerende maatregelen op de geluidbelasting bij hun woningen. Daarnaast betogen zij dat onzeker is of de geluidreducerende maatregelen ook daadwerkelijk zullen worden uitgevoerd.

- Geluidreducerend asfalt

38. De wegdelen die volgens de raad en het college van gedeputeerde staten van geluidreducerend asfalt worden voorzien, zijn de wegdelen van de noordoostelijke grens van de bebouwde kom tot aan de rotonde met de Vaartweg, van de rotonde met de Vaartweg tot de brug over het Zwarte Water en vanaf de westelijke oever van het Zwarte Water tot aan de rotonde met de Nieuwe Weg. Nu het college van gedeputeerde staten tijdens de eerste en tweede zitting heeft toegezegd dat de provincie als wegbeheerder het geluidreducerend asfalt op de voornoemde wegdelen gelijktijdig met de in het bestemmingsplan voorziene wegaanpassingen zal realiseren, de provincie het als wegbeheerder in haar macht heeft deze maatregel te treffen, niet is gebleken van belemmeringen die zich tegen de uitvoering van de maatregel verzetten en de provincie op het getroffen worden van deze maatregelen in rechte aanspreekbaar is, is de Afdeling van oordeel dat voldoende zekerheid bestaat dat het geluidreducerend asfalt op de voornoemde wegdelen ook zal worden gerealiseerd.

38.1. Voor zover [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] in hun reacties op het derde deskundigenbericht stellen dat in aanbestedingsdocumenten voor de in het plan voorziene wegaanpassingen is vermeld dat ook andere vormen van geluidreducerend asfalt mogen worden gerealiseerd dan het type dat door Geluid Plus Adviseurs is onderzocht, heeft het college van gedeputeerde staten ter zitting toegelicht dat de aannemer de mogelijkheid heeft andere vormen van geluidreducerend asfalt te realiseren onder de voorwaarde dat de geluidreducerende effecten gelijkwaardig zijn. De Afdeling ziet gelet op deze ongeclausuleerde toezegging van het college van gedeputeerde staten geen aanleiding voor het oordeel dat niet kan worden uitgegaan van de door Geluid Plus Adviseurs berekende geluidreducerende effecten van de toepassing van geluidreducerend asfalt.

- Geluidswal [locatie 4]

39. De geluidswal betreft een wal ten zuiden van de woning [locatie 4] en loopt iets door tot voorbij de ter plaatse aanwezige rotonde, een en ander zoals is afgebeeld in bijlage 7 bij het akoestisch onderzoek van Geluid Plus Adviseurs van 27 november 2015. Tijdens de tweede zitting heeft het college van gedeputeerde staten toegelicht dat de provincie Overijssel de gronden heeft aangekocht waarop de geluidswal is voorzien. De Afdeling ziet geen aanleiding aan de feitelijke juistheid hiervan te twijfelen. Nu de provincie als eigenaar van de desbetreffende gronden het in haar macht heeft de geluidswal te realiseren, zowel het college van gedeputeerde staten als de raad ter zitting hebben toegezegd dat de geluidswal gelijktijdig met de in het bestemmingsplan voorziene wegaanpassingen zal worden gerealiseerd, niet is gebleken van belemmeringen die zich tegen de realisatie van de geluidswal verzetten en het college van gedeputeerde staten heeft toegezegd dat de provincie in rechte aanspreekbaar is op het realiseren van deze geluidswal is de Afdeling van oordeel dat ook ten aanzien van de geluidswal voldoende zekerheid bestaat dat die zal worden gerealiseerd.

- Geluidscherm op de middenberm en andere geluidreducerende maatregelen

40. De raad heeft bij zijn reactie op het tweede deskundigenbericht een nader akoestisch onderzoek overgelegd van Geluid Plus Adviseurs van 17 maart 2017. In dit onderzoek worden de akoestische effecten onderzocht van de realisatie van een geluidscherm op de middenberm van de brug over het Zwarte Water, tussen de rijbanen van de N331 en de Zwartewaterweg in. Het betreft een aan beide zijden absorberend geluidscherm met een lengte van ongeveer 190 m en een hoogte van 80 cm. Naar aanleiding van de bevindingen van de StAB in het derde deskundigenbericht dat met een dergelijk geluidscherm in combinatie met de voornoemde geluidswal en het geluidreducerend asfalt, bij de woning van [appellant sub 3] aan de Cellemuiden 45 en de woning van [appellant sub 1] en anderen aan de Van Nahuysweg 1D de geluidtoename als gevolg van het plan niet zal worden beperkt tot minder dan 1,5 dB, heeft de raad tijdens de tweede zitting gesteld enkele aanvullende geluidreducerende maatregelen te zullen treffen. Daartoe heeft de raad tijdens de tweede zitting een afbeelding overgelegd waarop het volgende is vermeld:

