Uitspraak 201603957/1/R6


Volledige tekst

201603957/1/R6.
Datum uitspraak: 26 april 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

1. [appellante sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Eindhoven (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellant sub 2], wonend te Eindhoven,
3. [appellant sub 3] en anderen, allen wonend te Eindhoven,

en

de raad van de gemeente Eindhoven,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 22 september 2015 heeft het college op grond van de Coördinatieverordening ruimtelijke beleid Eindhoven 2011 de coördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) van toepassing verklaard op de voorbereiding en bekendmaking van het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring (NRE-terrein)" en een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen op het perceel [locatie] te Eindhoven.

Bij besluit van 10 mei 2016, kenmerk 16R6692, heeft de raad het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring (NRE-terrein)" vastgesteld.

Bij besluit van 25 mei 2016, kenmerk V15/23055, heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van een industrieel gebouw tot appartementen aan de [locatie] te Eindhoven.

[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen hebben tegen het besluit van 10 mei 2016 beroep ingesteld. [appellant sub 3] en anderen hebben hun beroep tegen het besluit van 25 mei 2016 ingetrokken.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: StAB) heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant sub 2], [appellant sub 3] en anderen en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

[appellant sub 1] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2017, waar [appellante sub 1A] in persoon, [appellant sub 2] in persoon, [appellant sub 3] in persoon en bijgestaan door mr. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, en de raad, vertegenwoordigd door B. van der Padt, M.H.E.A. Willemsen-van Noppen, S.P.M. Gijsbers-van der Meijden, ing. P.S.J. Peereboom, R.E.M. Stevens en J.L.P. van Laarhoven, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting de Vereniging NRE TWEE, vertegenwoordigd door M.J.G. van Buul, en Avenue NRE B.V., vertegenwoordigd door H.M. van Stiphout, als belanghebbenden gehoord.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Het plan en het geschil

2. Het plan voorziet in de herontwikkeling van een binnenstedelijk terrein grenzend aan het centrum van Eindhoven waar voorheen onder meer een gasfabriek (Nutsbedrijven Regio Eindhoven, NRE) was gevestigd. Het plangebied heeft een oppervlakte van 20.500 m2. Op het terrein bevindt zich een aantal cultuurhistorisch waardevolle industriële gebouwen die gehandhaafd blijven. Het plan is een globaal en flexibel eindplan dat beoogt de ontwikkeling van een gebied mogelijk te maken voor wonen (maximaal 100 woningen), werken en ontspanning.

Appellanten zijn omwonenden van het plangebied. Zij stellen dat de herontwikkeling in strijd is met het gemeentelijk beleid en dat het plan te ruime mogelijkheden biedt die leiden tot aantasting van hun woon- en leefklimaat.

De relevante planregels staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Toetsingskader

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Gemeentelijk beleid

4. [appellant sub 2] stelt dat in het voorheen geldende bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring 2007" voor het plangebied een uitwerkingsplicht was opgenomen die voornamelijk zag op woningbouw. Het nu voorliggende plan wijkt daarvan af. Een motivering voor deze afwijking ontbreekt. De toevoeging van functies voor werken en ontspanning heeft een negatieve invloed op de waardeontwikkeling van zijn woning.

Volgens [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen is het plan in strijd met de "Interimstructuurvisie Eindhoven 2009" (hierna: Interimstructuurvisie), waarin het NRE-terrein de hoofdfunctie "wonen" heeft met nevenfuncties "werken, zorg en onderwijs". Het plan laat een gemengd gebied toe. De hoofdfunctie wonen ontbreekt in het plan. Voor de functie "Wonen’ zijn volgens deze structuurvisie geen concentraties van horeca gewenst. Het plan laat een grote oppervlakte aan horeca toe.

Het plan is volgens [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen ook in strijd met het Horecabeleidsplan 2014. Daarin moet het plangebied volgens hen als een woongebied worden aangemerkt. Het algemene beleid voor woonwijken is gericht op handhaving en beperkte uitbreiding van bestaande horeca. Op werklocaties is alleen ondersteunende horeca toegestaan. Het NRE-terrein wordt niet genoemd als zogeheten toelatingsgebied als bedoeld in het beleidsplan. De feitelijke aanwezigheid van niet-woonfuncties is daarvoor geen argument. Ook kan het plangebied niet worden beschouwd als broedplaats als bedoeld in het beleidsplan omdat de toegelaten horeca niet ondergeschikt is.

[appellant sub 2] stelt dat de vergunningen voor de gebouwen 3, 4 en 5 in strijd met het voorlopig bouwverbod behorend bij de uitwerkingsplicht in het voorheen geldende bestemmingsplan zijn verleend. Het gebruik van die gebouwen is in strijd met het gebruiksverbod uit dat plan.

4.1. De rechtmatigheid van de verleende vergunningen en de rechtmatigheid van het feitelijk gebruik van de gebouwen staan, daargelaten dat deze gebouwen deels buiten het plangebied liggen, in deze procedure over het bestemmingsplan niet ter beoordeling.

4.2. De raad komt in beginsel de bevoegdheid toe om op grond van gewijzigde inzichten en omstandigheden een herziening van een bestemmingsplan in procedure te brengen. De omstandigheid dat in een bestemmingsplan, zoals in het plan "Tongelre binnen de Ring 2007", een uitwerkingsplicht is opgenomen, doet aan deze bevoegdheid niet af.

Volgens de zienswijzennota zijn de uitgangspunten ten opzichte van 2007 gewijzigd. Besloten is om de bestaande historische gebouwen zoveel mogelijk te behouden. Verder is besloten om geen woongebied te realiseren, maar een gemengd gebied. Deze nieuwe uitgangspunten hebben geleid tot een ander programma dat niet past binnen de uit te werken bestemming in het voorheen geldende bestemmingsplan. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad hiermee voldoende gemotiveerd waarom voor het plangebied geen uitwerkingsplan, maar een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld.

4.3. Volgens paragraaf 3.4.1. van de plantoelichting is de Interimstructuurvisie het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Het plangebied is op de kaart "Gebruik van de ruimte" uit de Interimstructuurvisie aangeduid als zorg en opvang, werken en wonen. Onder het kopje "Wonen" staat: "De gronden zijn voornamelijk bedoeld voor wonen, inclusief alle afgeleide wijk- en buurtgerichte functies op het gebied van (middelbaar-/ basis-)onderwijs, zorg, opvang, cultuur, religieuze voorzieningen, ontspanning en vrije tijd, groen, detailhandel en werken (woonwerkcombinaties en kleine bedrijven met milieucategorieën 1, 2 en gedeeltelijk 3). Deze functies zijn noodzakelijk voor het functioneren van een gebied als woongebied. Zij vallen dus onder deze definitie en worden niet afzonderlijk in beeld gebracht, mede omdat hun ruimtebeslag relatief beperkt is". Onder het kopje "Werken" staat: "Hieronder vallen werkgerelateerde functies: industrie, research en ontwikkeling, handel, kantoren, grootschalige en perifere detailhandel, transport, bouwnijverheid en dienstverlening. Tevens alle productieactiviteiten van kunst en design en ook alle voorzieningen die bij een functioneel en modern bedrijventerrein horen". Het NRE-terrein zal volgens de plantoelichting ontwikkeld worden als een gemengd stedelijk gebied dat een goede aanvulling vormt op de centrumstedelijke voorzieningen.

