Uitspraak 201509422/2/R6


Volledige tekst

201509422/2/R6.
Datum uitspraak: 12 juli 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. Vereniging van eigenaars gebouw Zuiderterras (hierna: VVE Zuiderterras), gevestigd te Rotterdam,
2. Stichting Bewoners Zuidpleingebied (hierna: Stichting Zuidpleingebied), gevestigd te Rotterdam,
3. Vereniging van Eigenaars woningen aan het Zuidplein 324-410, even nummers, en 424-510, even nummers, gevestigd te Rotterdam, en anderen (hierna: VVE woningen Zuidplein),
4. NSI Winkels B.V. (hierna: NSI), gevestigd te Hoorn,
5. [appellant sub 5], wonend te Rotterdam,
6. Vereniging van Eigenaars Winkelcentrum Zuidplein, gevestigd te Rotterdam, en andere (hierna: VVE Winkelcentrum Zuidplein),
7. M&V Handelsonderneming B.V. (hierna: M&V), gevestigd te Willemstad,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 22 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1747, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin geconstateerde gebreken in het besluit van 12 november 2015 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 24 november 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Hart van Zuid" gewijzigd.

VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied, VVE woningen Zuidplein en [appellant sub 5] hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2017, waar VVE Zuiderterras, vertegenwoordigd door mr. J.M. Schipper, rechtsbijstandverlener te Leusden, Stichting Zuidpleingebied, vertegenwoordigd door [gemachtigde], VVE woningen Zuidplein, vertegenwoordigd door mr. J.M. Smits, rechtsbijstandverlener te Zoetermeer, en mr. L.C.H. van Heumen, [appellant sub 5], vertegenwoordigd door mr. M.J. Smaling, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.C. Rolle en W. Verhagen. Voorts is Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij B.V., vertegenwoordigd door mr. D.A. Cleton, rechtsbijstandverlener te Rotterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

Het besluit van 12 november 2015

1. De Afdeling heeft onder 12.8 van de tussenuitspraak naar aanleiding van betogen van NSI en VVE Winkelcentrum Zuidplein overwogen dat de raad ter zitting heeft erkend dat binnen de bestemming "Gemengd - 2" geen reguliere detailhandel wordt beoogd. De Afdeling heeft geoordeeld dat, nu artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder h, en lid 4.3.1, aanhef en onder a, sub 2, van de planregels reguliere detailhandel binnen de bestemming "Gemengd - 2" niet uitsluiten, de hoofdlijnen van de toekomstige ontwikkeling van detailhandel in zoverre uit het oogpunt van rechtszekerheid niet voldoende zijn neergelegd in de planregels en het plan in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

Onder 14.2 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling naar aanleiding van betogen van NSI en VVE Winkelcentrum Zuidplein geoordeeld dat, nu hetgeen de raad naar voren heeft gebracht geen helder en eenduidig standpunt oplevert ten aanzien van het inzichtelijk maken van de actuele regionale behoefte aan andere functies dan detailhandel, het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet deugdelijk is gemotiveerd.

Onder 21.4 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling naar aanleiding van betogen van VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied, VVE woningen Zuidplein en VVE Winkelcentrum Zuidplein overwogen dat, daargelaten hetgeen deze partijen over de parkeerbalans naar voren hebben gebracht, de raad ter zitting desgevraagd niet kon toelichten waarom in artikel 22, lid 22.2.1, onder a, van de planregels een gedifferentieerde regeling is opgenomen waarbij, anders dan voor de overige bestemmingen binnen het plangebied, voor de bestemmingen "Gemengd - 1", "Gemengd - 2" en "Gemengd - 4" geen parkeerregeling is getroffen in de planregels. De Afdeling heeft geoordeeld dat het bestreden besluit zich in zoverre niet verdraagt met artikel 3:46 van de Awb.

In verband met de samenhang tussen hetgeen is overwogen ten aanzien van artikel 22, lid 22.2.1, onder a, van de planregels en de beroepsgrond van [appellant sub 5] dat het plan geen uitkomst biedt voor de al bestaande parkeerproblematiek bij haar woning in het complex Zuiderterras en de bestaande problemen groter zal maken, heeft de Afdeling de behandeling van deze beroepsgrond aangehouden tot de einduitspraak.

Voorts heeft de Afdeling onder 11.4 van de tussenuitspraak naar aanleiding van het betoog van M&V dat het plan ten onrechte overal binnen de gehele bestemming "Gemengd - 3" en ondergeschikt binnen nagenoeg alle overige bestemmingen fietsenstallingen toestaat, geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor de getroffen planregeling.

2. Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen van VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied, VVE woningen Zuidplein, NSI en VVE Winkelcentrum Zuidplein tegen het besluit van 12 november 2015 gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd. In verband met de samenhang tussen hetgeen is overwogen ten aanzien van artikel 22, lid 22.2.1, onder a, van de planregels en voormelde beroepsgrond van [appellant sub 5], is het beroep van [appellant sub 5] tegen het besluit van 12 november 2015 eveneens gegrond. Het beroep van M&V tegen het besluit van 12 november 2015 is ongegrond.

3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen door:

a. met inachtneming van hetgeen onder 12.8 van de tussenuitspraak is overwogen artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder h, en lid 4.3.1, aanhef en onder a, sub 2, van de planregels aldus te wijzigen dat binnen de bestemming "Gemengd - 2" reguliere detailhandel is uitgesloten;

b. met inachtneming van hetgeen onder 14.2 van de tussenuitspraak is overwogen een deugdelijke motivering te geven ten aanzien van het inzichtelijk maken van de actuele regionale behoefte aan andere voorziene functies dan detailhandel, dan wel een andere planregeling vast te stellen voor andere voorziene functies dan detailhandel;

c. met inachtneming van hetgeen onder 21.4 van de tussenuitspraak is overwogen een deugdelijke motivering te geven waarom in artikel 22, lid 22.2.1, onder a, van de planregels een gedifferentieerde regeling is opgenomen waarbij, anders dan voor de overige bestemmingen binnen het plangebied, voor de bestemmingen "Gemengd − 1", "Gemengd − 2" en "Gemengd − 4" geen parkeerregeling is getroffen in de planregels, dan wel artikel 22, lid 22.2.1, onder a, van de planregels te wijzigen.

Het besluit van 24 november 2016

4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij het besluit van 24 november 2016 de artikelen 1, 4, 6 en 22 van de planregels van het bestemmingsplan "Hart van Zuid" gewijzigd.

4.1. Ten behoeve van dit besluit heeft de raad een nadere onderbouwing van het aspect parkeren opgesteld. Deze nadere onderbouwing is neergelegd in de notitie Parkeren in Hart van Zuid van 6 oktober 2016. Ook uit deze nadere onderbouwing blijkt volgens de raad dat de parkeerbalans voor het bestemmingsplangebied Hart van Zuid positief is: er is nu, tijdens de uitvoering en na de afronding van het project voldoende parkeergelegenheid.

Wel wordt volgens de raad een aantal punten in het eerder vastgestelde bestemmingsplan "Hart van Zuid" hersteld. Voor het zuidelijke deel van het plangebied, het gebied rond Ahoy met de bestemming "Gemengd - 1", waar in principe niet de verplichting geldt van parkeren op eigen terrein, is in de planregels vastgelegd dat te allen tijde minimaal 2.000 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. Dat wil volgens de raad zeggen dat het huidige aantal parkeerplaatsen behouden blijft, ook bij de bouw van nieuwe voorzieningen in het gebied. Voor zover het plan rond Ahoy toevoeging mogelijk maakt van 10.000 m2 bruto vloeroppervlak en een hotel, wordt bepaald dat voor deze twee functies het uitgangspunt geldt van parkeren op eigen terrein. Verder wordt voor het noordelijk deel van het gebied, het gebied van Winkelcentrum Zuidplein en omgeving, bepaald dat voor de 5.000 m2 bruto vloeroppervlak reguliere detailhandel ook het principe geldt van parkeren op eigen terrein.

4.2. Het gewijzigde artikel 2, lid 22.2.1, van de planregels luidt:

"a. Het wijzigen van het gebruik en/of het bouwen op grond van de regels in hoofdstuk 2 (oprichting van een gebouw of verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is slechts toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen op eigen terrein.

b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op de bestemmingen Gemengd-1, Gemengd-2 en Gemengd-4. Dit met dien verstande dat:

Sub 1. Voor de bestemming Gemengd-1 het volgende geldt:

Sub 1.1. Binnen de bestemming Gemengd-1 dienen te allen tijde minimaal 2.000 parkeerplaatsen aanwezig te zijn.

Sub 1.2. In aanvulling op het vorige lid geldt dat bij de toevoeging van maximaal 10.000 m2 bruto vloeroppervlak binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent 2' en bij de toevoeging van een hotel aanvullende parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd, waarbij het aantal toe te voegen parkeerplaatsen wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in artikel 22.2.1. sub c

Sub 2. Voor de bestemming Gemengd-4 het volgende geldt: in afwijking van het bepaalde in lid b geldt de eis als beschreven in lid a wel voor de voor de in artikel 6 3.1 onder a genoemde 5.000 m2 bruto vloeroppervlak reguliere detailhandel.

c. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de bijlage 2 Parkeernormen behorende bij deze regels."