- de bestaande barriers aan de noord- en zuidzijde van de brug worden aangepast tot 80 cm hoge geluidschermen;

- de noordelijke barrier wordt in zuidwestelijke richting doorgetrokken in de vorm van een 60 m lang en 80 cm hoog geluidscherm. De noordelijke barrier wordt voorts verlengd over een lengte van 40 m met een hoogte van 80 cm;

- de bestaande barrier en vangrail in de middenberm op de brug over het Zwarte Water wordt vervangen door een 80% absorberend en 80 cm hoog geluidscherm, welk geluidscherm in afwijking van het akoestisch onderzoek van Geluid Plus Adviseurs van 17 maart 2017 wordt verlengd over een lengte van 40 m met eveneens een hoogte van 80 cm.

Het college van gedeputeerde staten heeft tijdens de tweede zitting toegezegd dat de geluidreducerende maatregelen, zoals die zijn vermeld op de afbeelding die tijdens de tweede zitting is overlegd, gelijktijdig met de in het bestemmingsplan voorziene wegaanpassingen zullen worden gerealiseerd. De raad heeft tijdens de tweede zitting voorts gesteld dat Geluid Plus Adviseurs heeft berekend dat met voornoemde geluidreducerende maatregelen in combinatie met het geluidreducerend asfalt en de geluidswal bij [locatie 4], bij alle woningen van appellanten de geluidtoename als gevolg van het plan minder dan 1,5 dB zal bedragen. De Afdeling kan de feitelijke juistheid van deze stelling van de raad echter niet controleren, omdat de raad voorafgaand aan de tweede zitting de nadere rekenresultaten van Geluid Plus Adviseurs niet heeft overgelegd. Het betoog van [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] dat thans nog steeds onzekerheid bestaat over de effecten van de verschillende geluidreducerende maatregelen op de geluidbelasting bij hun woningen, slaagt dan ook.

41. Over de geluidreducerende effecten van het middenscherm, hebben [appellant sub 1] en anderen in hun reactie op het derde deskundigenbericht voorts aangevoerd dat deze effecten waarschijnlijk minder groot zijn dan Geluid Plus Adviseurs en de StAB hebben berekend, omdat zich in de huidige situatie reeds een stepbarrier op de middenberm van de burg bevindt.

41.1. De raad heeft tijdens de tweede zitting toegelicht dat de bestaande barrier op de middenberm van de brug niet geluidsabsorberend is. Op de door de raad tijdens de tweede zitting overgelegde afbeelding is vermeld dat de bestaande barrier zal worden vervangen door een 80% absorberend geluidscherm. De Afdeling ziet gelet op deze toelichting van de raad in de enkele verwijzing van [appellant sub 1] en anderen naar de bestaande barrier op de middenberm van de brug als zodanig geen aanleiding te twijfelen aan de feitelijke juistheid van de door Geluid Plus Adviseurs en de StAB berekende geluidreducerende effecten van het geluidscherm op de middenberm van de brug.

- Hogere waarden Wgh

42. Nu thans nog geen duidelijkheid bestaat over de vraag of met de verschillende geluidreducerende maatregelen de toename van de geluidbelasting als gevolg van het plan bij de woningen van appellanten beperkt blijft tot minder dan 1,5 dB, kan thans nog geen oordeel worden gegeven over het betoog van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] dat voor hun woningen voorafgaand aan de planvaststelling hogere waarden hadden moeten worden vastgesteld op basis van de Wgh. De Afdeling zal dit betoog in de einduitspraak beoordelen.

Cumulatieve geluidbelasting

43. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de raad bij de planvaststelling ten onrechte heeft nagelaten onderzoek te verrichten naar de verwachte cumulatieve geluidbelasting bij hun woningen. Zij wijzen in dit verband op de cumulatie van geluid met andere wegen en nabij hun woningen gelegen bedrijventerreinen.

43.1. De raad stelt zich op het standpunt dat, omdat geen hogere waarden zijn vastgesteld, op basis van de Wgh geen verplichting bestaat onderzoek te verrichten naar de cumulatie van verschillende geluidsbronnen.