De raad heeft toegelicht dat de Interimstructuurvisie uit 2009 uitsluitend als doel had om het bestaande beleid vast te leggen. Dat de ontwikkeling van het NRE-terrein niet expliciet wordt genoemd in de Interimstructuurvisie betekent dan ook niet dat deze visie zich daartegen verzet. De zonering in de Interimstructuurvisie is bovendien op hoofdlijnen en daarin is de horecafunctie niet specifiek geregeld, aldus de raad.

Gelet het beperkte doel van de Interimstructuurvisie en de ruime omschrijving van de daarin toegelaten functies heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Interimstructuurvisie niet in de weg staat aan een gemengd stedelijk gebied waarin het plan voorziet.

4.4. Ten tijde van het bestreden besluit gold het "Horecabeleidsplan Gemeente Eindhoven - Kennis maken met een gastvrije stad" (hierna: het horecabeleidsplan), door de raad vastgesteld op 11 maart 2014. Daarin is het NRE-terrein volgens de plantoelichting niet specifiek benoemd. Gezien de aanwezigheid (medio 2015) van kantoren, ateliers, werkplaatsen, horeca en in de toekomst ook woningen, kan het gebied in termen van het horecabeleidsplan als toelatingsgebied worden aangemerkt. Dit zijn gebieden waar feitelijk per aanvraag wordt bezien of nieuwe horeca of uitbreiding van bestaande horeca hier inpasbaar is, afhankelijk van infrastructuur, woonbelangen, levendigheid, leefbaarheid, milieuaspecten etc. Deze afweging wordt nu min of meer integraal voor het gehele plangebied gemaakt, aldus de toelichting.

Naar het oordeel van de Afdeling betekent het feit dat het NRE-terrein niet met name wordt genoemd in het horecabeleidsplan niet dat dit beleidsplan zonder meer aan horeca binnen het plangebied in de weg staat. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plangebied kan worden aangemerkt als toelatingsgebied en kon daarbij de aanwezigheid van legale niet-woonfuncties betrekken. Omdat de wenselijkheid van horeca binnen toelatingsgebieden volgens het horecabeleidsplan kan worden afgewogen, welke afweging de raad ook heeft gemaakt, bestaat er geen grond voor het oordeel dat het plan in strijd is met het horecabeleidsplan.

De betogen falen.

Maatschappelijke voorzieningen en cultuur en ontspanning

5. [appellant sub 3] en anderen stellen dat de in het plan opgenomen bestemmingen voor maatschappelijke voorzieningen en cultuur en ontspanning niet zijn begrensd in maximaal brutotvloeroppervlak (hierna: bvo). Gelet op de uiteenlopende functies die deze bestemmingen volgens de definities in de planregels kennen is een maximale invulling van het plan met die functies in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Het onderzoek naar de milieugevolgen van deze bestemmingen is ook niet op deze maximale invulling gebaseerd.

5.1. Volgens de raad is een invulling van het plangebied met uitsluitend maatschappelijke voorzieningen en voorzieningen voor cultuur en ontspanning onwaarschijnlijk, omdat de gemeente eigenaar is van de gronden en daarmee zeggenschap heeft over de feitelijke invulling. Bovendien kunnen gebouwen niet zomaar worden gesloopt. De raad stemt in het verweerschrift niettemin in met een begrenzing van 400 m2 bvo per bestemming.

5.2. Het gebruik van de gronden en gebouwen binnen het plangebied voor maatschappelijke voorzieningen en voor cultuur en ontspanning is op de verbeelding noch in de planregels in oppervlakte begrensd. Deze bestemmingen laten uiteenlopende functies toe die hinderlijk kunnen zijn voor de omgeving. Weliswaar is een invulling van het plangebied met uitsluitend maatschappelijke voorzieningen en cultuur en ontspanning niet aannemelijk, maar de raad is in het onderzoek naar de gevolgen van deze functies voor de omgeving wel van een in oppervlakte beperkt gebruik uitgegaan. Dat de gemeente eigenaar is van de gronden en dat de gebouwen niet zonder meer kunnen worden gesloopt betekent echter niet dat in planologische zin is verzekerd dat de gebruiksmogelijkheden voor deze functies zijn beperkt in de mate zoals de raad voor ogen stond. Door de beperking in oppervlakte die de raad nodig acht voor de aanvaardbaarheid van die functies niet in de planregels op te nemen is het plan in zoverre vastgesteld in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Het betoog slaagt.

Bedrijven en milieuzonering

6. [appellant sub 3] en anderen stellen dat de in de planregels opgenomen "Lijst van bedrijfsactiviteiten", die is gebaseerd op de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure), bedrijven bevat die niet toelaatbaar moeten worden geacht op het voormalige bedrijventerrein en in een woonomgeving.

De in deze lijst voor de toegelaten bedrijven opgenomen richtafstanden, die voor omliggende woningen zijn aanbevolen in verband met geur, stof, geluid en gevaar, worden volgens [appellant sub 3] en anderen en [appellant sub 2] niet gehaald. Daarbij is de raad ten onrechte uitgegaan van een verkleining van de richtafstanden tot 10 m. Volgens [appellant sub 3] en anderen is de omgeving van het plangebied aan te merken als een "rustige woonwijk" en niet als een "gemengd gebied" waartoe de raad de omgeving rekent. Voor een rustige woonwijk moet een richtafstand worden aangehouden van 30 m. Deze afstand is niet in acht genomen. Een motivering waarom desondanks een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd ontbreekt. De raad heeft ook verzuimd om een onderzoek uit te voeren naar de cumulatieve geluidbelasting van de toegelaten bedrijven op de omliggende woningen.

De in artikel 3, lid 3.4.1, van de planregels opgenomen afwijkingsbevoegdheid voor het toelaten van andere bedrijven is bovendien ruimer dan beoogd en de oppervlakte voor deze bedrijven is niet begrensd.

6.1. Artikel 3, lid 3.4.1, van de planregels bevat de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van de in lid 3.1 sub b toegelaten bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de bijbehorende "Lijst van bedrijfsactiviteiten" en bedrijven toe te staan die niet voorkomen op deze lijst doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die in deze lijst zijn genoemd onder de categorie 3.1. De raad heeft verklaard dat met de regeling is bedoeld is om andere bedrijven toe te staan die niet zijn opgenomen in de lijst maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die in de lijst zijn genoemd onder de categorieën 1 en 2. De verwijzing in artikel 3, lid 3.4.1, naar categorie 3.1 is dan ook onjuist zo heeft de raad erkend. Dat had categorieën 1 en 2 moeten zijn.

