Uitspraak 201603519/2/R3


Volledige tekst

201603519/2/R3.
Datum uitspraak: 26 juli 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Bathmen, gemeente Deventer, handelend onder de naam [bedrijf],

en

de raad van de gemeente Deventer,
verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3142, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 9 maart 2016 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 1 maart 2017 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening" opnieuw, gewijzigd, vastgesteld.

[appellant] is in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop het gebrek is hersteld. Van deze gelegenheid heeft hij gebruik gemaakt.

De raad heeft desgevraagd schriftelijk gereageerd op de door [appellant] naar voren gebrachte zienswijze.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Bij besluit van 9 maart 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening" vastgesteld. Met de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft de raad beoogd het bij besluit van 6 juni 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied Deventer" te repareren op de onderdelen die de Afdeling in haar uitspraak van 26 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1039, heeft vernietigd.

Tussenuitspraak

2. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 8.2 geconstateerd dat op de verbeelding bij het op 9 maart 2016 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening" aan de gronden van [appellant], in afwijking van het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied Deventer", niet langer de specifieke bouwaanduiding "teeltondersteunende voorzieningen" is toegekend. Ter zitting heeft de raad erkend dat als gevolg van het vervallen van deze aanduiding de bestaande hoge teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de gronden van [appellant] abusievelijk niet langer volledig als zodanig zijn bestemd en dat het op 9 maart 2016 vastgestelde bestemmingsplan op dit punt moet worden aangepast. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken van gewijzigde omstandigheden die hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit van 9 maart 2016 in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

3. Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 9 maart 2016 gegrond. Dat besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd, voor zover het betreft de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden" en de daarop rustende dubbelbestemming ter plaatse van de door [appellant] geëxploiteerde boomkwekerij op de gronden aan de Oudendijk 2a te Bathmen.

4. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om de bestaande hoge teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de gronden van [appellant] aan de [locatie] te Bathmen alsnog volledig als zodanig te bestemmen.

Herstelbesluit

5. De raad heeft bij besluit van 1 maart 2017 het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening" opnieuw, gewijzigd, vastgesteld. In het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan is binnen het bouwvlak ter plaatse van de gronden van [appellant] de specifieke bouwaanduiding "teeltondersteunende voorzieningen" toegekend.

6. In de zienswijze die [appellant] over het herstelbesluit naar voren heeft gebracht, heeft [appellant] het standpunt van de raad dat met het toekennen van de specifieke bouwaanduiding "teeltondersteunende voorzieningen" de bestaande hoge teeltondersteunende voorzieningen op zijn gronden alsnog volledig als zodanig zijn bestemd, niet bestreden.

Het geschil spitst zich blijkens de zienswijze uitsluitend nog toe op de vraag hoeveel m2 aan hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen in het op 1 maart 2017 vastgestelde bestemmingsplan bij recht op de gronden van [appellant] is toegestaan. In zijn zienswijze wijst [appellant] erop dat de raad ter zitting heeft gesteld dat na de toekenning van de specifieke bouwaanduiding "teeltondersteunende voorzieningen" aan zijn gronden, ter plaatse 2.000 m2 aan hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan. Hij wenst dat dit in de uitspraak wordt bevestigd.

6.1. De raad stelt in zijn reactie op de zienswijze van [appellant] dat het op 1 maart 2017 vastgestelde bestemmingsplan op de gronden van [appellant] bij recht in totaal 2.000 m2 aan hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen toestaat. De raad verwijst daarbij naar artikel 4, lid 4.2, onder a en d, van de planregels bij het op 1 maart 2017 vastgestelde bestemmingsplan waarin voor de als "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden" bestemde gronden is bepaald dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "teeltondersteunende voorzieningen" 1.500 m2 aan hoge permante teeltondersteunende kassen is toegestaan en waarin voorts is bepaald dat binnen het bouwvlak 500 m2 aan overige hoge permanente teeltondersteunende kassen is toegestaan.

6.2. Artikel 4 van de planregels bij het op 1 maart 2017 vastgestelde bestemmingsplan heeft betrekking op de als "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden" bestemde gronden. Lid 4.2 van dit artikel luidt als volgt:

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;

(…);

d. verder geldt het volgende (hieronder weergegeven voor zover relevant):
Tabel_6_2
6.3. De Afdeling ziet geen aanleiding de raad niet te volgen in zijn uitleg van artikel 4, lid 4.2, onder d, van de planregels inhoudend dat de daarin geboden mogelijkheid om ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "teeltondersteunende voorzieningen" 1.500 m2 aan hoge permanente teeltondersteunende kassen te realiseren, geldt als extra bouwmogelijkheid naast de in dat artikel tevens vermelde bouwmogelijkheid binnen het bouwvlak 500 m2 aan overige hoge permanente teeltondersteunende kassen te realiseren. De Afdeling bevestigt dan ook het standpunt van de raad dat in het op 1 maart 2017 vastgestelde bestemmingsplan ter plaatse van de gronden van [appellant] bij recht binnen het bouwvlak de realisatie van 2.000 m2 aan hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan.

6.4. De zienswijze van [appellant] biedt gelet op het vorenstaande geen aanleiding voor vernietiging van het door de raad op 1 maart 2017 gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellant] tegen dit raadsbesluit is dan ook ongegrond.

Proceskosten

7. De raad dient ten aanzien van [appellant] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant], handelend onder de naam [bedrijf], tegen het besluit van de raad van de gemeente Deventer van 9 maart 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening" gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Deventer van 9 maart 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening", voor zover het betreft de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden" en de daarop rustende dubbelbestemming ter plaatse van de door [appellant] geëxploiteerde [bedrijf] op de gronden aan de [locatie] te Bathmen;

III. verklaart het beroep van [appellant], handelend onder de naam [bedrijf], tegen het besluit van de raad van de gemeente Deventer van 1 maart 2017 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer, 1e herziening" ongegrond;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Deventer tot vergoeding van bij [appellant], handelend onder de naam [bedrijf], in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.237,50 (zegge: twaalfhonderdzevenendertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V. gelast dat de raad van de gemeente Deventer aan [appellant], handelend onder de naam [bedrijf], het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.C. van Zuijlen, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Zuijlen
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2017

810.