5. Het besluit van 24 november 2016 is een besluit tot wijziging van het oorspronkelijk bestreden besluit en ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding. De beroepen van VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied, VVE woningen Zuidplein, NSI, [appellant sub 5] en VVE Winkelcentrum Zuidplein zijn van rechtswege gericht tegen dit besluit.

6. NSI en VVE Winkelcentrum Zuidplein hebben bij brieven van 14 februari 2017 medegedeeld niet tegen het besluit van 24 november 2016 te willen opkomen. Gelet hierop worden hun beroepen van rechtswege tegen dit besluit geacht te zijn ingetrokken.

7. Onder 21.4 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling hetgeen VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied en VVE woningen Zuidplein over de parkeerbalans naar voren hebben gebracht daargelaten. Onder 22.1 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling de behandeling van de beroepsgrond van [appellant sub 5] dat het plan de bestaande parkeerproblematiek bij haar woning in het complex Zuiderterras groter zal maken, aangehouden tot de einduitspraak. Deze beroepsgronden worden thans geacht te zijn gericht tegen het besluit van 24 november 2016.

8. Ter zitting heeft [appellant sub 5] haar beroepsgrond ingetrokken dat in de parkeerbalans de tandartspraktijk op het Zuiderterras en de kantoren aan het Metroplein niet zijn meegenomen.

Toetsingskader

9. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Parkeren

10. VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied, VVE woningen Zuidplein en [appellant sub 5] betogen dat het plan ten onrechte niet waarborgt dat voldoende parkeergelegenheid beschikbaar zal zijn. Er bestaat volgens hen in het plangebied al een groot tekort aan parkeergelegenheid, dat door het plan nog zal toenemen. Zij voeren aan dat de parkeerbalans is gebaseerd op onjuiste uitgangspunten en nog altijd niet kloppend is. Voorts zal volgens VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied, VVE woningen Zuidplein en [appellant sub 5] parkeeroverlast ten gevolge van evenementen in Ahoy toenemen. Verder zullen er volgens VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied en [appellant sub 5] te weinig straatparkeerplaatsen zijn voor bewoners met een parkeervergunning.

Parkeerbalans

11. VVE Zuiderterras en [appellant sub 5] betogen dat in de parkeerbalans ten onrechte is vermeld dat de patiowoningen Zuiderterras beschikken over een eigen parkeergarage, aangezien deze bewoners daar geen plek meer hebben.

VVE Zuiderterras, VVE woningen Zuidplein en [appellant sub 5] betogen verder dat er in de parkeerbalans ten onrechte van wordt uitgegaan dat zaterdag het maatgevende dagdeel van de week is. VVE woningen Zuidplein maakt uit haar observaties op dat zondagmiddag het drukste moment van de week is, met lange rijen voor de ingangen van parkeergarage Zuidplein. Ook op vrijdagavond is het volgens haar erg druk, zeker als er ook een voorstelling in het theater is. [appellant sub 5] acht een doordeweekse dag maatgevend voor de parkeerdruk bij een maximale invulling van het gebied dat als kantoor is bestemd.

VVE woningen Zuidplein betoogt dat in het rapport teveel betekenis wordt toegekend aan dubbelgebruik van beurshal, congrescentrum en hotel voor één evenement, waarbij bezoekers maar één parkeerplaats nodig zouden hebben. Volgens haar wordt aldus ten onrechte geen rekening gehouden met realistische maximale gebruiksmogelijkheden. [appellant sub 5] betoogt dat in de parkeerbalans ten onrechte is vermeld dat er vanuit de woningen Zuiderterras op zaterdagen een parkeervraag bestaat van 60%. Volgens [appellant sub 5] moet hiervoor minimaal 90% worden aangenomen, aangezien niet 40% van de bewoners de gehele zaterdag buiten de stad verblijft.

VVE woningen Zuidplein betoogt dat de parkeerbalans er ten onrechte geen rekening mee houdt dat het nieuwe zwembad zich zal richten op een langer verblijf dan twee uur.

Stichting Zuidpleingebied betoogt dat de parkeerbalans uitgaat van een te omvangrijk gebruik van parkeergarages. Anders dan waarvan in de parkeerbalans wordt uitgegaan, wordt het gebruik van parkeergarages volgens Stichting Zuidpleingebied niet waarschijnlijker vanwege verbetering van de sociale of verkeersveiligheid, aangezien er in de balans geen rekening mee wordt gehouden dat het parkeren in deze garages duurder is dan op straat en bij gebruik hiervan verder moet worden gelopen.