Voorts stellen [appellant sub 3] en anderen terecht dat de oppervlakte van de bedrijven die met de afwijkingsbevoegdheid in artikel 3, lid 3.4.1, kunnen worden toegelaten niet is begrensd. Anders dan de raad stelt gelden de in artikel 3, lid 3.3.3, onder c, van de planregels en de bijbehorende tabel opgenomen maximale oppervlakte van 500 m2 per vestiging en de gezamenlijke maximale oppervlakte van 9000 m2 uitsluitend voor de bedrijven in de categorieën 1 en 2 en niet mede voor de, niet tot die categorieën behorende, bedrijven die met de afwijkingsbevoegdheid in artikel 3, lid 3.4.1, kunnen worden toegestaan. Dit was wel door de raad beoogd. Gelet hierop is het plan in zoverre onzorgvuldig vastgesteld. Het betoog slaagt.

6.2. Gelet op de verbeelding en artikel 3, lid 3.1, van de planregels heeft het plangebied een gemengde bestemming. [appellant sub 3] en anderen kunnen dan ook niet worden gevolgd in hun betoog dat de in de planregels opgenomen "Lijst van bedrijfsactiviteiten" bedrijven bevat die niet toelaatbaar moeten worden geacht op het voormalige bedrijventerrein en in een woonomgeving. De in artikel 3, lid 3.3.3, onder c, van de planregels en de bijbehorende tabel toegelaten brouwerij waar [appellant sub 3] en anderen op wijzen is beperkt tot 150 m2 bvo. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een brouwerij met deze geringe omvang, waarmee beoogd is te voorzien in een zogenoemde stadsbrouwerij, niet gelijk te stellen is met de grote brouwerijen die behoren tot categorie 4.2 van de "Lijst van bedrijfsactiviteiten". De eveneens tot deze categorie behorende gieterij waar [appellant sub 3] en anderen op wijzen ligt buiten het plangebied. Het betoog faalt.

6.3. Volgens paragraaf 4.1.1. van de plantoelichting liggen de in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" opgenomen richtafstanden ten opzichte van woningen ten grondslag aan het plan. Daarbij is de raad uitgegaan van een verkleining van de richtafstanden met één afstandsstap overeenkomstig de systematiek in de VNG-brochure, omdat de omgeving van het plangebied volgens hem moet worden gekwalificeerd als "gemengd gebied".

Volgens het deskundigenbericht doet de door de raad gegeven kwalificatie "gemengd gebied" meer recht aan de omgeving, met een aantal doorgaande verkeerswegen binnen de invloedssfeer van de aan het plangebied grenzende woonwijk, dan de door [appellant sub 3] en anderen gegeven kwalificatie "rustige woonwijk".

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad de omgeving van het plangebied, gezien de beschrijving van de feitelijke inrichting van die omgeving in het deskundigenbericht, terecht aangemerkt als "gemengd gebied". Dat, zoals [appellant sub 3] en anderen stellen, de woonwijk grotendeels bestaat uit woonbestemmingen doet er niet aan af dat de woonwijk wordt ontsloten door doorgaande verkeerswegen als de Tongelresestraat en Kanaaldijk-Zuid en naast woningen ook andere functies kent. Weliswaar liggen de woningen van [appellant sub 3] en anderen zelf niet binnen de invloedssfeer van de wegen maar de woonwijk wel. Dat er volgens [appellant sub 2] bebouwing tussen de wegen en hun woningen ligt en gezocht wordt naar het terugdringen van het autoverkeer op de Tongelresestraat is voor de feitelijke kwalificatie van de woonomgeving niet van belang.

Het voorgaande betekent dat de richtafstanden met een afstandsstap mogen worden verkleind en dat de minimale aan te houden afstand voor de toegelaten bedrijven in de categorieën 1 en 2 10 m bedraagt. Niet in geschil is dat die afstand voor het perceel van [appellant sub 2] in elk geval niet in acht worden genomen.

Volgens de raad is de bedrijvigheid ondanks deze overschrijding inpasbaar omdat de inrichtingen moeten voldoen aan het Activiteitenbesluit milieubeheer. Onduidelijk is evenwel of de toegelaten bedrijvigheid, die in het gehele plangebied tot op de plangrens is toegestaan, kan voldoen aan het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het na het bestreden besluit alsnog opgestelde aanvullend akoestisch onderzoek van de afdeling Verkeer en Milieu van de gemeente Eindhoven van september 2016 naar de in de omgeving van het NRE-terrein optredende geluidniveaus bij een maximale invulling van dit terrein is volgens het deskundigenbericht onvolledig. Dit is het geval omdat niet is uitgegaan van het worst casescenario dat de bedrijvigheid zich concentreert aan de rand van het plangebied, grenzend aan de woonomgeving, en omdat een toegepaste geluidcorrectie onjuist is. De raad acht een worstcase scenario uitgesloten omdat verwacht wordt dat de bedrijven zich zullen vestigen in de plandelen centraal in het plangebied die niet zijn bestemd voor woondoeleinden. Verder zijn de gebouwen en kavels volgens de raad al toegekend aan voorkeurskandidaten voor woonfuncties en zal de gemeente bij de gronduitgifte sturen op een functiemix. Dat laat naar het oordeel van de Afdeling echter onverlet dat het plan de bedrijvigheid tot op de plangrens toelaat. De raad heeft weliswaar een aangepast akoestisch onderzoek overgelegd van november 2016 waarin rekening is gehouden met het worst-case scenario, maar hieruit volgt dat de aan te houden etmaalwaarde van 50 dB(A) uit het Activiteitenbesluit milieubeheer op een aantal adressen wordt overschreden.

Voor zover de raad in het verweerschrift instemt met een planregeling waarin voor de toegelaten bedrijven in de categorie 2 een minimale afstand van 10 m ten opzichte van bestaande woningen en andere gevoelige functies moet worden aangehouden, zal deze aan de VNG-brochure ontleende afstand gemotiveerd moeten worden toegepast. Akoestisch onderzoek waaruit volgt dat bij deze afstand aan de geluidwaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt voldaan ontbreekt.

Het plan is in zoverre onzorgvuldig vastgesteld.

Het betoog slaagt.

Geluid horeca

7. [appellant sub 1] stelt dat de in het plan voorziene horeca-activiteiten leiden tot geluidoverlast.

[appellant sub 3] en anderen stellen dat de cumulatie van geluidhinder van alle in het plan voorziene horecavestigingen ten onrechte niet is onderzocht. Bovendien is het aantal terrassen behorend bij de in de planregels toegelaten horecabedrijven in de categorieën 1, 5 en 6 niet beperkt. Het in de planregels opgenomen maximum bvo van 100 m2 per terras is, gezien de definitie van het begrip bvo die ziet op binnenruimten, zonder betekenis.

[appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen stellen dat het akoestisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan de aanduiding "specifieke vorm van horeca-1" ten behoeve van een jazzrestaurant met grand café en podiumzaal niet representatief is. De gegevens zijn verstrekt door de initiatiefnemer van de in het voormalige fabrieksgebouw te vestigen jazz-club "Fifth" (hierna: gebouw 5). De omgeving moet niet worden getypeerd als "gemengd gebied" maar als "rustige woonwijk". Er is niet uitgegaan van een planologisch maximaal mogelijke invulling omdat ingevolge de planregels ook een invulling met uitsluitend een podiumzaal mogelijk is. De term "Jazzclub" is niet gedefinieerd zodat in het gebouw ook andere muziekvormen mogelijk zijn. Voor de functies podiumzaal en zaalverhuur gelden geen muzikale beperkingen. Er is in het akoestisch onderzoek geen rekening gehouden met de in de planregels toegelaten zaalverhuur tot 500 m2 bvo en de mogelijkheid dat op de bijbehorende terrassen muziekgeluid wordt geproduceerd. Volgens [appellant sub 2] zijn de in het akoestisch onderzoek betrokken maximale geluidniveaus, gelet op de "Richtlijn muziekspectra in horecabedrijven" van de Nederlandse Stichting Geluidhinder, niet representatief. De in het onderzoek gehanteerde sluitingstijden komen niet overeen met de maximaal toegestane sluitingstijden in de Algemene plaatselijke verordening Eindhoven 2016 (hierna: de APV). De aanname dat het plafond van het betreffende gebouw bestaat uit betonnen verdiepingsvloeren voor de drie muziek producerende ruimtes is onjuist.

Volgens [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderen is de niet beoogde maximale invulling met horeca-activiteiten in strijd met een goede ruimtelijke ordening en zijn de milieuaspecten daarvan niet onderzocht.

7.1. Volgens het verweerschrift bieden het Activiteitenbesluit milieubeheer en de APV het kader wat geluidnormen en sluitingstijden betreft. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd om de haalbaarheid van de voorziene horecagelegenheid in gebouw 5 aan te tonen en gaat uit van een representatieve invulling. Uit een nader onderzoek naar stemgeluid op terrassen volgt dat er geen onaanvaardbare geluidhinder te verwachten is, aldus de raad.

Gebouw 5

7.2. Aan de aanduiding "specifieke vorm van horeca-1" ligt het akoestisch onderzoek "Ruimtelijke onderbouwing en toets Activiteitenbesluit Fifth NRE Treurenburgstraat Eindhoven" van bureau De Roever van 3 juli 2015 (hierna: het akoestisch onderzoek) ten grondslag. De conclusie is dat de voorziene horecagelegenheid "Fifth" in gebouw 5 kan voldoen aan de etmaalwaarde van 50 dB(A) uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Volgens het deskundigenbericht kan bij deze geluidnorm gezien de typering van de aangrenzende woonwijk als gemengd gebied worden aangesloten. Ook de invulling van het gebouw met een jazzrestaurant, een podiumzaal en grand café is volgens het deskundigenbericht, gelet op de in artikel 3, lid 3.3.3, aanhef en onder c, van de planregels en de bijbehorende tabel genoemde gebruiksfuncties, representatief. Een invulling van het gebouw met uitsluitend een podiumzaal ligt gezien de feitelijke bouwkundige situatie niet voor de hand. De mogelijkheid van zaalverhuur is gelet op de definitie in artikel 1.107 van de planregels beperkt tot besloten particuliere bijeenkomsten. Verhuur voor feesten met andere muziekniveaus dan waarvan in het akoestisch onderzoek is uitgegaan lijkt uitgesloten. De zaalverhuur is dan ook terecht buiten beschouwing gelaten. In de planregels is ook het toegelaten jazzrestaurant gedefinieerd. Gelet op de nadruk op jazzmuziek (als achtergrondmuziek) ligt een gebruik met luidere muziekvormen niet voor de hand, aldus het deskundigenbericht.

De Afdeling acht de typering van de omgeving als gemengd gebied en de aan het akoestisch onderzoek ten grondslag liggende invulling van gebouw 5 met een jazzrestaurant, een podiumzaal en grand café, gelet op de in de planregels toegelaten functies, niet onredelijk.

Voor het grand café is de muziekvorm weliswaar niet beperkt, maar functioneert de muziek als achtergrondmuziek, zodat volgens het deskundigenbericht niet van luide muziek hoeft te worden uitgegaan. Ingevolge de planregels is ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca-1" horeca in de categorie 4b, uitsluitend in de vorm van een podiumzaal toegestaan. In de bij de planregels behorende lijst van horeca-activiteiten zijn de functies discotheek en dancing, die ook behoren tot categorie 4b, doorgehaald en daardoor niet toegestaan. Hiervan uitgaande zijn de voor de podiumzaal en het restaurant opgegeven geluidniveaus van 95 dB(A) en 90 dB(A)volgens het deskundigenbericht representatief. Gelet hierop kon naar het oordeel van de Afdeling in het akoestisch onderzoek van deze geluidniveaus worden uitgegaan. Dat de opgave afkomstig is van de initiatiefnemer betekent niet dat deze onjuist is.

In het akoestisch onderzoek is wat de muziekbronsterkte betreft uitgegaan van het zogeheten standaard popmuziekspectrum. Volgens het deskundigenbericht is dit spectrum met name voor de podiumzaal, waar de muziekvorm niet beperkt is, gelet op de hedendaagse muziek niet meer passend en zou beter kunnen worden uitgegaan van het dance- of housespectrum. Daardoor zal de geluidemissie groter worden dan in het onderzoek is aangenomen en moeten extra isolatiemaatregelen of andere voorzieningen getroffen worden om aan de immissienorm van 50 dB(A) etmaalwaarde uit het Activiteitenbesluit milieubeheer te kunnen voldoen. Naar het oordeel van de Afdeling volgt hieruit dat de in het plan mogelijk gemaakte podiumzaal met enige aanpassingen, waaraan het plan niet in de weg staat, kan voldoen aan de geluidwaarde uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een onjuiste bronsterkte heeft dan ook geen gevolgen voor de conclusie van het akoestisch onderzoek.

In de podiumzaal is volgens het deskundigenbericht een verdiepingsvloer aanwezig. Voorts biedt de dakconstructie van het jazzrestaurant voldoende isolatie. In het deskundigenbericht staat verder dat de aanwezigheid van verdiepingsvloeren relevant is voor de geluidisolatie en daarmee voor de geluidemissie ter hoogte van de gevels. Als er geen verdiepingsvloeren zijn, dient de benodigde geluidisolatie van het pand op een andere wijze gerealiseerd te worden, zodanig dat eenzelfde effect wordt bereikt. Uit het door de raad overgelegde memo van bureau De Roever van 8 november 2016 volgt dat ook voor het grand café een invulling mogelijk is zonder verdiepingsvloer (met bepaalde dakconstructie) waarbij aan de geluidwaarde uit het Activiteitenbesluit milieubeheer kan worden voldaan.

