Uitspraak 201701492/1/R6


Volledige tekst

201701492/1/R6.
Datum uitspraak: 21 juni 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Fietsersbond, gevestigd te Utrecht,
appellante,

en

de raad van de gemeente Hengelo,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Laan Hart van Zuid, Zuidelijk deel" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de Fietsersbond beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Fietsersbond heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 mei 2017, waar de Fietsersbond, vertegenwoordigd door ing. M.J. Gilde, en de raad, vertegenwoordigd door A.C.J. Mahler en G.A. Uninge, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan maakt het zuidelijke deel van de Laan Hart van Zuid en de daarbij behorende reconstructies, wegaansluitingen en kruisingen mogelijk. Dit betreft een onderdeel van de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid in het zuiden van Hengelo. De Fietsersbond kan zich er niet mee verenigen dat ter plaatse van de kruising van de Laan Hart van Zuid met de Breemarsweg is gekozen voor een kruispunt met verkeersregelinstallaties (hierna: VRI) in plaats van een rotonde.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het beroep

Procedureel

3. De Fietsersbond voert aan dat ten onrechte niet haar volledige zienswijze is gepubliceerd in de nota van zienswijzen, omdat de raad en derden daardoor mogelijk geen kennis hebben kunnen nemen van belangrijke informatie en verhelderende afbeeldingen.

3.1. De raad stelt zich onder verwijzing naar enkele uitspraken van de Afdeling op het standpunt dat artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zich er niet tegen verzet dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft in de nota van zienswijzen. Ter zitting heeft de raad toegelicht wel te beschikken over de volledige zienswijze.

3.2. Voor zover de Fietsersbond betoogt dat de wijze waarop de raad de naar voren gebrachte zienswijzen heeft behandeld in strijd is met artikel 3:46 van de Awb, overweegt de Afdeling dat deze bepaling zich er niet tegen verzet dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft in de nota van zienswijzen. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren, argumenten of toelichtende afbeeldingen niet in de overwegingen zijn betrokken. Anders dan de Fietsersbond veronderstelt, heeft de raad kennis kunnen nemen van de gehele zienswijze en op basis daarvan het besluit genomen. Het betoog faalt.

4. De Fietsersbond voert in een nadere memorie van 19 april 2017 aan dat de vijf bijlagen bij het verweerschrift, waaronder de Nota van Uitgangspunten Hoofdinfrastructuur en het Masterplan Hart van Zuid, ten onrechte niet met het (ontwerp)plan ter inzage zijn gelegd.

4.1. Op het plan is de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) van toepassing. Artikel 1.6a van de Chw luidt:

"Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd".

Dat bepaalde stukken niet ter inzage zijn gelegd, is een nieuwe beroepsgrond en geen nader argument van een eerder naar voren gebrachte beroepsgrond. Nu deze beroepsgrond na afloop van de beroepstermijn is aangevoerd, moet deze buiten beschouwing blijven.

Inhoudelijk

5. De Fietsersbond betoogt dat het plan niet in een kruispunt met VRI, maar in een rotonde had moeten voorzien op de kruising van de Laan Hart van Zuid met de Breemarsweg. Hiertoe voert de Fietsersbond aan dat volgens de richtlijn "Duurzaam Veilig" een rotonde de veiligste oplossing is voor de inrichting van een kruispunt binnen de bebouwde kom. Dit houdt volgens de Fietsersbond verband met de gedwongen verlaging van de snelheid van het autoverkeer en met het uitsluiten van rijden door rood licht bij rotondes. Ongevallen hebben hierdoor bij rotondes minder ernstige gevolgen dan bij kruisingen die anders zijn ingericht. Door niet aan de richtlijn "Duurzaam Veilig" te voldoen, handelt de raad volgens de Fietsersbond in strijd met het gemeentelijk beleid dat is neergelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan uit 2003 (hierna: GVVP) en het Regionaal Mobiliteitsplan 2012-2020 (hierna: RMP), omdat de richtlijn "Duurzaam Veilig" daarin is overgenomen. Volgens de Fietsersbond verwijst de raad naar een gedateerd GVVP. Ook is het besluit volgens de Fietsersbond niet in overeenstemming met de richtlijnen van het CROW. Verder heeft de raad volgens de Fietsersbond ten onrechte gesteld dat een rotonde zorgt voor vertraging van het Hoogwaardig Openbaar Vervoer (hierna: HOV), omdat de bussen daar op andere routes met veel rotondes geen hinder van ondervinden. Bovendien is het volgens de Fietsersbond nog maar de vraag of de buslijn gehandhaafd wordt, omdat een trend gaande is van uitdunning van buslijnen. Verder is de raad bij de keuze voor een kruispunt met VRI volgens de Fietsersbond ten onrechte, althans niet onderbouwd, uitgegaan van een bepaald groeiscenario voor het autoverkeer.