VVE woningen Zuidplein betoogt verder dat in de parkeerbalans ten onrechte geen rekening is gehouden met het verlies aan parkeerplaatsen op de locatie van de mogelijke ingang van de nieuwe parkeergarage tussen het huidige theater en de ABN AMRO Bank.

11.1. De raad stelt dat zijn conclusie blijft dat de parkeerbalans voor het plan positief is: nu, in de tijdelijke situatie en in de toekomst, en zowel per deelgebied als voor het gehele gebied. In de parkeerbalans is volgens de raad inzichtelijk gemaakt wat het feitelijke aanbod aan parkeerplaatsen is. Voor het bepalen van de vraag is gebruik gemaakt van de stedelijk gebruikte parkeernormen, welke zijn gebaseerd op het werkelijk parkeergebruik bij functies. Uitgangspunt is verder dat in het bestemmingsplan is geborgd dat in beginsel voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn in het gehele gebied in relatie tot de aanwezige functies, ongeacht de hoedanigheid van deze parkeerplaatsen of waar de parkeerplaatsen zich bevinden in het gebied.

Uit een vergelijking met de parkeerbalansen voor andere dagdelen blijkt volgens de raad dat de totale parkeervraag op zaterdag het grootst is. Hoewel voor een deelgebied de vraag tijdens een ander dagdeel groter kan zijn, is voor het totale gebied de zaterdag maatgevend. De raad acht het mogelijk dat op andere dagdelen de parkeervraag als groter wordt ervaren, omdat bijvoorbeeld alle parkeerplaatsen op straat in gebruik zijn. Volgens de raad worden in de parkeerbalans echter het totale aanbod en de totale vraag van parkeerplaatsen betrokken, zonder onderscheid tussen parkeren op straat of anderszins.

In de parkeerbalans wordt volgens de raad rekening gehouden met het dubbelgebruik van parkeerplaatsen. Hierbij zijn nationaal erkende kengetallen gebruikt, aldus de raad.

De raad stelt verder dat voor de berekening van de parkeervraag van het zwembad wordt uitgegaan van een norm die hoger is naarmate het zwembad groter is. Daarbij is niet relevant of de bezoeker lang of kort parkeert, omdat de norm al uitgaat van een maximum aantal bezoekers gerelateerd aan de afmetingen van het zwembad.

11.2. Volgens de parkeerbalans is er in het plangebied in de huidige situatie een aanbod van 4.826 en een vraag van 4.134 parkeerplaatsen en in de toekomstige situatie een aanbod van 5.072 en een vraag van 4.681 parkeerplaatsen. Hoewel het overschot afneemt van 692 naar 391 plaatsen, blijft volgens de parkeerbalans de balans van het totale gebied positief.

Ter zitting heeft de raad toegelicht dat weliswaar in de tabel "Huidige vraag" ten aanzien van de patiowoningen Zuiderterras in de kolom opmerkingen "Parkeren in eigen garage" is vermeld, maar dat uit dezelfde tabel blijkt dat de benodigde hoeveelheid parkeerplaatsen hierin wel is meegenomen, hetgeen door VVE Zuiderterras en [appellant sub 5] niet is bestreden. Gelet hierop mist het betoog dat in deze tabel geen rekening is gehouden met deze parkeerbehoefte van de patiowoningen Zuiderterras, feitelijke grondslag.

In de parkeerbalans is een overzichtsblad van momenten opgenomen, waarin voor de zaterdag, vrijdagavond en weekdagen voor de huidige, toekomstige en tijdelijke situatie telkens per deelgebied de vraag en het aanbod aan parkeerplaatsen worden weergegeven. Volgens de tabellen is weliswaar in enkele deelgebieden de vraag in de toekomstige en tijdelijke situatie het grootst op vrijdagavond, maar voor de totale vraag is volgens de parkeerbalans de zaterdag maatgevend. Voor zover VVE woningen Zuidplein uit haar observaties opmaakt dat zondagmiddag het drukste moment van de week is, heeft de raad gesteld dat rijen voor de parkeergarage geen indicatie zijn voor de capaciteit van de garage, maar van het toegangspoortje. Voorts heeft de raad gesteld dat de zondag weliswaar in het overzichtsblad niet is opgenomen, maar wel is meegenomen in het onderzoek.