43.2. De stelling van de raad dat indien geen hogere waarden zijn vastgesteld, op basis van de Wgh geen verplichting bestaat onderzoek te verrichten naar de cumulatie van verschillende geluidsbronnen is juist. Dit neemt niet weg dat bij een belangenafweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel rekening moet worden gehouden met cumulatie van geluid. Nu de raad hier bij de planvaststelling geen rekening mee heeft gehouden, is het plan in zoverre vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.

Het betoog van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] slaagt.

43.3. Na de vaststelling van het plan is in opdracht van de raad alsnog onderzoek verricht naar de cumulatieve geluidbelasting. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in de notitie "Aanvulling akoestisch onderzoek reconstructie N331 te Hasselt" van Geluid Plus Adviseurs van 10 oktober 2016. De Afdeling ziet uit een oogpunt van finale geschilbeslechting aanleiding de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de berekende cumulatieve geluidbelasting te beoordelen.

43.4. In het eerste deskundigenbericht wordt ingegaan op de resultaten die zijn weergegeven in de voornoemde notitie van 10 oktober 2016. De StAB concludeert dat het door Geluid Plus Adviseurs verrichte onderzoek naar de cumulatieve geluidbelasting niet een realistisch beeld geeft van de cumulatie van geluid bij de woningen van [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3], omdat het geluid van andere wegen dan de N331 niet in dit onderzoek is meegenomen. Ook is in het onderzoek ten onrechte geen rekening gehouden met het geluid vanwege het nabijgelegen bedrijventerrein op woningen die net buiten de geluidzone van het bedrijventerrein liggen, aldus de StAB. De StAB heeft daarom zelf een onderzoek uitgevoerd naar de cumulatieve geluidbelasting bij de voor de geluidbelasting maatgevende woningen van [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3]. De resultaten daarvan zijn weergeven in het eerste deskundigenbericht, welke berekening in het tweede en derde deskundigenbericht opnieuw is uitgevoerd naar aanleiding van de door de raad doorgevoerde wijzigingen in de te treffen geluidreducerende maatregelen.

43.5. De StAB heeft berekend dat de cumulatieve geluidbelasting bij de voor de geluidbelasting maatgevende woningen van [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] in de huidige situatie varieert van 56,1 dB tot 62,3 dB. Dit is volgens de StAB een hoge geluidbelasting. Indien echter wordt gekeken naar de cumulatieve geluidbelasting in de huidige en de toekomstige situatie, dan blijkt de toename als gevolg van het plan relatief klein te zijn, aldus de StAB. In het eerste en tweede deskundigenbericht is hiertoe vermeld dat de cumulatieve geluidbelasting als gevolg van het plan zal toenemen met minder dan 1 dB, hetgeen volgens de StAB niet meer waarneembaar is. In het derde deskundigenbericht is vermeld dat de bevindingen ten aanzien van de cumulatieve geluidbelasting gelijk blijven ten opzichte van het eerste en tweede deskundigenbericht, omdat ook bij de realisatie van het in het akoestisch onderzoek van Geluid Plus Adviseurs van 17 maart 2017 vermelde geluidscherm op de middenberm van de brug over het Zwarte Water in combinatie met geluidreducerend asfalt en de geluidswal ten zuiden van [locatie 4], de cumulatieve geluidbelasting bij de woningen van appellanten als gevolg van het plan zal toenemen met minder dan 1 dB. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben de stelling van de StAB in de drie deskundigenberichten dat de cumulatieve geluidbelasting bij hun woningen als gevolg van het plan zal toenemen met minder dan 1 dB, niet bestreden.

De raad heeft zich tijdens de eerste zitting op het standpunt gesteld dat hij de door de StAB berekende toename van de cumulatieve geluidbelasting bij de woningen van [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar acht. De raad heeft daartoe toegelicht dat hij, gelet op de omstandigheid dat de als gevolg van het plan verwachte toename van de cumulatieve geluidbelasting niet waarneembaar zal zijn, een doorslaggevend gewicht toekent aan de belangen die met de vaststelling van het plan gemoeid zijn, namelijk het verbeteren van de verkeersveiligheid en de verkeersdoorstroming in en nabij Hasselt. De Afdeling ziet in dit geval geen aanleiding deze belangenafweging van de raad onredelijk te achten.

Verkeersveiligheid Zwartewaterweg

44. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met de verkeersveiligheid op de Zwartewaterweg. De verkeersveiligheid op de Zwartewaterweg is volgens [appellant sub 1] en anderen van groot belang, onder meer omdat op een deel van de Zwartewaterweg fietsers op de rijbaan rijden.