6. De raad stelt zich primair op het standpunt dat het plan de uitvoering van het verkeerskundige ontwerp van het kruispunt, zoals het plaatsen van verkeerstekens, niet regelt, maar dat dit wordt geregeld in verkeersbesluiten.

6.1. De Afdeling stelt vast dat de gronden ter plaatse van de kruising Laan Hart van Zuid en Breemarsweg met de bestemming "Verkeer" de vorm van een kruispunt hebben. Op grond van artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn die gronden bestemd voor:

a. wegen, straten en paden met de daarbij behorende voorzieningen, met inachtneming van de situering van de as van de weg op het ter plaatse van de aanduiding ‘dwarsprofiel’ gegeven dwarsprofiel;

(…)

c. voet- en rijwielpaden;

(…).

Gelet op de vorm van de gronden met de verkeersbestemming, in samenhang met artikel 3, lid 3.1, onder a en c, van de planregels, en het dwarsprofiel "Laan Hart van Zuid met Balktsbeek" in bijlage 2 bij de planregels, voorziet het plan in een gelijkvloers kruispunt en niet in een rotonde. Bij een rotonde zou de as van de weg anders zijn gesitueerd dan in het dwarsprofiel in bijlage 2 is weergegeven. Het betoog van de Fietsersbond dat het plan ten onrechte niet in een rotonde voorziet ter plaatse van deze kruising betreft derhalve niet louter een uitvoeringsaspect. Het aspect verkeersveiligheid komt voorts in het kader van een goede ruimtelijke ordening aan de orde en wordt niet doorgeschoven naar de besluitvorming ter zake van verkeersbesluiten die nog moeten worden genomen. De plaatsing van VRI als zodanig betreft wel een uitvoeringskwestie, die op zichzelf in deze procedure niet aan de orde kan komen.

7. De raad stelt zich verder op het standpunt dat hij na afweging van alle betrokken belangen heeft kunnen kiezen voor een inrichting van de kruising als kruispunt met VRI. Die keuze is volgens de raad al in een eerder stadium, bij de vaststelling van de Nota van Uitgangspunten Hoofdinfrastructuur in 2004, gemaakt. Dat is thans vertaald in het voorliggende plan. De raad stelt dat naast het fietsbelang ook andere belangen een rol spelen bij de keuze voor een bepaald verkeerskundig ontwerp voor een kruising. Hierbij heeft in dit geval een rol gespeeld dat de Laan Hart van Zuid de doorstroomas voor het HOV gaat vormen tussen Hengelo Centraal Station en Haaksbergen, aldus de raad. Verder heeft de raad hierbij betrokken dat de Laan Hart van Zuid de hoofduitrukroute van de brandweer naar bedrijventerrein Twentekanaal vormt. Bij een kruising met VRI kan aan bussen en aan hulpdiensten prioriteit worden gegeven, hetgeen bij een rotonde niet mogelijk is. Ook is volgens de raad van belang dat het profiel van de Laan Hart van Zuid is ontworpen voor de afwikkeling van exceptioneel transport en dat een rotonde daarbij een belemmering zou vormen. Volgens de raad kan het gemotoriseerd verkeer bij een kruising met VRI veelal beter doorstromen dan op een rotonde. De raad stelt dat fietsverkeer bij kruispunten met VRI ook comfortabel en veilig kan worden afgewikkeld en dat wachttijden tot een minimum kunnen worden beperkt. Het plan draagt volgens de raad bij aan een verbetering van de verkeerssituatie voor fietsers, omdat langs de gehele Laan Hart van Zuid vrijliggende fietspaden worden gerealiseerd. Het plan leidt volgens de raad dan ook niet tot negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid van fietsers.

7.1. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De Afdeling overweegt het volgende over de wijze waarop de raad de mogelijkheid van de aanleg van een rotonde in plaats van een kruispunt met VRI in de afwegingen heeft betrokken en welke rol het concept "Duurzaam Veilig" daarbij heeft gespeeld.