Verder is in de parkeerbalans in verband met dubbelgebruik de parkeerbehoefte gecorrigeerd met gelijktijdigheidspercentages. Per functie is voor de specifieke delen van de week het aanwezigheidspercentage opgenomen. Daartoe is gebruik gemaakt van richtlijnen van het CROW.

Ten aanzien van de parkeervraag van het beoogde zwembad heeft de raad gesteld dat de ten behoeve van de parkeerbalans gehanteerde norm al uitgaat van het maximale aantal bezoekers van het zwembad.

De raad heeft voorts gesteld dat rekening is gehouden met parkeerplaatsen, ongeacht de hoedanigheid daarvan als plaats in een parkeergarage of op straat.

VVE Zuiderterras, VVE woningen Zuidplein en [appellant sub 5] hebben niet, bijvoorbeeld met een tegenonderzoek, aannemelijk gemaakt dat de parkeerbalans in zoverre zodanige gebreken of leemten bevat dat de raad zich bij het vaststellen van het plan hier niet op heeft mogen baseren.

VVE woningen Zuidplein heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat het volgens haar niet meegenomen verlies aan parkeerplaatsen op de locatie van de mogelijke ingang van de nieuwe parkeergarage tussen het huidige theater en de ABN AMRO Bank meebrengt dat de parkeerbalans niet langer positief zou zijn.

De betogen falen.

Ahoy

12. VVE Zuiderterras en [appellant sub 5] betogen dat het gewijzigde artikel 22, lid 22.2.1, onder b, sub 1, weliswaar meebrengt dat bij toevoeging van maximaal 10.000 m2 bruto vloeroppervlak binnen de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent 2" en bij toevoeging van een hotel moet worden voorzien in extra parkeergelegenheid, maar dit ten onrechte niet geldt voor de aan Ahoy gegunde uitbreidingsmogelijkheid van 25.000 m2 bvo aan congresruimte met een verwachte jaarlijkse toename van 300.000 bezoekers. Dat Ahoy een mobiliteitsplan kan inzetten waarbij kan worden geparkeerd op afstand is volgens [appellant sub 5] niet voldoende, omdat juridisch niet kan worden afgedwongen dat bezoekers van die mogelijkheid gebruik maken. Het inzetten van het mobiliteitsplan wijst er volgens [appellant sub 5] ook reeds op dat Ahoy niet beschikt over voldoende plaatsen op eigen terrein. VVE Zuiderterras en [appellant sub 5] vrezen dat verkeersstromen onder deze omstandigheden in de praktijk zullen worden afgewenteld op omringende woonstraten waar na 18.00 uur vrij mag worden geparkeerd. Bij drukke evenementen wordt volgens [appellant sub 5] thans ook al geparkeerd in haar wijk. Stichting Zuidpleingebied vreest eveneens dat bezoekers van Ahoy bij voorkeur op straat in het Zuidpleingebied zullen parkeren. Volgens [appellant sub 5] had flankerend met de vaststelling van het bestreden besluit moeten worden bepaald dat in de omringende woonstraten na 18.00 uur niet meer vrij mag worden geparkeerd. De raad heeft volgens haar in zoverre onvoldoende acht geslagen op de belangen van omwonenden. VVE woningen Zuidplein wijst erop dat ook de beoogde parkeergarage op het Zuidplein volgens de raad voor evenementen van Ahoy kan worden gebruikt, zodat het parkeertekort van Ahoy eveneens invloed kan hebben in de omgeving van de appartementen van haar leden.

12.1. De raad stelt dat voor Ahoy al sedert lange tijd een eigen aanpak geldt voor de parkeervraag: een combinatie van parkeerplaatsen op eigen terrein en mobiliteitsmanagement. In het kader van dit bestemmingsplan wordt deze aanpak voortgezet door enerzijds in het plan te borgen dat ter plaatse van Ahoy te allen tijde 2.000 parkeerplaatsen aanwezig zijn en anderzijds bij piekmomenten − hele grote evenementen of gelijktijdige evenementen in andere delen van de stad − een mobiliteitsplan in te zetten. In dat geval zal de parkeerbehoefte niet alleen worden opgevangen met restcapaciteit binnen het hele plangebied, met name in de parkeergarages, maar juist ook buiten het gebied, onder meer op de parkeerterreinen aan de Slinge, bij het stadion Feyenoord, Beverwaard en de Kralingse Zoom. Deze vorm van parkeermanagement is onderdeel van beleid voor de gehele gemeente en biedt de mogelijkheid om niet alleen de situatie binnen het plangebied te beoordelen, maar ook de invloeden van andere evenementen binnen de gemeente te betrekken, aldus de raad.

