Uitspraak 201508034/3/R2


Volledige tekst

201508034/3/R2.
Datum uitspraak: 24 mei 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Son, gemeente Son en Breugel,

en

de raad van de gemeente Son en Breugel,
verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2013, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen twintig weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 17 november 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]" opnieuw, gewijzigd, vastgesteld.

[appellant] en [belanghebbende A] zijn in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld. Zij hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

De raad en [belanghebbende A] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1. Bij besluit van 3 september 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]" vastgesteld. Dit plan voorziet in de uitbreiding van de bestaande viskwekerij van [belanghebbende A] aan de [locatie 1] te Son (hierna: de viskwekerij) ten behoeve van de bouw van een broedhuis en een inpakruimte.

Tussenuitspraak

2. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 4.3 overwogen dat nu de raad de landschappelijke inpassing noodzakelijk vindt voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het bestemmingsplan, hij de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals weergegeven in het inrichtingsplan ten onrechte niet in het bestemmingsplan heeft gewaarborgd.

De Afdeling heeft voorts onder 5.4 overwogen dat niet is uitgesloten dat de geluidbronnen die worden aangebracht in het te realiseren broedhuis en de te realiseren inpakruimte al dan niet in combinatie met extra verkeersbewegingen ten gevolge van de oprichting van deze nieuwe bebouwing zorgen voor een zodanige geluidproductie dat ter plaatse van de woning van [appellant] geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

3. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 3 september 2015 gegrond en dient dat besluit te worden vernietigd.

4. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen twintig weken na de verzending van de tussenuitspraak de genoemde gebreken te herstellen.

De raad diende daarvoor met inachtneming van 4.3 een regel in het plan op te nemen die inhoudt dat de bebouwing binnen het bouwvlak alleen is toegestaan indien de landschappelijke inpassing wordt aangelegd en in stand gehouden zoals is weergegeven in het inrichtingsplan;

De raad diende voorts met inachtneming van 5.4 nader te motiveren, al dan niet naar aanleiding van een akoestisch onderzoek, dat ter plaatse van de woning van [appellant] een uit een akoestisch oogpunt aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

Herstelbesluit

5. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad het bestemmingsplan deels gewijzigd vastgesteld en deels nader gemotiveerd.

Privacy

6. Voor zover [appellant] vreest voor een aantasting van zijn privacy ten gevolge van de oprichting van de nieuwe bebouwing en stelt dat een schutting van minimaal 2,5 m moet worden opgericht, overweegt de Afdeling als volgt. Hiermee heeft [appellant] zijn beroepsgronden uitgebreid met een nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgrond. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant] in dit opzicht aanvoert, buiten inhoudelijke bespreking blijft.

Landschappelijke inpassing

7. Aan artikel 3 van de planregels van het plan dat is vastgesteld bij het besluit van 17 november 2016 is een lid 3.4.3 toegevoegd, dat luidt:

"a. Als strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het in gebruik nemen van de bedrijfsgebouwen voor een periode langer dan één jaar.

b. Het gestelde onder a is niet van toepassing indien wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing volgens het ten behoeve van dit plan opgestelde en goedgekeurde landschappelijk inrichtingsplan, zoals het is opgenomen in bijlage 1 van deze regels, en deze landschappelijke inpassing in stand wordt gehouden."

7.1. [appellant] betoogt dat de landschappelijke inpassing ook met het herstelbesluit niet voldoende zeker geregeld is, omdat ten onrechte niet is vastgelegd hoe hoog de in het inrichtingsplan opgenomen hagen zijn.

7.2. Eerst in de zienswijze op het besluit van 17 november 2016 heeft [appellant] nader aangevoerd dat ten onrechte niet is vastgelegd hoe hoog de in het inrichtingsplan opgenomen hagen zijn. Niet is gebleken dat [appellant] dit niet eerder naar voren had kunnen brengen. Daarbij is van belang dat het inrichtingsplan ook bij het plan zoals vastgesteld bij het besluit van 3 september 2015 als bijlage was gevoegd. Voorts hebben andere partijen niet op passende wijze op dit betoog kunnen reageren doordat [appellant] dit eerst in de zienswijze op het besluit van 17 november 2016 naar voren heeft gebracht. Gelet hierop is het aanvoeren van genoemd betoog in strijd met een goede procesorde, zodat de Afdeling dit buiten beschouwing zal laten.

