Uitspraak 201606040/1/R2


Volledige tekst

201606040/1/R2.
Datum uitspraak: 20 september 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Hapert, gemeente Bladel,

en

de raad van de gemeente Bladel,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 maart 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Motorcrossterrein De Ketelberg te Hapert 2015" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2017, waar [appellante] in persoon, bijgestaan door [gemachtigde] en mr. W. Krijger, en de raad, vertegenwoordigd door C.E.J.M. van Hintum en ing. L.J.G. Stortelder, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord de vereniging Motorcrossclub de Kempen (hierna: de Kempen), vertegenwoordigd door dr. G. Noordergraaf.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan voorziet in de planologische regeling van de helft van de geluidszone, als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh), rondom het motorcrossterrein "De Ketelberg". Het gaat om het gedeelte van de geluidszone, dat binnen de grenzen van de gemeente Bladel ligt. De andere helft van de geluidszone ligt in de gemeente Eersel. Het plan heeft betrekking en dient als aanvulling op een aantal bestemmingsplannen. Op de gronden waarover de geluidszone ligt, blijven onder meer de bestemmingsplannen "Buitengebied Bladel 2014", "KBP 2008, herziening 2011", "Bestemmingsplan buitengebied 2010" mede van toepassing. [appellante] woont aan de rand van de in het plan vastgelegde zone.

Algemeen

2. De raad heeft ter zitting het betoog, inhoudende dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk is, ingetrokken.

[appellante] heeft ter zitting het betoog met betrekking tot de gebrekkige digitale beschikbaarheid van stukken die bij het vastgestelde plan behoren ingetrokken.

Toetsingskader

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Procedurele aspecten

4. [appellante] betoogt dat bij de terinzagelegging van het ontwerpplan ten onrechte een verkeerd akoestisch rapport was gevoegd.

4.1. Artikel 3:11, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt als volgt: "Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage."

Artikel 6: 22, van de Awb luidt als volgt: "Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien blijkt dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld."

4.2. Niet in geschil is dat het door [appellante] bedoelde geluidsrapport een op het ontwerp betrekking hebbend stuk is dat redelijkerwijs nodig is voor een beoordeling van het ontwerp. Door een ander akoestisch rapport ter inzage te leggen heeft de raad in strijd gehandeld met artikel 3:11, eerste lid, van de Awb. Het betoog slaagt. De Afdeling ziet echter aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. [appellante] was bekend met het rapport en de inhoud daarvan. Niet aannemelijk is dat andere belanghebbenden zijn benadeeld, nu het bestaan van het desbetreffende rapport kenbaar was omdat in de in het kader van het ontwerpplan ter inzage gelegde stukken daarvan melding is gemaakt. Aangenomen mag worden dat andere belanghebbenden een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht waarin erop zou zijn gewezen dat het rapport niet ter inzage was gelegd, dan wel dat zij, na desgevraagd inzage te hebben gehad in de rapportage, ter zake een zienswijze naar voren zouden hebben gebracht.

De plantoelichting

5. [appellante] betoogt verder dat de plantoelichting een aantal onjuistheden bevat, zoals de stelling dat sprake is van een partiële herziening in plaats van een parapluplan. De Afdeling overweegt dienaangaande dat de plantoelichting, anders dan de regels en de verbeelding, niet bindend is. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de door [appellante] genoemde onjuistheden tot een onjuiste uitleg van de verbeelding of de planregels zouden kunnen leiden.

Het betoog faalt.

De zonevaststelling

6. [appellante] betoogt dat de geluidszone ten onrechte is vastgelegd zonder de vraag onder ogen te zien of deze verenigbaar is met een goede ruimtelijke ordening. Ten behoeve van de vaststelling van het plan had zelfstandig onderzoek moeten worden verricht in plaats van het aan de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu ten grondslag gelegde onderzoek opnieuw te gebruiken. Ook sluit de in het plan vastgelegde zone niet aan bij het gedeelte van de geluidszone, dat gelegen is op het grondgebied van de gemeente Eersel.

Verder betoogt [appellante] dat in de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is bepaald dat binnen 9 maanden na ingebruikname van de inrichting door middel van akoestisch onderzoek moet worden aangetoond dat aan bepaalde geluidsvoorschriften is voldaan. Nu in dit geval door de Kempen met grote regelmaat niet aan de geluidsvoorschriften wordt voldaan, mogen de activiteiten die de oorzaak van de overschrijding zijn niet eerder plaatsvinden dan nadat de overschrijding ongedaan is gemaakt en kan ter zake geen zone worden vastgesteld. Uit een uit februari 2015 daterend onderzoek van de omgevingsdienst Zuidoost-Brabant blijkt dat de geluidsnormen niet worden gehaald. Later uitgevoerde onderzoeken zijn niet op alle in de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu vastgelegde meetpunten uitgevoerd en onderzoeken waarin overtredingen zijn geconstateerd worden ten onrechte als niet representatief afgedaan. Bovendien blijkt al uit de omstandigheid dat overleg gaande is over het treffen van geluidwerende maatregelen dat nu niet aan de normen van de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu kan worden voldaan. Zolang niet duidelijk is of een en ander uitvoerbaar is, had geen geluidszone mogen worden vastgesteld.