12.2. De Afdeling overweegt dat het gewijzigde artikel 22, lid 22.2.1, onder b, sub 1, van de planregels waarborgt dat ook bij toevoeging van maximaal 10.000 m2 bruto vloeroppervlak binnen de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoogteaccent 2" en bij toevoeging van een hotel te allen tijde minimaal 2.000 parkeerplaatsen aanwezig zijn en dat, voor zover dit uit de parkeernormen en berekeningsmethode van bijlage 2 behorende bij de planregels volgt, wordt voorzien in aanvullende parkeerplaatsen. Mede gelet op de parkeerbalans voor deelgebied 5, waarbinnen de betrokken bestemmingen zijn gelegen, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in zoverre is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

De raad heeft erkend dat voor ongeveer 17.000 m2 congresruimte niet is voorzien in de verplichting van parkeren op eigen terrein. Grote evenementen met 25.000 tot 40.000 bezoekers per dag genereren volgens de raad een zodanige piekvraag naar parkeerplaatsen dat niet kan worden gevergd dat deze op eigen terrein wordt opgevangen. Daarbij wijst de raad erop dat indien in zoverre zou worden verplicht tot parkeren op eigen terrein, deze parkeerruimte gedurende een groot deel van het jaar niet zou worden benut, de ruimte in het stedelijk centrum op deze wijze niet optimaal zou worden benut en de bereikbaarheid van parkeerruimte van een dergelijke omvang niet zou kunnen worden georganiseerd. Volgens de raad wordt daarom mobiliteitsmanagement toegepast, waarbij per evenement, onder meer aan de hand van het soort evenement, het type bezoekers, de dag in de week en de eventuele samenval met andere evenementen, wordt bekeken in hoeverre inzet plaatsvindt van de 2.000 parkeerplaatsen binnen de bestemming "Gemengd - 1", van parkeerplaatsen in bijvoorbeeld parkeergarages in de omgeving dan wel van parkeerplaatsen op alternatieve locaties met pendeldienst. Daarbij wijst de raad erop dat de parkeermogelijkheden op het evenemententicket en de evenementenwebsite worden beschreven en dat bezoekers bij het evenemententicket tevens een parkeerticket kunnen boeken. Ook wijst de raad op de inzet van matrixborden en verkeersregelaars. Hoewel het bestemmingsplan zich niet leent voor het telkens voorschrijven van een mobiliteitsplan als hier aan de orde en ook bij toepassing daarvan niet valt uit te sluiten bezoekers in de omliggende straten parkeren, staat het plan aan de inzet en uitvoering van een dergelijk mobiliteitsplan niet in de weg. De Afdeling ziet voorts geen aanleiding om aan te nemen dat een dergelijk mobiliteitsplan niet werkzaam zal zijn. Daarbij betrekt de Afdeling dat de raad desgevraagd heeft meegedeeld dat monitoring plaatsvindt en dat het gemeentebestuur het in zijn macht heeft de parkeersituatie bij te sturen. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied en [appellant sub 5] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre sterkt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

De betogen falen.

Bewonersparkeren op straat

13. VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied en [appellant sub 5] betogen dat er voor bewoners met een parkeervergunning te weinig parkeerplaatsen op straat overblijven in de directe omgeving van hun woningen. Zij wijzen erop dat parkeerplaatsen verdwijnen in onder meer de Boerhavestraat, op het Zuidplein en aan de Van Swietenlaan.

Stichting Zuidpleingebied voert aan dat, hoewel in de notitie Parkeren in Hart van Zuid wordt gesteld dat zowel in de huidige situatie, tijdens de bouw als daarna voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn, uit tabel 2 blijkt dat het totale aantal parkeerplaatsen op straat daalt van 592 naar 510 bij een gelijkblijvend aantal van 243 vergunninghouders. Hoewel dit in theorie voldoende is, verwacht Stichting Zuidpleingebied in de praktijk een hoge parkeerdruk doordat bezoekers van zwembad, kunstenpand, Ahoy en winkelcentrum bij voorkeur op straat zullen parkeren. Stichting Zuidpleingebied voert aan dat in het nieuwe Parkeerplan Rotterdam 2016-2018 in de binnenstad parkeren op straat wordt ontmoedigd door de tarieven van gemeentelijke parkeergarages te verlagen en op straat te verhogen. Het gebied Hart van Zuid wordt hierin ten onrechte niet genoemd, terwijl dit een aangepast beleid verdient nu hier uitsluitend commerciële garages zijn en voor het zwembad en kunstenpand geen eis geldt van parkeren op eigen terrein. Op grond van het vorenstaande bepleit Stichting Zuidpleingebied dat bij wijze van voorwaardelijke verplichting in elk geval rond de bestemmingen "Gemengd - 2" (Van Swietenlaan en Zuidplein Laag) en "Wonen - 1" (Twentestraat voor bewoners van het Zuiderterras) straten geheel worden gereserveerd voor bewonersparkeren, aangeduid door borden 'alleen voor vergunninghouders'. Ook dient volgens haar parkeersector 20 te worden verkleind.