44.1. De raad heeft zich tijdens de eerste zitting op het standpunt gesteld dat de verkeersveiligheid op de Zwartewaterweg als gevolg van het plan niet zal verslechteren. Daartoe heeft de raad toegelicht dat langs het zuidelijke deel van de Zwartewaterweg richting het bedrijventerrein Zwartewater vooruitlopend op de uitvoering van het project "N331 VOC’s Hasselt" vrijliggende fietspaden zijn aangelegd. De feitelijke juistheid van deze stelling van de raad hebben [appellant sub 1] en anderen niet weersproken. Door de aanleg van de vrijliggende fietspaden is de verkeersveiligheid van fietsers op het zuidelijke deel van de Zwartewaterweg gewaarborgd, aldus de raad. De Afdeling ziet geen aanleiding de raad niet in dit standpunt te volgen.

Wat betreft het noordelijke deel van de Zwartewaterweg, heeft de raad erop gewezen dat na de realisatie van de in het plan voorziene rotonde bij de kruising van de N331 met de N759 de doorgaande verkeersstromen niet langer zullen worden afgewikkeld via de Zwartewaterweg maar via de provinciale weg N331. Hierdoor zal de verkeersintensiteit op het noordelijke deel van de Zwartewaterweg ten opzichte van de huidige situatie afnemen, aldus de raad. De Afdeling stelt vast dat dit standpunt van de raad wordt ondersteund door de verkeerscijfers die zijn vermeld in de akoestische onderzoeken van Geluid Plus Adviseurs. In hoofdstuk 4 van de akoestische onderzoeken is vermeld dat de verkeersintensiteit op het deel van de Zwartewaterweg vanaf de Nieuwe Weg tot Buiten de Venepoort zal afnemen van 6.947 mvt/etmaal in de huidige situatie naar 4.271 mvt/etmaal in het referentiejaar 2028. Door de verlaging van de verkeersintensiteit zal de verkeersveiligheid op het noordelijke deel van de Zwartewaterweg als gevolg van het plan niet verslechteren, aldus de raad. De Afdeling ziet evenmin aanleiding de raad niet in dit standpunt te volgen.

Het betoog faalt.

44.2. Het betoog van [appellant sub 1] en anderen dat ook de in het plan voorziene aansluiting van het Justitie Bastion op de Zwartewaterweg negatieve gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid voor de fietsers op de Zwartewaterweg, laat de Afdeling buiten inhoudelijke bespreking, omdat dit deel van het bestemmingsplan blijkens hetgeen hiervoor onder 24.1 is overwogen, in de einduitspraak zal worden vernietigd.

Oversteek Zwartsluizerweg naar Buiten de Venepoort

45. [appellant sub 1] en anderen wijzen voorts op de oversteek van de Zwartsluizerweg naar Buiten de Venepoort bij de kruising met de N377. [appellant sub 1] en anderen vrezen dat de aanleg van de in het bestemmingsplan voorziene nieuwe rotonde bij de kruising van de N331 met de N377 tot gevolg zal hebben dat het langzaam verkeer, met name het landbouwverkeer, dat vanaf de Zwartsluizerweg de Buiten de Venepoort wil bereiken en andersom moeilijker de N377 zal kunnen oversteken.

45.1. In het eerste deskundigenbericht is, onder verwijzing naar de plantoelichting, vermeld dat in de huidige situatie lange wachttijden bestaan voor langzaam verkeer dat komend van de Zwartsluizerweg dan wel de Buiten de Venepoort de N377 wil oversteken, omdat tijdens de spits deze oversteeklocatie is geblokkeerd door het verkeer dat van de N331 richting de N377 rijdt en andersom. Dit wordt onder meer veroorzaakt door de beperkte afstand tussen de oversteeklocatie en de kruising N331/N377, aldus de StAB. In het eerste deskundigenbericht is vermeld dat na de realisatie van de in het plan voorziene rotonde bij de kruising N331/N377 de afstand tussen deze kruising en de voornoemde oversteeklocatie zal worden vergroot, waardoor de oversteeklocatie in de spits minder snel zal zijn geblokkeerd. Daarnaast wordt in het eerste deskundigenbericht gewezen op de in het plan voorziene verbreding van de bestaande middengeleider in de N377, welke middengeleider is bedoeld voor groepen fietsers of een tractor die de N377 oversteken. In het eerste deskundigenbericht is vervolgens geconcludeerd dat in de nieuwe situatie de mogelijkheden voor langzaam verkeer om de N377 over te steken, zullen verbeteren.