7.2. De raad stelt zich op het standpunt dat het concept "Duurzaam Veilig" geen zelfstandig toetsingscriterium is voor een bestemmingsplan. Dit betreft volgens de raad een uitgebreide verkeersveiligheidsvisie, waarin onder meer staat dat kruispunten tussen gebiedsontsluitingswegen, zoals hier aan de orde, gelijkvloers moeten worden uitgevoerd en dat de voorrang geregeld moet worden. Hoewel "Duurzaam Veilig" daar een voorkeur voor heeft, hoeft dit niet per definitie een rotonde te zijn, maar kan dit ook door middel van verkeerstekens of een VRI, aldus de raad.

Volgens de raad is het GVVP weliswaar al een tijd geleden vastgesteld, maar nog altijd geldend beleid. Een verwijzing naar het RMP had volgens de raad inhoudelijk niet geleid tot een ander besluit omdat daarin niets inhoudelijks is vermeld over het desbetreffende kruispunt. Nog daargelaten dat de plantoelichting geen bindend onderdeel van het plan is, heeft de Fietsersbond volgens de raad niet aannemelijk gemaakt dat daarin dusdanige onjuistheden zijn vermeld dat om die reden geoordeeld zou moeten worden dat geen goede belangenafweging heeft plaatsgevonden.

7.2.1. Volgens het CROW zijn alle richtlijnen, normen en instrumenten die het heeft ontwikkeld om de wegontwerper te helpen bij het maken van een optimaal wegontwerp gebaseerd op het concept "Duurzaam Veilig Verkeer" (hierna: Duurzaam Veilig). Zo is bijvoorbeeld in het Handboek wegontwerp 2013 van het CROW (hierna: Handboek) Duurzaam Veilig omschreven als een verkeersveiligheidsvisie die is gebaseerd op vijf principes: de functionaliteit van wegen, de homogeniteit van massa en/of snelheid en richting, de herkenbaarheid en de voorspelbaarheid van wegen en gedrag, de fysieke en sociale vergevingsgezindheid en statusonderkenning door de verkeersdeelnemer. In het Handboek staat over kruispunten tussen gebiedsontsluitingswegen, zoals hier aan de orde, het volgende:

"Kruispunten tussen gebiedsontsluitingswegen onderling en tussen gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen worden gelijkvloers uitgevoerd. Hierbij zijn er de volgende mogelijkheden:

• gebiedsontsluitingsweg-gebiedsontsluitingsweg: gelijkvloers, rotonde, voorrangskruispunt zonder verkeersregelinstallatie (belangrijkste gebiedsontsluitingsweg is voorrangsweg), voorrangskruispunt met verkeersregelinstallatie;

(…)

Aan het toepassen van een verkeersregelinstallatie moet een bijzondere reden ten grondslag liggen. Een verkeersregelinstallatie wordt geplaatst wanneer een rotonde niet haalbaar is, en op een voorrangskruispunt:

• als er te lange wachttijden (intensiteiten) zijn;

• in het kader van verkeersmanagement (prioriteiten stellen per vervoerswijze en/of richting).

De uiteindelijke uitvoering van een kruispunt (rotonde, verkeersregelinstallatie of voorrangsregeling) hangt af van diverse aspecten zoals:

• veiligheid;

• grootte en verdeling van alle aanwezige verkeersstromen;

• beschikbare ruimte".

7.2.2. In de plantoelichting staat dat de Laan Hart van Zuid de verbindende schakel gaat vormen tussen de A35 en het Centraal Station van Twente in Hengelo. De Laan Hart van Zuid heeft een drievoudige functie: als doorstroomas HOV, als Stadsfietsroute en als onderdeel van de hoofdwegenstructuur. De Stadsfietsroute moet volgens de plantoelichting voldoen aan hoge kwaliteitseisen wat betreft directheid, veiligheid en comfort, aantrekkelijkheid en samenhang. Aan weerszijden van de weg worden vrijliggende fietspaden aangelegd. De fietssuggestiestroken langs de Breemarsweg worden volgens de plantoelichting zorgvuldig aangesloten op de vrijliggende fietspaden langs de Laan Hart van Zuid. Het kruispunt van de Laan Hart van Zuid met de Breemarsweg wordt volgens de plantoelichting voorzien van VRI. Daarbij geniet de bus prioriteit ten opzichte van het overige verkeer. Er wordt vanwege ruimtegebrek geen vrijliggende busbaan gerealiseerd.