Wat de sluitingstijden betreft is in het akoestisch onderzoek geen bedrijfsduurcorrectie toegepast zodat volgens het deskundigenbericht al van een worst case situatie is uitgegaan. Dat in de APV afwijkende sluitingstijden zijn opgenomen is dan ook, wat het gebouw betreft, niet relevant voor de uitkomst van het onderzoek. In de APV zijn geen afzonderlijke sluitingstijden voor terrassen opgenomen. Die zijn vastgelegd in een uitvoeringsbesluit van het college van burgemeester en wethouders van 31 december 2012. Voor terrassen in een woonwijk in de zin van de APV, waarvan het NRE-terrein volgens de raad deel uitmaakt, is de sluitingstijd 23.00 uur. Die komt overeen met de in het akoestisch onderzoek aangehouden sluitingstijd. In voornoemd uitvoeringsbesluit is ook bepaald dat op terrassen geen levende of mechanische muziek ten gehore mag worden gebracht, aldus het deskundigenbericht.

Het voorgaande leidt ertoe dat het akoestisch onderzoek ten grondslag kon worden gelegd aan de aanduiding "specifieke vorm van horeca-1" voor gebouw 5.

Het betoog faalt.

Overige horeca categorieën 1, 5 en 6

7.3. De horecafuncties die volgens de bij de planregels behorende lijst van horeca-activiteiten in deze categorieën zijn toegelaten, zijn maaltijdverstrekkers, logiesverstrekkers en ontmoetingscentra. Volgens het deskundigenbericht is gezien deze functies, die in de planregels zijn beperkt tot zes vestigingen en waarbij gelet op het beoogde gebruik luide muziek niet voor de hand ligt, geen cumulatie met geluidhinder van gebouw 5 te verwachten. Deze horecavormen zijn naar het oordeel van de Afdeling, in aanmerking genomen de representatieve invulling, dan ook terecht buiten beschouwing gelaten. Het betoog faalt.

Terrassen

7.4. De oppervlakte per terras voor horeca in de categorieën 1, 5 en 6 is in artikel 3, lid 3.3.3, aanhef en onder c, van de planregels en de bijbehorende tabel beperkt tot 100 m2. Anders dan [appellant sub 2] stelt moet de zinsnede in het vaststellingsbesluit: "Terrassen binnen het plangebied, die geen onderdeel uitmaken van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca-1’ worden beperkt tot 100 m2" gezien het verweerschrift en de hiervoor genoemde planregel niet zo worden begrepen dat de raad heeft beoogd om de gezamenlijke oppervlakte van alle terrassen te beperken tot 100 m2.

Dat de begrenzing in voornoemde tabel voor terrassen tot 100 m2 volgens [appellant sub 3] en anderen zonder betekenis is omdat het in de tabel genoemde bvo volgens de definitie in de planregels alleen ziet op binnenruimten kan de Afdeling niet volgen. Voor terrassen geldt volgens de tabel een oppervlakte van 100 m2 per terras. De opmerking in de tabel dat de oppervlakte het bvo is heeft alleen betrekking op de oppervlakte van gebouwen.

[appellant sub 3] en anderen stellen echter terecht dat het aantal terrassen voor horeca in de categorieën 1, 5 of 6, anders dan de raad heeft beoogd, niet is begrensd tot zes. Het plan is in zoverre onzorgvuldig vastgesteld.

Het betoog slaagt.

7.5. Naar aanleiding van de beroepen is het mogelijke stemgeluid vanaf de terrassen alsnog onderzocht in het rapport" Aanvullend akoestisch onderzoek stemgeluid terrassen" van de afdeling Ruimtelijke Expertise, Verkeer en Milieu van de gemeente Eindhoven van september 2016. Volgens dit rapport kan bij gebruik van de terrassen worden voldaan aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, waarbij voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat is aangesloten. Volgens het deskundigenbericht is dit onderzoek ten onrechte beperkt tot drie terrassen. Bovendien is de cumulatie van geluidhinder afkomstig van de twee bestaande terrassen bij gebouw 5 niet onderzocht.

De raad wijst in een reactie op de aanwezigheid van twee terrassen bij een ander gebouw. Verder acht de raad het niet aannemelijk dat er nabij de achtertuinen van bewoners terrassen komen. Er geldt volgens de planregels al een terrasvrije strook van 7,5 m en aan die zijde staan ook al twee gebouwen. De terrassen van gebouw 5 liggen te ver van de bestaande woningen, aldus de raad. De raad heeft echter een aangepast akoestisch onderzoek overgelegd getiteld "Terrasgeluid in bestemmingsplan NRE-terrein" van de afdeling Ruimtelijke Expertise, Verkeer en Milieu van de gemeente Eindhoven van november 2016 waarbij, anders dan voorheen, is uitgegaan van zes terrassen voor horeca in de categorieën 1, 5 en 6, alsmede twee bestaande terrassen bij gebouw 5. Daarmee is de cumulatieve geluidhinder van de voorziene terrassen wel onderzocht. Volgens het aangepaste onderzoek en de toelichting van de raad ter zitting is het noodzakelijk dat de minimale afstand tussen een terras en de woningen

25 m bedraagt en de minimale afstand tussen de terrassen onderling 10 m om te kunnen voldoen aan de geluidwaarden in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze afstanden zijn niet opgenomen in de planregels. Verder stelt [appellant sub 2] terecht dat de in het aangepaste onderzoek betrokken twee bestaande terrassen bij gebouw 5 en de oppervlakte daarvan niet in de planregels zijn vastgelegd. Het plan is in zoverre vastgesteld in strijd met de goede ruimtelijke ordening.

Het betoog slaagt.

Verkeer en parkeren

8. [appellant sub 3] en anderen stellen dat het aan het plan ten grondslag gelegde verkeersonderzoek van bureau Royal Haskoning uit 2013 (hierna: het verkeersonderzoek) is gebaseerd op een invulling van het plangebied met 350 woningen volgens het voorheen geldende bestemmingsplan en niet op een representatieve invulling van de maximale gebruiksmogelijkheden die het voorliggende plan biedt. Ook de berekening van de te verwachten verkeersbewegingen in de plantoelichting is niet representatief, omdat daarin is uitgegaan van slechts 70 woningen, 110 m2 bvo winkelruimte en 5522 m2 bvo voor bedrijven, terwijl het plan veel meer toelaat. Volgens [appellant sub 3] en anderen zal het plan leiden tot veel meer verkeersbewegingen. De aanleg van een nieuwe door de raad noodzakelijk geachte ontsluitingsweg is met een aanduiding op de verbeelding niet planologisch verzekerd, omdat de gronden ook voor andere doeleinden mogen worden gebruikt. Verder kan de toename van verkeer volgens [appellant sub 3] en anderen leiden tot gevaarlijke situaties op het onoverzichtelijk kruispunt Dommelhoefstraat oostzijde / Treurenburgstraat en de aansluiting van de Dommelhoefstraat oostzijde op de Tongelresestraat.