Woon- en leefklimaat

8. Ten behoeve van het besluit van 17 november 2016 heeft de raad onderzoek laten verrichten naar de geluidbelasting van de viskwekerij op de woning van [appellant] aan de [locatie 2]. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek ten behoeve van [belanghebbende B] aan de [locatie 1] te Son" van 27 september 2016 van adviesbureau Geurts (hierna: het akoestisch rapport). In het akoestisch rapport staat dat is aangesloten bij de normen in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (hierna: de Handreiking) voor het gemiddelde geluidniveau van 40, 35 en 30 dB(A) voor de dag-, avond- en nachtperiode. Ter plaatse van de woning van [appellant] wordt het gemiddelde geluidniveau bij de representatieve bedrijfssituatie, na het plaatsen van dempers op de ventilatoren van de viskwekerij, in de dagperiode met 1 dB(A) en in de nachtperiode met 2 dB(A) overschreden. Voorts staat in het rapport dat op basis van de omgeving, een voormalig landbouwontwikkelingsgebied met veel agrarische activiteiten geen hinder wordt verwacht ten gevolge van deze overschrijdingen. Voorts worden de overschrijdingen bepaald door vergunde activiteiten en zijn reeds maatregelen voorzien. Het is niet realistisch om van het bedrijf te verlangen dat de geluidbelasting verder wordt gereduceerd vanwege de hoge kosten, die niet in verhouding staan tot de te behalen reducties die de maatregelen zouden opleveren.

8.1. [appellant] stelt dat de geluidbelasting ter plaatse van zijn woning zoals berekend in het akoestisch rapport zijn onderschat. Hij verwijst naar de in zijn opdracht opgestelde notitie "Beoordeling akoestisch onderzoek bij gewijzigd bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]" te Son" van 25 januari 2017 van adviesbureau Peutz (hierna: de notitie van Peutz). [appellant] stelt dat uit de notitie van Peutz blijkt dat te lage geluidniveaus zijn ingevoerd in het rekenmodel en meerdere bronnen geheel of gedeeltelijk niet zijn meegenomen in de berekeningen. Voorts is volgens [appellant] in strijd met de Handreiking het tonaal karakter van het geluid niet onderkend en is ten onrechte geen onderzoek verricht naar het omgevingsgeluid. Verder blijkt volgens [appellant] uit de notitie van Peutz dat zodanig dure maatregelen moeten worden getroffen om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen, dat moet worden geconcludeerd dat de voorziene uitbreiding van de viskwekerij ongewenst is en niet gerealiseerd kan worden.

8.2. Bij het begeleidend schrijven bij het besluit van 17 november 2016 heeft de raad toegelicht dat het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel in verband met de voorziene geluidbelasting ter plaatse van de woning van [appellant] hogere waarden voor de hoogst toelaatbare geluidbelasting voor deze woning zal vaststellen. Bij brief van 14 februari 2017 heeft de raad toegelicht dat het college hiervoor ten onrechte een procedure op grond van de Wet geluidhinder heeft gevolgd. De procedure op grond van de Wet geluidhinder is dan ook beëindigd. De Afdeling stelt voorop dat thans het besluit van 17 november 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan voorligt en niet een besluit tot vaststelling van hogere waarden. De bezwaren van [appellant] die zien op de inmiddels beëindigde procedure tot vaststelling van hogere waarden, wat daar ook van zij, kunnen hier dan ook niet aan de orde komen.

8.3. De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of de raad zich ten tijde van het besluit van 17 november 2016 op het standpunt heeft kunnen stellen dat gelet op de geluidbelasting van de viskwekerij ter plaatse van de woning van [appellant] een uit een akoestisch oogpunt aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

8.4. In paragraaf 4.1.4 van de plantoelichting staat dat, gelet op de hiervoor, onder 8, aangehaalde passage uit het akoestisch rapport, bij de overschrijdingen van 1 dB(A) en 2 dB(A) van de gehanteerde normen in de Handreiking geen sprake zal zijn van een onevenredige geluidbelasting ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling. Gelet op de geluidbelasting die hiermee ontstaat van 41 dB(A) in de dagperiode en 32 dB(A) in de nachtperiode en de ligging van de woning van [appellant] in een voormalig landbouwontwikkelingsgebied met veel agrarische bedrijven, acht de Afdeling dit standpunt niet onredelijk.