In de plantoelichting is verwezen naar het GVVP. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer is in het GVVP onder meer vastgelegd dat de categorisering van wegen plaatsvindt volgens Duurzaam Veilig, aldus de plantoelichting. In het GVVP staat verder volgens de plantoelichting dat de gemeente het gebruik van het openbaar vervoer wil stimuleren door doorstroomassen voor HOV te realiseren, waarbij het openbaar vervoer prioriteit krijgt in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers. In de nota van zienswijzen staat hierover dat dit bij rotondes niet mogelijk is, omdat wachtrijen en vertraging optreden bij het naderen van een rotonde.

Verder staat in de plantoelichting dat het bevorderen van het fietsgebruik een hoge prioriteit heeft binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. Hiertoe worden onder meer de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad verbeterd en worden VRI fietsvriendelijker gemaakt, aldus de plantoelichting. In de nota van zienswijzen staat dat voor fietsers in het verkeersregelprogramma fietsprioriteit zal worden toegevoegd om de wachttijd voor fietsers zo veel mogelijk te beperken.

Over verkeersveiligheid staat in de plantoelichting dat de gemeente zich conformeert aan Duurzaam Veilig. In de Nota Duurzaam Veilig uit 2001 zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie, aldus de plantoelichting. In het RMP is Duurzaam Veilig ook tot uitgangspunt voor verkeersveiligheid genomen.

7.2.3. Uit de plantoelichting en het verweer van de raad leidt de Afdeling af dat de uitgangspunten van Duurzaam Veilig bij de totstandkoming van het plan zijn betrokken, waar het gaat om de verkeersveiligheid van de infrastructurele voorzieningen waarin het plan voorziet. Het standpunt van de raad dat Duurzaam Veilig niet voorschrijft dat kruisingen in de bebouwde kom per definitie als rotonde moeten worden ingericht, komt de Afdeling niet onjuist voor. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat dit standpunt wordt bevestigd in het Handboek, zoals onder 7.2.1 uiteen is gezet. In zoverre faalt het betoog.

De raad heeft in het kader van verkeersmanagement en vanwege te verwachten verkeersintensiteiten gekozen voor een kruispunt met VRI in plaats van een rotonde. Hierna wordt afzonderlijk op deze beide aspecten ingegaan.

7.3. De raad acht het van belang bij de kruising prioriteit te kunnen geven aan bussen, omdat de Laan Hart van Zuid een doorstroomas voor HOV wordt. Over het betoog van de Fietsersbond dat het HOV geen goed argument is om te kiezen voor VRI, heeft de raad opgemerkt dat prioritering van busvervoer bij een rotonde niet mogelijk is. De bus moet dan net als het overige verkeer wachten voor de rotonde en bij het afrijden van de rotonde nogmaals voorrang verlenen aan het fietsverkeer. Dit zorgt volgens de raad voor vertraging die niet gewenst is op een doorstroomas voor het HOV. Bij een VRI kan tijdig groen licht voor bussen worden gegeven en kan de bus zonder vertraging het kruispunt passeren. Dit verdient daarom volgens de raad de voorkeur, zoals al is besloten in de Nota van Uitgangspunten Hoofdinfrastructuur. De vergelijking met andere rotondes die de bussen moeten passeren acht de raad niet zonder meer relevant, omdat iedere kruising een unieke verkeerssituatie kent. Verder stelt de raad dat het HOV tussen Hengelo en Haaksbergen een goed bezette buslijn is, waarvan opheffing niet aan de orde is.

Verder heeft de raad van belang geacht dat bij een kruispunt met VRI prioriteit kan worden gegeven aan hulpdiensten. De raad heeft in dit kader verwezen naar een e-mail van een medewerker van de brandweer, waarbij de voorkeur wordt uitgesproken voor een kruispunt met VRI, onder meer omdat de verkeerslichten gestuurd kunnen worden met een responder aan boord van de brandweervoertuigen.

In reactie op het verweer van de raad heeft de Fietsersbond aangevoerd dat volgens het RMP alleen prioriteit aan HOV wordt gegeven in geval van vrijliggende busbanen, waarvan in dit geval geen sprake is.

In hetgeen de Fietsersbond heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat vanwege de functie van de weg als doorstroomas voor HOV en route voor hulpdiensten een kruispunt met VRI de doorstroming het meest bevordert. Anders dan de Fietsersbond aanvoert, is in het RMP niet vermeld dat alleen in geval van vrijliggende busbanen prioriteit aan busvervoer kan worden gegeven. In zoverre faalt het betoog.