Ook betoogt [appellante] dat zich na de vergunningverlening een aantal ontwikkelingen heeft voorgedaan. Zo is de toegangsweg voor het terrein gewijzigd en zijn op en nabij het motorcrossterrein inmiddels nieuwe activiteiten ontwikkeld, zoals kamperen en het met regelmaat parkeren buiten dat terrein. Deze activiteiten hadden in het plan moeten worden geregeld en hadden moeten worden meegenomen bij een nieuwe, integrale planologische regeling voor het motorcrossterrein. Ook is bij het bestreden besluit een motie aangenomen die opdracht geeft om in overleg met partijen te treden. De raad had de uitkomst van dat overleg moeten afwachten.

6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de in het plan opgenomen geluidszone één op één is overgenomen uit de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu van 26 juni 2012, zoals deze luidt als gevolg van de aanpassing daarvan bij de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 5 juni 2013 en nadien in rechte onaantastbaar is geworden. Verder hebben inmiddels diverse akoestische controles plaatsgevonden. Tussen 18 februari 2015 en het bestreden besluit is geen enkele overtreding meer geconstateerd. Aan de verlegging van de toegangsweg naar het motorcrossterrein ligt een zogenoemde milieuneutrale wijziging van de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu ten grondslag.

6.2. Artikel 40 van de Wgh luidt: "Indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, wordt daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan."

Artikel 41, tweede lid, van de Wgh luidt: "Een wijziging van een zone kan er niet toe strekken dat enig gebied waarbinnen met inachtneming van de al verleende omgevingsvergunningen voor activiteiten met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daaraan verbonden voorschriften een hogere geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, optreedt dan 50 dB(A), ophoudt van de zone deel uit te maken".

6.3. Rond het motorcrossterrein was eerder een zone als bedoeld in artikel 40 van de Wgh vastgesteld. Het binnen de gemeente Bladel gelegen deel van die zone was in twee bestemmingsplannen vastgelegd.

Het noordoostelijk gedeelte van het binnen de gemeente Bladel gelegen deel van de geluidszone voor het motorcrossterrein was vastgelegd in het op 16 mei 2012 vastgestelde bestemmingsplan "KBP 2008, herziening 2011". Anders dan [appellante] in haar beroepschrift heeft gesteld en zoals ook ter zitting is gebleken, is het bestemmingsplan "KBP 2008, herziening 2011", na de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ0776, in rechte onaantastbaar geworden.

Het overige binnen de gemeente Bladel gelegen deel van de geluidszone als bedoeld in artikel 40 van de Wgh was vastgelegd in het op 22 februari 2010 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied 2010". Op 13 maart 2014 is het bestemmingsplan "Buitengebied 2014" vastgesteld, waarin een geluidszone ontbrak. Dat plan is bij uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van 10 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3744, bij wijze van voorlopige voorziening geschorst, voor zover het betrokken plan betrekking had op gronden waaraan onder de werking van het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" de aanduiding "geluidzone - motorcrossterrein" was toegekend. Vervolgens is het besluit van 13 maart 2014 bij uitspraak van de Afdeling van 4 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3394 vernietigd voor zover in dat plan geen geluidszone was opgenomen. Daarbij heeft de Afdeling de voorlopige voorziening getroffen dat, totdat een ter zake te nemen nieuw besluit in werking zou treden, rondom het motorcrossterrein De Ketelberg een zone als bedoeld in artikel 40 van de Wgh wordt geacht te gelden op de gronden die binnen het betrokken plangebied zijn gelegen en waaraan in het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" de aanduiding "geluidzone - motorcrossterrein" is toegekend.

Het vorenstaande brengt met zich dat ten tijde van de vaststelling van het plan de in de bestemmingsplannen "KBP 2008, herziening 2011" en "Buitengebied 2010" vastgelegde zone als bedoeld in artikel 40 van de Wgh had te dienen als uitgangspunt.

6.4. Ter zitting is aan de hand van de betreffende verbeeldingen en kaartmateriaal en de daarop ter zitting door partijen gegeven toelichting door de Afdeling vastgesteld dat de in het plan vastgelegde geluidszone, voor zover hier van belang, gelijk is aan de in de bestemmingsplannen "KBP 2008, herziening 2011" en "Buitengebied 2010" vastgelegde zone.

Daarnaast is van belang dat op 26 juni 2012 door het college van burgemeester en wethouders van Bladel aan de Kempen een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is verleend ten behoeve van het motorcrossterrein. Bij uitspraak van 5 juni 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:2267, heeft de rechtbank Oost-Brabant het aan die vergunning verbonden voorschrift dat het wedstrijd rijden landelijk op zaterdag op de korte baan toestond, vernietigd en is die vergunning voor het overige in stand gelaten. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld. De aldus in het verband van de uitspraak van de rechtbank aangepaste omgevingsvergunning is in overeenstemming met de in de bestemmingsplannen "KBP 2008, herziening 2011" en "Buitengebied 2010" vastgelegde zone. Deze vergunning is ook in rechte onaantastbaar geworden.