[appellant sub 1] en anderen hebben in hun reactie op het eerste deskundigenbericht gesteld dat zij twijfelen of de middengeleider na de voorziene verbreding voldoende breed zal zijn voor tractoren met aanhangers. Dat de middengeleider mogelijk niet voldoende breed zal zijn voor al het landbouwverkeer doet naar het oordeel van de Afdeling echter niet af aan de totale verbetering van de verkeersdoorstroming die blijkens het vermelde in het eerste deskundigenbericht met de realisatie van de rotonde bij de kruising van de N331/N337 zal worden bereikt.

Het betoog faalt.

Uitweg [locatie 5]

46. [appellant sub 1] en anderen stellen verder dat uit de plantoelichting en het daarbij gevoegde document "Aanmeldingsnotitie ten behoeve van vormvrije m.e.r.-beoordeling, N331 VOC’s Hasselt" van Royal HaskoningDHV van 1 oktober 2013 blijkt dat de aansluiting van de bestaande uitweg van de woning van [appellant sub 1] aan de [locatie 5] op de N331 zal worden opgeheven. Het is volgens [appellant sub 1] en anderen onduidelijk of het bestemmingsplan hierin voorziet, omdat de uitweg volgens hen is gesitueerd buiten de grenzen van het plangebied van het bestemmingsplan.

46.1. De Afdeling stelt vast dat de uitweg van de woning aan de [locatie 5] en de aansluiting van deze uitweg op de N331 zijn gesitueerd buiten de grenzen van het plangebied van het bestreden bestemmingsplan. Dit betekent dat dit bestemmingsplan niet voorziet in een wijziging van de verkeerssituatie ter plaatse. De Afdeling komt in deze procedure daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van hetgeen [appellant sub 1] en anderen over de mogelijke wijziging van de aansluiting van de uitweg van de woning aan de [locatie 5] op de N331 hebben aangevoerd.

Het betoog faalt.

Opheffing aansluiting Hoogstraat op de N331

47. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de in het bestemmingsplan voorziene opheffing van de aansluiting van de Hoogstraat op de N331 mogelijk negatieve effecten zal hebben op het toerisme en de middenstand. Door het opheffen van deze aansluiting zullen toeristen volgens [appellant sub 1] en anderen minder vaak langs de bedrijven aan de Hoogstraat rijden, waardoor het aantal impulsbezoeken aan deze bedrijven zal verminderen. Hier is volgens hen bij de vaststelling van het plan ten onrechte geen rekening mee gehouden.

47.1. Nog daargelaten de omstandigheid dat het bestreden bestemmingsplan, zoals hiervoor onder 20.1 is overwogen, niet voorziet in een wijziging van de verkeerssituatie bij de aansluiting van de Hoogstraat op de N331, is de Afdeling voorts van oordeel dat de raad in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de verbetering van de verkeersstroming en de verkeersveiligheid die met het totale project "N331 VOC’s Hasselt" is beoogd, dan aan de belangen van de bedrijven aan de Hoogstraat bij het ongewijzigd blijven van de verkeerssituatie in en nabij de Hoogstraat.

Het betoog faalt.

Afrit Van Nahuysweg

48. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] wijzen erop dat in het ontwerpbestemmingsplan was voorzien in een afrit van de N331 richting de Van Nahuysweg. Hoewel de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft besloten deze afrit niet in dit plan mogelijk te maken, is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl te zien dat ter plaatse van de beoogde afrit nog steeds de bestemming "Verkeer" is toegekend, aldus [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2].

48.1. De Afdeling stelt vast dat het thans bestreden bestemmingsplan, zoals dat op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl is te raadplegen, niet voorziet in de realisatie van een afrit van de N331 richting de Van Nahuysweg. Tijdens de eerste zitting is komen vast te staan dat de bestemming "Verkeer" die op www.ruimtelijkeplannen.nl zichtbaar is ter plaatse van de toekomstige afrit, de bestemming is zoals deze ter plaatse was toegekend in het ontwerp- en het voorontwerp voor het onderhavige bestemmingsplan. Het betoog van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] mist dan ook feitelijke grondslag.

48.2. Voor zover [appellant sub 1] en anderen voorts hebben aangevoerd dat op het moment dat de afrit van de N331 richting de Van Nahuysweg in de toekomst alsnog planologisch zal worden mogelijk gemaakt, de geluidbelasting bij hun woningen steeds stapsgewijs in afzonderlijke besluitvorming zal worden verhoogd, verwijst de Afdeling naar hetgeen zij hierover onder 25.3 van deze uitspraak heeft overwogen.