VVE Zuiderterras en [appellant sub 5] wijzen er voorts op dat in de aan hun complex Zuiderterras grenzende parkeergarage, die aanvankelijk alleen toegankelijk was voor bewoners via een inpandige doorgang, sinds 2014 niet meer kan worden geparkeerd door bewoners. [appellant sub 5], die beschikt over een parkeervergunning voor zone 4, die deel uitmaakt van sector 20, voert aan dat het al geregeld voorkomt dat zij alleen nog op zeer ruime afstand van haar woning een parkeerplaats kan bemachtigen, als de voor haar dichtstbijzijnde parkeergelegenheid in de Twentestraat, die op ongeveer 100 m van Ahoy ligt en waar na 18.00 uur vrij mag worden geparkeerd, bezet is. Daarbij wijst zij erop dat er in sector 20 voor 2.544 openbare parkeerplaatsen 2.352 parkeervergunningen zijn afgegeven. Zodoende resteert er een aantal van slechts 172 aan openstaande plekken en is er een parkeerdruk van 93%, terwijl het gemeentebestuur streeft naar 80%. VVE Zuiderterras betoogt dat er voor het complex Zuiderterras met 135 appartementen in de directe omgeving slechts 40 parkeerplaatsen beschikbaar zijn op straat, die eveneens kunnen worden gebruikt door bezoekers van Ahoy en het winkelcentrum, terwijl volgens de parkeernormen 105 parkeerplaatsen beschikbaar zouden moeten zijn.

Parkeren in een parkeergarage is volgens VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied en [appellant sub 5] voor bewoners geen alternatief, vanwege de veel hogere kosten die hieraan zijn verbonden ten opzichte van een vergunning voor straatparkeren.

13.1. De raad stelt dat VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied en [appellant sub 5] ervan uit lijken te gaan dat onder voldoende parkeerplaatsen voor bewoners zou moeten worden begrepen dat voldoende parkeerplaatsen op straat aanwezig zijn of dat bepaalde parkeerplaatsen moeten worden voorbehouden voor bewoners. Indien dergelijke maatregelen, voor zover dat al mogelijk zou zijn, zouden worden vastgelegd in het bestemmingsplan, ontbreekt volgens de raad de vereiste flexibiliteit. Bij het nemen van dergelijke maatregelen moet rekening kunnen worden gehouden met een breder gebied dan het plangebied en met het parkeerbeleid binnen de gehele gemeente Rotterdam, aldus de raad.

13.2. Volgens de parkeerbalans is er in het plangebied in de huidige situatie een aanbod van 592 straatparkeerplaatsen en een vraag van 243 vergunninghouders en in de toekomstige situatie een aanbod van 510 straatparkeerplaatsen en een vraag van 243 vergunninghouders. Hoewel het overschot aan straatparkeerplaatsen afneemt van 349 naar 267, blijft volgens de parkeerbalans de balans voor straatparkeren van het totale gebied positief. In deelgebied 4 daalt het aanbod aan straatparkeerplaatsen volgens de parkeerbalans van 120 naar 63 tegenover 44 vergunninghouders.

Voor zover VVE Zuiderterras betoogt dat in het licht van de gehanteerde parkeernormen het aantal beschikbare straatparkeerplaatsen in haar zone te gering is, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat in de parkeerbehoefte die uit de parkeernormen voortvloeit zowel mag worden voorzien met parkeerplaatsen op straat als in een parkeergarage.

Voor zover Stichting Zuidpleingebied, VVE Zuiderterras en [appellant sub 5] vrezen dat straatparkeerplaatsen in de praktijk zullen worden ingenomen door anderen dan vergunninghouders, heeft de raad toegelicht dat het treffen van maatregelen zoals het reserveren van parkeerplaatsen van vergunninghouders of het verkleinen van een parkeersector aangelegenheden zijn die in een verkeersbesluit worden geregeld en niet passen in een bestemmingsplan. De sectoren vallen ook niet samen met de plangrenzen en de deelgebieden van de parkeerbalans. Over de parkeerregulering vinden afzonderlijke gesprekken plaats met de bewoners.