Nu derhalve sprake is van een zone staat het bepaalde in artikel 41, tweede lid, van de Wgh, er aan in de weg dat de zonegrens dichter bij het motorcrossterrein wordt gelegd dan in de bestemmingsplannen "KBP 2008, herziening 2011" en "Buitengebied 2010" is gebeurd. De door [appellante] gewenste verkleining van de geluidszone zou als gevolg hebben dat gronden die - als gevolg van de ten tijde van het bestreden besluit vergunde activiteiten - met meer dan 50 dB(A) waren belast, zouden ophouden van de zone deel uit te maken.

Daarbij is ook van belang dat ten tijde van het bestreden besluit geen zicht bestond op wijziging van die omgevingsvergunning op grond waarvan de zone zou kunnen worden verkleind. De door [appellante] bedoelde verlegging van de toegangsweg heeft wel geleid tot een in rechte onaantastbare aanpassing van de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu, maar die aanpassing betrof niet de geluidsgrenswaarde die met de in het plan vastgelegde geluidszone overeenkomt. Evenmin is aannemelijk geworden dat binnen die zone sprake was van nieuwe ontwikkelingen die er de raad in redelijkheid toe hadden moeten brengen met de vaststelling van het plan te wachten totdat een integrale heroverweging aan de orde is, waarin die nieuwe ontwikkelingen ook worden betrokken. Hierbij neemt de Afdeling ook in aanmerking dat bij de uitspraak van 4 november 2015 opdracht is gegeven om binnen 16 weken een nieuw besluit te nemen omtrent de in het bestemmingsplan "Buitengebied 2014" opgenomen zone.

De Afdeling heeft verder - behoudens een volgens de raad ten onrechte bij de planvaststelling niet geschrapte foutieve passage in de plantoelichting - geen aanknopingspunten gevonden die er op wijzen dat de bij het plan vastgestelde geluidszone niet zou aansluiten bij de voor de gemeente Eersel geldende geluidszone.

De raad was, gelet op het vorenstaande, gehouden de zone over te nemen.

Wat verder zij van het betoog van [appellante] dat de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu niet gebruikt zou mogen worden of dat voorschriften, verbonden aan die vergunning zouden worden overtreden zonder dat het gemeentebestuur daartegen optreedt, dit betreft een kwestie van handhaving die in deze procedure niet aan de orde kan komen.

Het betoog faalt.

Financiële haalbaarheid

6.5. [appellante] betoogt dat in het plan niets is gesteld omtrent de financiële haalbaarheid van het plan, terwijl de vastlegging van de geluidszone aanleiding zou kunnen geven voor planschadeclaims.

6.6. In de plantoelichting wordt voor wat betreft de financiële uitvoerbaarheid verwezen naar de plantoelichting bij het bestemmingsplan "KBP 2008, herziening 2011". In de toelichting op dat plan wordt gesteld dat het bedrijvenpark waarop het motorcrossterrein gevestigd is, wordt geëxploiteerd door het op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen opgerichte openbaar lichaam Kempisch Bedrijvenpark en dat dat met zich brengt dat risico’s ter zake gelijkelijk verdeeld worden over de betrokken vier gemeenten. In het verweerschrift heeft de raad hier nog aan toegevoegd dat het betrokken openbaar lichaam ook middelen heeft gereserveerd voor de afwikkeling van verzoeken om een tegemoetkoming in planschade.

Nog daargelaten de vraag in hoeverre in dit geval sprake kan zijn van planschade kan in het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder ook de financiële uitvoerbaarheid is begrepen, slechts leiden tot vernietiging ervan indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar. Gelet op hetgeen de raad hieromtrent heeft gesteld ziet de Afdeling niet in dat de raad tot een dergelijk oordeel had moeten komen.

Het betoog faalt.

Overgangsrecht

7. [appellante] voert ten slotte nog aan dat op grond van het bij het bestemmingsplan behorende overgangsrecht, nieuwe gebruiksrechten en daarmee een hogere geluidsruimte voor de Kempen ontstaat.

7.1. De Afdeling overweegt dat de planregels ten aanzien van overgangsrecht overeenkomen met het bepaalde in artikel 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Wat er verder ook zij van het door [appellante] gestelde met betrekking tot de gevolgen van het in het plan opgenomen overgangsrecht, ziet de Afdeling in het door [appellante] gestelde geen reden voor het oordeel dat de raad van het terzake door de wetgever bepaalde had dienen af te wijken.

Het betoog faalt.

Conclusie en proceskosten

8. Het beroep is ongegrond. De raad dient, gelet op overweging 4.2, op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep ongegrond;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Bladel tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. gelast dat de raad van de gemeente Bladel het door [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.

w.g. Hoekstra w.g. Matulewicz
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2017

45.