Licht- en windhinder en landschap

49. [appellant sub 1] en anderen vrezen ten gevolge van de in het plan voorziene rotondes lichthinder te ondervinden van inschijnende koplampen en van de lantaarnpalen die bij de rotondes zullen worden geplaatst. Volgens hen heeft de raad daaraan bij de vaststelling van het plan onvoldoende gewicht toegekend. Voor zover de raad er in de zienswijzennota op heeft gewezen dat een groenplan zal worden opgesteld ter voorkoming van lichthinder en visuele hinder, stellen [appellant sub 1] en anderen zich op het standpunt dat dit groenplan voorafgaand aan dan wel gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan had moeten worden opgesteld en bij de planstukken had moeten worden gevoegd.

[appellant sub 1] en anderen vrezen voorts dat bij de realisatie van de rotonde op de kruising N331/N759 de bestaande bomenrij langs de huidige oprit richting de Mastenbroekerpolder zal worden gekapt. Volgens hen zal het kappen van de bomenrij onder meer zorgen voor windhinder en daarnaast leiden tot een inbreuk op het landschap.

49.1. De Afdeling stelt vast dat van de appellanten [appellant sub 1] en anderen [appellant sub 1G] het dichtst bij de voorziene rotonde op de kruising N331/N759 woont en [appellant sub 1] het dichtst bij de voorziene rotonde op de kruising N331/N377. De afstand tussen hun woningen en de voorziene rotondes bedraagt meer dan 100 m. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich gelet op deze afstand in dit geval in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot onevenredige lichthinder bij de woningen van [appellant sub 1G] en [appellant sub 1]. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad voorafgaand aan dan wel gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan een groenplan had moeten vaststellen om inzicht te bieden in de maatregelen die zouden moeten worden getroffen om de lichthinder bij de woningen van [appellant sub 1G] en [appellant sub 1] te beperken.

49.2. De Afdeling stelt verder vast dat in de planregels van het bestreden bestemmingsplan geen bepalingen zijn opgenomen ten behoeve van het behoud van de op de kruising N331/N759 aanwezige houtopstand. De raad heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat bij deze kruising een gedeelte van de opgaande beplanting zal worden geveld onder meer om de zichtbaarheid op en de beleefbaarheid van de aan de zuidzijde van de N759 aanwezige kreek te verbeteren, welke kreek aan het zicht is onttrokken door de opgaande beplanting rondom de kreek. Dit leidt volgens de raad tot een verbetering van de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit ter plaatse waaraan volgens de raad een zwaarder gewicht dient te worden toegekend dan aan de door [appellant sub 1] en anderen gevreesde negatieve effecten van het vellen van houtopstand ter plaatse, zoals een toename van windhinder. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Gelet hierop bestaat evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen noodzaak bestaat voor het opnemen van een beschermingsregeling in het bestemmingsplan ten behoeve van het behoud van de bestaande houtopstand nabij de kruising N331/N759.

49.3. De betogen falen.

Uitvoerbaarheid

Vleermuizen

50. [appellant sub 1] en anderen betogen dat aan het plan geen toereikend onderzoek ten grondslag ligt naar de effecten van het plan op vleermuizen. Zij wijzen er daartoe op dat het aan het bestemmingsplan ten grondslag gelegde rapport "Ecoscan Hasselt" van Royal Haskoning, waarin onderzoek is gedaan naar de effecten van het plan op vleermuizen, dateert van 29 september 2011. Volgens [appellant sub 1] en anderen is het in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid om vijf jaar later het bestemmingsplan vast te stellen zonder het ecologisch onderzoek te actualiseren.

Daarnaast betogen [appellant sub 1] en anderen dat in 2011 een onvolledig onderzoek is verricht naar de effecten van het plan op vleermuizen. Zij wijzen er daartoe op dat in de Ecoscan van Royal Haskoning is vermeld dat het onderzoek niet is uitgevoerd volgens het vleermuisprotocol.

Voorts voeren [appellant sub 1] en anderen aan dat in het bestemmingsplan ten onrechte niet is bepaald dat bij de herinrichting van de N331 gebruik dient te worden gemaakt van vliermuisvriendelijke verlichting.

50.1. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) in werking getreden en zijn de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) en Flora- en faunawet (hierna: Ffw) ingetrokken. Uit artikel 9.10 van de Wnb volgt dat dit geschil nu het plan is vastgesteld vóór 1 januari 2017 moet worden beoordeeld aan de hand van het voor die datum geldende recht.