7.4. De raad heeft verder blijkens de nota van zienswijzen meegewogen, dat de verkeersintensiteiten op het kruispunt dusdanig hoog worden dat een rotonde naar verwachting onvoldoende capaciteit heeft om in de spitsperioden het verkeer goed af te kunnen wikkelen. De raad heeft naar aanleiding van het beroep van de Fietsersbond nader onderzoek laten verrichten naar de vraag of de capaciteit van een rotonde voldoende zou zijn bij de te verwachten verkeersintensiteiten op het kruispunt Laan Hart van Zuid met de Breemarsweg. De capaciteit is doorgerekend met de zogeheten formule van Bovy, die is opgenomen in de publicatie nr. 126 van het CROW "Eenheid in rotondes". Dit heeft geresulteerd in de "Capaciteitsberekening rotonde Breemarsweg - Laan Hart van Zuid" van 8 maart 2017 (hierna: de berekening). Hieruit is naar voren gekomen dat een rotonde voldoende capaciteit zou bieden in de ochtendspits, maar dat het verkeer in de avondspits doorstromingshinder zou ondervinden. In de avondspits nadert de toerit Laan Hart van Zuid ten zuiden van de Breemarsweg de maximale verzadigingsgraad van 0,80, waarbij gemotoriseerd verkeer niet meer kan doorstromen, aldus de raad. De verzadigingsgraad bedraagt daar dan 0,70, bij welke graad het verkeer hinder ondervindt. Hierdoor kan met een rotonde niet worden voldaan aan de door de raad vastgestelde Nota van Uitgangspunten Hoofdinfrastructuur, die stelt dat de Laan Hart van Zuid moet zorgen voor een goede bereikbaarheid vanaf de A35 naar vervoersknooppunt Centraal Station Twente. Bij een kruispunt met VRI kan deze bereikbaarheid volgens de raad wel worden gewaarborgd. Bij de berekening zijn volgens de raad de verkeersintensiteiten uit het regionale verkeersmodel gebruikt. Binnen Twente wordt volgens de raad gerekend met het zogeheten PRIMOS-groeiscenario dat uitgaat van een beperkte mobiliteitsgroei.

De Fietsersbond heeft in reactie op het verweer van de raad naar voren gebracht dat uit de berekening en eerder ook uit de Nota van Uitgangspunten Hoofdinfrastructuur blijkt dat de capaciteit van een rotonde op deze kruising toereikend is. De Fietsersbond voert verder aan dat ten onrechte is uitgegaan van een zeer sterke toename van het autoverkeer.

Anders dan de Fietsersbond stelt, laat de berekening zien dat bij een rotonde in de avondspits doorstromingshinder zou ontstaan. Bij de berekening is voorts uitgegaan van cijfers van de te verwachten verkeersintensiteit in 2030 die zijn gebaseerd op een groeiscenario met een beperkte mobiliteitsgroei en juist niet van een groeiscenario dat uitgaat van een sterke mobiliteitsgroei, zoals de Fietsersbond stelt. Hetgeen over de capaciteit van een rotonde in de Nota van Uitgangspunten Hoofdinfrastructuur staat, is in dit verband niet doorslaggevend. In hetgeen de Fietsersbond heeft aangevoerd, ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de capaciteit van een rotonde niet toereikend zou zijn om de te verwachten hoeveelheid verkeer steeds snel af te wikkelen, hetgeen een van de doelstellingen is van de aanleg van de weg. Het betoog faalt.

8. Voor zover de Fietsersbond heeft aangevoerd dat het plan niet in overeenstemming is met de richtlijnen van het CROW, overweegt de Afdeling dat zij dit niet nader heeft onderbouwd of gespecificeerd. Reeds daarom faalt dit betoog. Voor zover hiermee is bedoeld dat het plan niet voldoet aan Duurzaam Veilig, verwijst de Afdeling naar hetgeen onder 7.2.3 is overwogen.

9. De Fietsersbond heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. De Fietsersbond heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

10. De Afdeling komt tot de conclusie dat de raad het alternatief van een rotonde voldoende in de afwegingen heeft betrokken en in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat de voordelen daarvan niet opwegen tegen de hiervoor beschreven nadelen. De Fietsersbond heeft ook overigens niet aannemelijk gemaakt dat de inrichting van de kruising Laan Hart van Zuid met de Breemarsweg als kruispunt met VRI tot zodanig onveilige of anderszins onwenselijke situaties voor fietsers zal leiden dat de raad het plan niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.

Conclusie

11. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

Proceskosten

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.M.A. Poppelaars, griffier.

w.g. Van der Wiel w.g. Poppelaars
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2017

780.