Volgens [appellant sub 3] en anderen gaat de berekende parkeerbehoefte, die gebaseerd is op onjuiste verkeersbewegingen, evenmin uit van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden binnen het plangebied. De parkeerbalans is volgens appellanten bovendien ten onrechte gebaseerd op de Nota Parkeernormen Eindhoven uit 2016. Ten tijde van de vaststelling van het plan gold nog de Nota Parkeernormen uit 2012, die uitging van een grotere parkeerbehoefte. Volgens appellanten moest bij de vaststelling van het plan van de nota uit 2012 worden uitgegaan. De ligging dicht bij het centrum, het centraal station en twee parkeergarages en de invoering van betaald parkeren in het plangebied is volgens hen geen afdoende motivering om bij wijze van proef vooruit te lopen op het nieuwe parkeerbeleid met lagere parkeernormen zoals de raad heeft gedaan. Verder moet het plangebied volgens hen ook voorzien in de parkeerbehoefte van een buiten het plangebied gelegen kantoorgebouw voor ambtenaren.

Verkeer

8.1. Het verkeersonderzoek en de berekening van de te verwachten verkeersbewegingen in de plantoelichting zijn niet gebaseerd op een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden in het plan. Er is uitgegaan van 70 in plaats van 100 woningen en van andere oppervlakten voor bedrijfsfuncties, aldus het deskundigenbericht. In een aanvullende notitie van 10 oktober 2016 is door bureau Royal Haskoning het aantal extra verkeersbewegingen berekend op basis van de in de planregels toegestane functies en de in het verweerschrift opgenomen beperkingen van het bvo van 400 m2 voor maatschappelijke voorzieningen en 400 m2 voor cultuur en ontspanning. Bij een maximum van 22000 m2 bvo volgens de planregels is een verkeersgeneratie berekend van 2133 motorvoertuigen per etmaal. Deze uitkomst is door [appellant sub 3] en anderen niet weersproken.

Uit het deskundigenbericht volgt dat, uitgaande van de meest recente berekeningen van verkeersbewegingen van 10 oktober 2016, de wegen Dommelhoefstraat oostzijde / Treurenburgstraat zuid en Tongelresestraat de toegenomen verkeersbewegingen als gevolg van het plan gezien het wegprofiel kunnen verwerken. De notitie van 10 oktober 2016 gaat daarbij uit van een extra ontsluitingsweg binnen het plangebied die aansluit op de Nachtegaallaan. Daarvoor is een aanduiding op de verbeelding opgenomen. De betreffende gronden zijn ingevolge de planregels mede bestemd voor een ontsluitingsweg. De raad heeft in redelijkheid geen aanleiding hoeven te zien voor een verdergaande planregeling om de aanleg van die ontsluitingsweg te verzekeren. Volgens de raad is het NRE-terrein openbaar en is bij de ontwikkeling van het plan voor de aangrenzende Picuskade reeds voorzien in de aanleg van de Verlengde Treurenburgstraat, die als verbindingsweg met de ontsluitingsweg en de Nachtegaallaan zal dienen. De verlenging van de Treurenburgstraat is opgenomen in het uitwerkingsplan "1e uitwerking Tongelre binnen de Ring 2007 (Picuskade)". Dit plan was ten tijde van het bestreden besluit, voor zover het betreft de aan de gronden toegekende verkeersbestemming, onherroepelijk. Volgens het deskundigenbericht blijkt uit alle beschikbare stukken dat het gemeentebestuur de ontsluitingsweg, die "Gasfabriek" zal worden genoemd, gaat aanleggen.

Wat de verkeersveiligheid betreft zijn volgens het deskundigenbericht geen gevaarlijke conflictsituaties te voorzien als gevolg van het plan. De Afdeling kan dit oordeel volgen. Daarbij neemt zij in aanmerking dat uit het deskundigenbericht volgt dat de inrichting van de wegen volgens het concept "Duurzaam Veilig" is afgestemd op de functie. De kruising van de erftoegangswegen Dommelhoefstraat-Treurenburgstraat kent een lage maximumsnelheid van 30 km per uur en oogt overzichtelijk. De kruising van de erftoegangsweg Dommelhoefstraat met de gebiedsontsluitingsweg Tongelresestraat, die een maximumsnelheid kent van 50 km per uur en een gescheiden rijbaan voor fietsers, biedt vanuit de wachtpositie op de Dommelhoefstraat in beide richtingen voldoende zicht, aldus het deskundigenbericht.

Parkeren

8.2. Weliswaar is de in artikel 5, lid 5.1, onder a, van de planregels genoemde Nota Parkeernormen Eindhoven eerst een week na de vaststelling van het bestemmingsplan vastgesteld, maar de raad kon daar in redelijkheid op vooruit lopen nu dit beleid al definitief ontwikkeld en aanstaande was en daarmee relevant voor de planperiode.

In de Nota Parkeernormen Eindhoven wordt het plangebied tot het centrum gerekend, waar volgens deze nota een lagere parkeerbehoefte geldt. De raad heeft de toepassing van dit beleid voor het plan, met verwijzing naar de ligging van het plangebied nabij het centrum en de bereikbaarheid per openbaar vervoer, voldoende gemotiveerd.

Volgens het deskundigenbericht gaat de parkeerbalans in de plantoelichting niet uit van de representatieve maximale invulling van het plan. De raad heeft een nieuwe parkeerbalans overgelegd op basis van de in de planregels toegestane functies en de in het verweerschrift opgenomen beperkingen van het bvo voor maatschappelijke voorzieningen en cultuur en ontspanning. Volgens het deskundigenbericht kan daaruit worden afgeleid dat de parkeerbehoefte in ieder geval niet meer bedraagt dan 320 parkeerplaatsen. Op grond van de planregeling en de geactualiseerde parkeerbalans beschikt het plangebied over voldoende ruimte om te voorkomen dat er parkeeroverlast optreedt voor de omgeving, aldus het deskundigenbericht. Dat volgens dit deskundigenbericht realisering van het maximaal aantal berekende parkeerplaatsen op eigen terrein gevolgen kan hebben voor het toevoegen van nieuwe functies en gebouwen laat naar het oordeel van de Afdeling onverlet dat er een invulling mogelijk is waarbij kan worden voldaan aan het vereiste in artikel 5, lid 5.1, onder a, van de planregels dat voldoende parkeerplaatsen op of onder het gebouw dan wel op het bijbehorende perceel kunnen worden gerealiseerd.

In het verweerschrift staat dat er buiten het plangebied voldoende parkeerplaatsen zijn voorzien voor de ambtenaren die nu nog gebruik maken van parkeerplaatsen in het plangebied.

Conclusie verkeer en parkeren

8.3. De aan het plan ten grondslag gelegde onderzoeken voor verkeer en parkeren gaan niet uit van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden in het plan. Het plan is in zoverre onzorgvuldig vastgesteld. De nadien overgelegde onderzoeken gaan wel uit van een dergelijke invulling, evenals van beperkingen in oppervlakte van de functies maatschappelijke voorzieningen en cultuur en overeenkomstig het verweerschrift. Weliswaar leidt dit volgens de onderzoeken niet tot onaanvaardbare gevolgen voor verkeer en parkeren, maar de beperkingen waarop die onderzoeken zijn gebaseerd zijn niet in de planregels opgenomen. Het betoog slaagt.

Artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening

9. [appellant sub 3] en anderen stellen dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6., tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). De onderbouwing in de plantoelichting dat het plan voorziet in een actuele regionale behoefte gaat niet uit van de maximale mogelijkheden van het plan. Er is in de planregels geen maximum gesteld aan het bvo voor maatschappelijke voorzieningen en voor cultuur en ontspanning en voor bedrijven die met een omgevingsvergunning voor afwijken kunnen worden toegelaten. Ook laat het plan meer bvo voor horeca toe dan waarvan in de toelichting is uitgegaan.

Voorts ontbreekt volgens [appellant sub 3] en anderen een kwantitatieve vergelijking tussen de te realiseren nieuwe functies en het bestaande aanbod hiervan in bestemmingsplannen.

9.1. Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

(…)"

9.2. Ten behoeve van de toets aan artikel 3.1.6, tweede lid, Bro is door bureau BRO het memo "Ladder voor duurzame verstedelijking NRE-terrein" van 10 september 2015 (hierna: het memo) opgesteld. In het memo wordt uitgegaan van een bvo van 11.500 m2 voor kantoren, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen. Volgens het memo is de behoefte voor de beoogde programmaonderdelen binnen de ontwikkeling van het NRE-terrein aantoonbaar.

9.3. In artikel 3 van de planregels is 750 m2 kantoren toegestaan en 9000 m2 bedrijven. De functies maatschappelijke voorzieningen en cultuur en ontspanning zijn in de planregels niet begrensd. Verder is in artikel 3, lid 3.4.1, van de planregels een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor andere bedrijven dan genoemd in categorieën 1 en 2. De oppervlakte daarvoor is evenmin begrensd.

De oppervlakte voor horeca waar het memo van uitgaat is nagenoeg gelijk aan de horeca die in artikel 3, lid 3.3.3, onder c, en de bijbehorende tabel is toegestaan.

Uit het voorgaande volgt dat het plan wat de functies maatschappelijk, cultuur en ontspanning betreft en wat bedrijven betreft meer toelaat dan de oppervlakte waarop het memo is gebaseerd. De raad gaat in het verweerschrift uit van een begrenzing van de functies maatschappelijke voorzieningen en cultuur en ontspanning van 400 m2 bvo per functie en stelt dat het maximum voor bedrijven waarvoor de afwijkingsbevoegdheid kan worden toegepast valt onder het maximum van 9000 m2 voor de bedrijven die bij recht zijn toegestaan. Uitgaande van deze begrenzing is de oppervlakte aan kantoren, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen 10550 m2 en daarmee nagenoeg gelijk aan de oppervlakte waarvan in het memo is uitgegaan. Die begrenzing ontbreekt echter in de planregels zodat het memo daarop niet kon worden gebaseerd. Het plan is in zoverre onzorgvuldig vastgesteld.

Het betoog slaagt.

9.4. Anders dan gesteld, is er in de bijlage bij het memo wel een kwantitatieve vergelijking gemaakt tussen de functies die in het plan zijn toegestaan en het bestaande aanbod. In de bedrijventerreinplanning van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven werd volgens het memo medio 2012 een overschot van ruimte in beeld gebracht van ruim 375 ha. Aan kleinschalige vestigingslocaties blijft echter behoefte. Deze locaties concurreren vanwege de schaal en het unieke profiel niet met bestaande of andere nieuw uit te geven terreinen, waardoor de planvorming en uitgifte worden voortgezet. Het NRE-terrein kan onder deze categorie worden geschaard. Volgens het memo kan het NRE-terrein gezien het kleinschalige en unieke karakter als overige locatie als bedoeld in de Kantorenstrategie worden beschouwd. In de Kantorenstrategie is aangegeven dat de verwachte vraag op de overige locaties ruim twee keer zo groot is als de planvoorraad. Ook voor de functies horeca, detailhandel en wonen is in de bijlage bij het memo het bestaande aanbod betrokken.

Het betoog faalt.

Bodemverontreiniging

10. [appellant sub 1] stelt dat de grond en het grondwater binnen het plangebied door industriële activiteiten in het verleden ernstig zijn verontreinigd. De daarop betrekking hebbende onderzoeken zijn volgens haar onvolledig en onjuist. Bovendien wordt de bodemsanering volgens haar niet volledig uitgevoerd. [appellant sub 1] vreest als omwonende van het plangebied voor schade aan haar perceel en voor haar gezondheid.

10.1. Als gevolg van voormalige bedrijfsactiviteiten op het NRE-terrein is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging als bedoeld in de Wet bodembescherming.

De aanwezigheid van verontreinigingen in de bodem, de noodzaak van sanering van verontreinigde locaties en de wijze waarop deze saneringen moeten worden uitgevoerd, zijn geregeld in afzonderlijke wetgeving met eigen procedures, die thans niet ter beoordeling staan. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de aanwezige bodemverontreiniging aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

10.2. Volgens de zienswijzennota heeft de besluitvormingsprocedure op grond van de Wet bodembescherming plaatsgevonden en heeft het college van burgemeester en wethouders voorafgaand aan de vaststelling van het plan ingestemd met een gefaseerd saneringsplan als bedoeld in artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming.

10.3. Gelet op de omstandigheid dat ten tijde van de vaststelling van het plan door het college van burgemeester en wethouders was ingestemd met het saneringsplan, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanwezige bodemverontreiniging op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. De door [appellant sub 1] betwiste juistheid en volledigheid van de ten behoeve van het saneringsplan uitgevoerde bodemonderzoeken staat hier als zodanig niet ter beoordeling. Gelet hierop was er voor de raad ook geen aanleiding om ten behoeve van het plan een nieuw onderzoek te verrichten naar de bodemverontreiniging zoals [appellant sub 1] heeft verzocht. Overigens heeft de raad er op gewezen dat de Afdeling de tegen de instemming met het saneringsplan ingestelde beroepen in de uitspraak van 22 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1758, gegrond heeft verklaard, het betreffende besluit heeft vernietigd, doch de rechtsgevolgen van dat besluit in stand heeft gelaten.

Luchtkwaliteit

11. [appellant sub 3] en anderen stellen dat het onderzoek naar de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit uitsluitend betrekking heeft op de veranderende verkeersstromen in de omliggende straten. De op het onderzoek van bureau Royal Haskoning DHV uit 2013 gebaseerde verkeersstromen sluiten bovendien niet aan bij een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden in het plan, omdat dit onderzoek is gebaseerd op een invulling met hoofdzakelijk woningbouw. Een onderzoek naar de effecten van de binnen het plangebied toegelaten functies op de luchtkwaliteit ontbreekt.

11.1. Volgens het deskundigenbericht gaat het verkeersonderzoek uit 2013, dat ten grondslag ligt aan de berekeningen voor de luchtkwaliteit, uit van de realisering van 350 woningen. Ten opzichte van de verkeersgeneratie die het onderhavige plan meebrengt moet dit als worst case worden aangemerkt zodat het onderzoek in zoverre voldoende representatief is.