50.2. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt dan wel een ontheffing op grond van de Wnb (voorheen: Ffw) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was de Ffw het geldende recht. De raad heeft het plan niet kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan binnen de planperiode van in beginsel 10 jaar in de weg stond.

50.3. Voor de beantwoording van de vraag of de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat, heeft Royal Haskoning een ecologisch onderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten zijn neergelegd in de voornoemde Ecoscan van 29 september 2011. In deze Ecoscan staat dat tijdens het veldbezoek geen verblijfplaatsen zijn aangetroffen van vleermuizen. Verder is in de Ecoscan geconcludeerd dat het functionele leefgebied van de in het plangebied waargenomen dwergvleermuizen en laatvliegers als gevolg van het plan niet wordt aangetast, waardoor het voortbestaan van de lokale populatie vleermuizen is gegarandeerd. In de Ecoscan is vervolgens geconcludeerd dat voor de vleermuizen een ontheffing van de Ffw niet is vereist.

50.4. Ter beoordeling staat of hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich bij de vaststelling van het plan niet in redelijkheid op de resultaten van de Ecoscan heeft mogen baseren.

In de enkele omstandigheid dat de Ecoscan vijf jaar voor de vaststelling van het bestemmingsplan is uitgevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat dit onderzoek zodanig verouderd is dat de raad zich daar bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet in redelijkheid op heeft kunnen baseren. De omstandigheid dat in 2013 na het opstellen van de Ecoscan volgens [appellant sub 1] en anderen een nieuw vleermuisprotocol is vastgesteld en dat volgens hen het in 2011 verrichte onderzoek niet zou zijn uitgevoerd volgens het op dat moment geldende vleermuisprotocol, biedt geen aanleiding voor een ander oordeel. Zoals de Afdeling onder meer heeft overwogen in haar uitspraak van 1 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2081, is het vleermuisprotocol een leidraad bij het onderzoek ten behoeve van een aanvraag om een ontheffing op grond van de Ffw. De onderhavige procedure betreft niet de verlening van een dergelijke ontheffing, maar slechts de vraag of de raad in redelijkheid op voorhand had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan binnen de planperiode van in beginsel 10 jaar in de weg staat. Daarnaast overweegt de Afdeling dat in de Ecoscan staat dat het onderzoek is uitgevoerd met behulp van informatie verkregen uit verschillende literatuur- en internetbronnen. Deze informatie is vervolgens bezien in het licht van de resultaten van twee veldonderzoeken. De veldonderzoeken zijn geschikt om een indruk te krijgen van de aanwezige soorten en habitats, aldus de Ecoscan. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de in 2011 verrichte veldonderzoeken in combinatie ook met bestudeerde literatuur- en internetbronnen geen representatief beeld hebben gegeven van de in het plangebied voorkomende vleermuizen en de mogelijke verblijfplaatsen van de vleermuizen.

Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich bij de vaststelling van het plan niet in redelijkheid op de resultaten van de Ecoscan heeft kunnen baseren.

50.5. Wat betreft het betoog van [appellant sub 1] en anderen dat het type verlichting langs de te reconstrueren delen van de N331 in het bestemmingsplan had moeten worden vastgelegd, overweegt de Afdeling dat het soort verlichting een uitvoeringsaspect betreft. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Daarnaast overweegt de Afdeling dat [appellant sub 1] en anderen in hun beroepschrift hebben vermeld dat er verlichting mogelijk is die vleermuisvriendelijk is. Gelet hierop bestaat er ook op dit punt geen aanleiding voor het oordeel dat de in het plangebied voorkomende vleermuizen aan de uitvoerbaarheid van het plan binnen de planperiode van in beginsel tien jaar in de weg zullen staan.

50.6. Voor zover [appellant sub 1] en anderen na de heropening van het onderzoek in hun reacties op het tweede en derde deskundigenbericht aanvullende argumenten en stukken, zoals aanbestedingsdocumenten, hebben ingediend ter onderbouwing van hun stelling dat geen deugdelijk onderzoek is verricht naar de effecten van het plan op vleermuizen, is de Afdeling van oordeel dat gelet op de late fase waarin de argumenten en stukken zijn ingediend de goede voortgang van de procedure in dit geval wordt belemmerd. De Afdeling laat deze nadere argumenten en stukken daarom wegens strijd met de goede procesorde buiten inhoudelijke bespreking.