8.5. De Afdeling stelt voorop dat in de onderhavige procedure niet de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu voor de viskwekerij ter beoordeling staat, maar de vraag of met het bestemmingsplan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellant] kan worden gegarandeerd. Daarbij is van belang of de raad er op voorhand in redelijkheid van heeft kunnen uitgaan dat, eventueel door in de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu op te nemen voorschriften, sprake zal zijn van een aanvaardbare geluidsbelasting. Onder verwijzing naar de uitspraak van 3 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3269, overweegt de Afdeling dat dergelijke voorschriften niet al vóór de vaststelling van een bestemmingsplan hoeven te zijn vastgesteld, maar dat de raad er op voorhand in redelijkheid van moet kunnen uitgaan dat die voorschriften stand kunnen houden in een beroepsprocedure. Naar het oordeel van de Afdeling volgt uit hetgeen [appellant] naar voren heeft gebracht niet dat het akoestisch rapport zodanige gebreken of onvolledigheden in kennis bevat dat de raad hiervan niet heeft kunnen uitgaan. Daarbij is van belang dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd niet leidt tot de conclusie dat in het akoestisch onderzoek niet is uitgegaan van een representatieve invulling van het plan. De door [appellant] aangevoerde omstandigheid dat te lage geluidniveaus zijn ingevoerd of bronnen niet zijn meegenomen, betekent op zichzelf nog niet dat van een zodanig hogere geluidbelasting ter plaatse van de woning van [appellant] moet worden uitgegaan dat niet langer sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierbij betrekt de Afdeling nog het volgende. Over de opmerkingen in de notitie van Peutz dat in het rekenmodel mogelijk niet alle ventilatoren zijn opgenomen, heeft Geurts in een reactie laten weten dat het aantal ventilatoren is terug gebracht naar één. Dit is ook weergegeven op de milieutekening, maar abusievelijk niet aangepast in de tekst van het akoestisch rapport. Wat betreft het ingevoerde bronvermogen voor de ventilator heeft Geurts in genoemde reactie erkend dat deze te laag is en dat uit een aanvullende berekening blijkt dat dit leidt tot een toename van 0,1 dB(A). Gelet op deze toename is een demper van 12 dB(A) in plaats van 10 dB(A) nodig voor de ventilator om nog steeds een gemiddeld geluidniveau van 32 dB(A) in de nachtperiode te behalen. De Afdeling ziet gelet op voorgaande reactie van Geurts geen aanleiding voor het oordeel dat het bronvermogen van de ventilator zodanig is onderschat dat de raad reeds gelet hierop heeft moeten uitgaan van andere overschrijdingen ter plaatse van de woning van [appellant] dan hij heeft gedaan.

Voor zover op grond van de Handreiking bij tonaal geluid een straffactor van 5 dB(A) dient te worden toegepast op het gemiddelde geluidniveau vanwege de betreffende bedrijfstoestand en een overschrijding van de richtwaarden alleen mogelijk is tot het referentieniveau van het omgevingsgeluid, overweegt de Afdeling dat dit van toepassing is bij de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Voorts kunnen in een dergelijke vergunning beperkingen worden gesteld aan het produceren van tonaal geluid. Er is geen aanleiding dit akoestisch rapport op de enkele grond dat daarin onvoldoende rekening zou zijn gehouden met de invloed van tonaal geluid en ten onrechte geen rekening zou zijn gehouden met het toepassen van een toeslag wegens geluid met een tonaal karakter zodanig gebrekkig te achten dat het niet ten grondslag zou kunnen worden gelegd aan het herstelbesluit.

Gelet op het voorgaande faalt het betoog.

Conclusie

9. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 17 november 2016 ongegrond.

Slotoverweging

10. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Son en Breugel van 3 september 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]" gegrond;

II. vernietigt dat besluit;

III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Son en Breugel van 17 november 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]" ongegrond;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Son en Breugel tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.237,50 (zegge: twaalfhonderdzevenendertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V. gelast dat de raad van de gemeente Son en Breugel aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt;

VI. draagt de raad van de gemeente Son en Breugel op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. Th.C. van Sloten en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vletter, griffier.

w.g. Van Ettekoven w.g. Vletter
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2017

653.