De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld. Op grond van hetgeen VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied en [appellant sub 5] hebben aangevoerd acht de Afdeling niet aannemelijk dat het plan eraan in de weg staat dat vergunninghouders binnen het gebied van hun parkeervergunning op straat kunnen parkeren.

De betogen falen.

Ontsluiting parkeergarages

14. Stichting Zuidpleingebied betoogt dat een goede ontsluiting van de parkeergarages dient te worden gewaarborgd. Volgens haar zou in de regels de verplichting moeten worden opgenomen dat de huidige ingang van de parkeergarage aan de Sallandweg gehandhaafd blijft, zodat bezoekers vanaf de Zuiderparkweg en de Goereesestraat zonder omwegen de garage kunnen bereiken.

14.1. Onder 24.2 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de precieze inrichting van het plangebied een kwestie van uitvoering van het bestemmingsplan is. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. De Afdeling heeft geoordeeld dat Stichting Zuidpleingebied niet aannemelijk heeft gemaakt dat de raad niet van het verkeersrapport heeft mogen uitgaan en geen aanvaardbare uitvoering van het plan in zoverre kan plaatsvinden.

14.2. Voor zover Stichting Zuidpleingebied zich keert tegen overwegingen van de tussenuitspraak, overweegt de Afdeling dat zij behoudens zeer uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan.

Conclusie

15. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van VVE Zuiderterras, Stichting Zuidpleingebied, VVE woningen Zuidplein en [appellant sub 5] tegen het besluit van 24 november 2016 ongegrond.

Proceskosten

16. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van VVE Zuiderterras, VVE woningen Zuidplein, NSI, [appellant sub 5] en VVE Winkelcentrum Zuidplein te worden veroordeeld.

Daarbij ziet de Afdeling aanleiding de beroepen van NSI en VVE Winkelcentrum Zuidplein te behandelen als samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Hierbij betrekt de Afdeling dat NSI en VVE Winkelcentrum Zuidplein ter zitting van 7 april 2016 zijn bijgestaan door dezelfde rechtsbijstandsverleners, wier werkzaamheden voor deze twee beroepen voorafgaand aan en tijdens die zitting nagenoeg identiek waren. Gelet op het voorgaande worden de beroepen van NSI en VVE Winkelcentrum Zuidplein, wat betreft de vergoeding van kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, als één zaak beschouwd.

Ten aanzien van Stichting Zuidpleingebied is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.

Ten aanzien van M&V bestaat voor een proceskostenvergoeding geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van Vereniging van eigenaars gebouw Zuiderterras, Stichting Bewoners Zuidpleingebied, Vereniging van Eigenaars woningen aan het Zuidplein 324-410, even nummers, en 424-510, even nummers, NSI Winkels B.V., [appellant sub 5] en Vereniging van Eigenaars Winkelcentrum Zuidplein en andere tegen het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 12 november 2015, kenmerk 15bb8713, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Hart van Zuid" gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 12 november 2015;

III. verklaart het beroep van M&V Handelsonderneming B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 12 november 2015 ongegrond;

IV. verklaart de beroepen van Vereniging van eigenaars gebouw Zuiderterras, Stichting Bewoners Zuidpleingebied, Vereniging van Eigenaars woningen aan het Zuidplein 324-410, even nummers, en 424-510, even nummers en [appellant sub 5] tegen het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 24 november 2016 ongegrond;

V. veroordeelt de raad van de gemeente Rotterdam tot vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten ten aanzien:

a. Vereniging van eigenaars gebouw Zuiderterras tot een bedrag van € 1.732,50 (zegge: zeventienhonderdtweeëndertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

b. Vereniging van Eigenaars woningen aan het Zuidplein 324-410, even nummers, en 424-510, even nummers, en anderen tot een bedrag van € 1.732,50 (zegge: zeventienhonderdtweeëndertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

c. NSI Winkels B.V. en Vereniging van Eigenaars Winkelcentrum Zuidplein en andere tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

d. [appellant sub 5] tot een bedrag van € 1.732,50 (zegge: zeventienhonderdtweeëndertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Rotterdam aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

a. € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) voor Vereniging van eigenaars gebouw Zuiderterras;

b. € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) voor Stichting Bewoners Zuidpleingebied;

c. € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) voor Vereniging van Eigenaars woningen aan het Zuidplein 324-410, even nummers, en 424-510, even nummers, en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

d. € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) voor NSI Winkels B.V.;

e. € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [appellant sub 5];

f. € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) voor Vereniging van Eigenaars Winkelcentrum Zuidplein en andere, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. R.J.J.M. Pans en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, griffier.

w.g. Van Sloten w.g. Kuipers
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2017

271.