50.7. De betogen falen.

Financiële uitvoerbaarheid

51. [appellant sub 3] uit tot slot twijfels over de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Hij wijst er daartoe op dat in 2007 voor de uitvoering van de reconstructie van de N331 slechts € 4.000.000 beschikbaar was. In de plantoelichting bij het vastgestelde plan staat dat de totale kostenomvang van het project echter € 9.400.000 bedraagt, waarbij voorts wordt uitgegaan van een ramingsmarge van 20%. Gelet hierop is het volgens [appellant sub 3] de vraag of het plan financieel uitvoerbaar is.

51.1. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder ook de financiële uitvoerbaarheid is begrepen, slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar.

51.2. In hoofdstuk 6 van de plantoelichting is vermeld dat de financiering van de N331 wordt gedekt uit de reserve provinciale infrastructuur van de provincie Overijssel van € 7.125.000 en een bijdrage van de gemeente Zwartewaterland van € 2.275.000. De raad heeft dit in zijn verweerschrift bevestigd. Nu het beschikbare budget overeenkomt met de geraamde totale kostenomvang van het project ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar.

Het betoog faalt.

Bestuurlijke lus

52. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen de resterende gebreken in het bestreden besluit te herstellen. De Afdeling zal hiertoe een termijn stellen. De raad dient:

a. zich met inachtneming van overweging 32.2 van deze uitspraak met behulp van geluidsmetingen een oordeel te vormen over de mate van hinder van laagfrequent geluid als gevolg van de aanstotingen van de voegovergangen in de brug over het Zwarte Water in de huidige situatie en vervolgens te onderzoeken of de als gevolg van het plan verwachte verschuiving van een deel van het verkeer van de Zwartewaterweg naar de N331 invloed heeft op de mate waarin hinder van laagfrequent geluid van de voegovergangen optreedt.

Bij de beoordeling van de plansituatie zou de raad bijvoorbeeld nader inzichtelijk kunnen maken wat de verkeersintensiteit en het aandeel van de verschillende typen verkeer daarin op de Zwartewaterweg bedraagt in de huidige situatie en wat gelet daarop de exacte omvang is van de als gevolg van het plan verwachte verplaatsing van een deel van het verkeer van de Zwartewaterweg naar de N331. De Afdeling wijst in dit verband op de stelling van de raad tijdens de tweede zitting dat in de gehanteerde verkeerscijfers voor het aantal vrachtwagenbewegingen op de Zwartewaterweg reeds is uitgegaan van een ‘worst-case’-scenario. Voorts zou de raad bij zijn beoordeling van de plansituatie bijvoorbeeld nader inzichtelijk kunnen maken wat in de praktijk het snelheidsverschil bedraagt tussen het verkeer op de Zwartewaterweg en de N331, om zo nader te kunnen beoordelen of het verkeer op de N331 de voegovergangen daadwerkelijk harder aanstoot dan het verkeer op de Zwartewaterweg en wat het effect hiervan is op het laagfrequent geluid.

Indien uit het nadere onderzoek blijkt dat als gevolg van het plan meer hinder van laagfrequent geluid optreedt, dient de raad te beoordelen of deze toename uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is. Indien dat niet het geval is, dient de raad in samenspraak met het college van gedeputeerde staten toe te lichten welke maatregelen zullen worden genomen om het voegengeluid te reduceren, dan wel het bestreden besluit te wijzigen door vaststelling van een ander besluit;

b. met inachtneming van overweging 40 van deze uitspraak nader inzichtelijk te maken wat de effecten zijn van de realisatie van de geluidreducerende maatregelen die zijn vermeld op de tijdens de tweede zitting overgelegde afbeelding in combinatie met de realisatie van een geluidswal bij [locatie 4] en het geluidreducerend asfalt op de wegdelen zoals is omschreven bij overweging 38 van deze uitspraak.

52.1. Indien de raad in de verrichte nadere onderzoeken aanleiding ziet voor het nemen van een nieuw besluit, behoeft geen toepassing te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Een nieuw besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze te worden bekendgemaakt en medegedeeld.

Proceskosten

53. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen, voor zover ingesteld door [appellant sub 1A], [appellant sub 1B] en [appellant sub 1C], en het beroep van [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B] niet-ontvankelijk;

II. draagt de raad van de gemeente Zwartewaterland op:

a. om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak de onder 52 genoemde gebreken in het bestreden besluit van 14 januari 2016 te herstellen met inachtneming van hetgeen omtrent die gebreken in deze uitspraak is overwogen, en

b. de Afdeling en de betrokken partijen de uitkomst van de onder II.a opgenomen opdracht mede te delen en een nieuw of gewijzigd besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.C. van Zuijlen, griffier.

w.g. Van Sloten w.g. Van Zuijlen
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2017

810.