Volgens de raad levert de in het plan toegelaten bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 nauwelijks een bijdrage aan de luchtverontreiniging. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst de raad op een memo van de Omgevingsdienst van 13 september 2016 waarin de gevolgen van de vestiging in het plangebied van bedrijven in de categorieën 1 en 2 voor de luchtkwaliteit naast de toename van verkeersbewegingen zijn onderzocht. Volgens het memo leidt het plan, ook wanneer met deze vestiging rekening wordt gehouden, niet tot overschrijding van de wettelijke grenswaarden. [appellant sub 3] en anderen hebben deze uitkomsten niet bestreden.

De raad heeft zich gelet op het voorgaande terecht op het standpunt gesteld dat het plan niet leidt tot overschrijding van de wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Het betoog faalt.

Planregels

12. [appellant sub 2] stelt dat de planregels niet waarborgen dat horeca ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie. Ook is de bij de planregels behorende lijst van horeca-activiteiten met de daarin opgenomen categorieën onduidelijk. De term multifunctioneel horecabedrijf is niet gedefinieerd en de grens tussen een restaurant en een café is onvoldoende aangegeven. De omschrijving van het begrip atelier is te vaag en laat werkplaatsen toe die tot geluidoverlast kunnen leiden.

Volgens [appellant sub 3] en anderen zijn binnen het plangebied, gezien de ruime omschrijving van de bestemming "Gemengd", nog steeds evenementen toegelaten, nu deze niet uitdrukkelijk zijn verboden.

12.1. In artikel 3, lid 3.1, van de planregels is zelfstandige horeca toegestaan in een aantal met name genoemde categorieën. Daarnaast is horeca volgens de plantoelichting uitsluitend toegestaan ondergeschikt aan dan wel ter ondersteuning van de hoofdfuncties. Omdat deze hoofdfuncties als zodanig zijn bestemd, is er naar het oordeel van de Afdeling geen noodzaak in de planregels te waarborgen dat de toegelaten horeca ondergeschikt moet zijn.

Een multifunctioneel horecabedrijf behoort volgens de van de planregels deel uitmakende lijst van horeca-activiteiten tot de categorie 3. Deze horecacategorie is gelet op de planregels niet in het plangebied toegestaan.

De begrippen restaurant en café zijn in artikel 1.87 en artikel 1.30 van de planregels gedefinieerd. Gezien de nadruk in deze definities op respectievelijk het verstrekken van etenswaren en het verstrekken van dranken zijn deze begrippen voldoende begrensd.

Ingevolge artikel 1, lid 1.8, wordt onder atelier verstaan een werkplaats onder andere voor kunstenaars, waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen worden. Ofschoon de woorden "onder andere" ruimte laat voor anderen dan kunstenaars dienen de activiteiten te behoren tot een atelier. In de bij de planregels behorende "Lijst van bedrijfsactiviteiten" worden ateliers gerekend tot milieucategorie 1 met een relatief lage geluidproductie en onderscheiden van werkplaatsen bij bedrijven die vanwege de geluidproductie behoren tot een hogere milieucategorie. Dergelijke werkplaatsen zijn onder de omschrijving atelier niet toegestaan. Gelet op het voorgaande bestaat er geen grond voor het oordeel dat de omschrijving van het begrip atelier in de planregels in strijd is met de rechtszekerheid en werkplaatsen toelaat die tot onaanvaardbare geluidoverlast kunnen leiden.

Het betoog faalt.

12.2. De raad stelt dat de bedoeling van de planregels is om evenementen niet toe te staan. In de definitie van de bestemming cultuur en ontspanning worden evenementen niet genoemd. Voor zover daarmee nog onvoldoende is verzekerd dat evenementen niet zijn toegestaan stemt de raad in met een gebruiksverbod voor evenementen.

12.3. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder m, zijn de gronden bestemd voor cultuur en ontspanning. Daaronder wordt ingevolge artikel 1.34 verstaan voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, muziekcentra, ateliers, sauna's, galeries en yogastudio's. Dat, naar de raad stelt, evenementen in deze omschrijving niet met name worden genoemd, sluit niet uit dat de in de omschrijving toegelaten voorzieningen ook kunnen bestaan in de vorm van een evenement. Daartoe bestaat temeer aanleiding gezien de ruime omschrijving van het begrip evenement in artikel 1.42 van de planregels. Evenementen zijn daarmee in de planregels, anders dan de raad heeft beoogd, niet uitgesloten. [appellant sub 3] en anderen kunnen worden gevolgd in hun stelling dat een eventueel gebruiksverbod voor evenementen gezien artikel 1.42 van de planregels geen betekenis heeft, omdat in dit artikel veel activiteiten van het begrip evenement zijn uitgezonderd die in het normaal spraakgebruik wel als evenement worden aangemerkt.

Uit het voorgaande volgt dat onduidelijk is hoe de definitie van evenementen in artikel 1.42 van de planregels zich verhoudt tot de bestemming voor cultuur en ontspanning in artikel 3, lid 3.1, gelezen in samenhang met artikel 1.34 van de planregels. Evenementen zijn in de planregels, anders dan de raad heeft beoogd, niet uitgesloten. Het plan is in zoverre onzorgvuldig vastgesteld.

Het betoog slaagt.

13. Volgens [appellant sub 2] betekent artikel 5, lid 5.4, dat bij een voor het gehele plangebied geldende functieaanduiding "gemengd" alle overige planregels van ondergeschikt belang zijn.

13.1. Artikel 5, lid 5.4, bepaalt dat het gebruik in overeenstemming met een functie-aanduiding ook aangemerkt wordt als een gebruik in overeenstemming met de bestemming waaraan die aanduiding is toegekend. Anders dan [appellant sub 2] stelt is aan het gehele plangebied niet de functie-aanduiding "gemengd" doch de bestemming "Gemengd" toegekend. Het gebruik van gronden in overeenstemming met bijvoorbeeld de functieaanduiding "wonen uitgesloten" die aan een deel van de bestemming "Gemengd" is toegekend, betekent uitsluitend dat dat gebruik van dit plandeel in overeenstemming is met die bestemming. Het betoog faalt.

14. [appellant sub 2] stelt dat de ontwikkelperiode voor het plan van 10 jaar niet is vastgelegd in het plan en bovendien te lang is.

14.1. Ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wro wordt de bestemming van gronden binnen een periode van tien jaar telkens opnieuw vastgesteld. De raad hoefde de ontwikkelperiode van 10 jaar, die samenvalt met de wettelijke planperiode, dan ook niet in de planregels op te nemen. Het betoog faalt.

15. [appellant sub 2] stelt dat regels ontbreken over de handhaving van het maximale programma van toegelaten functies binnen de bestemming "Gemengd".

15.1. De gebruiksmogelijkheden binnen de bestemming zijn naar aard en omvang beperkt in artikel 3 van de planregels. Daarmee is het maximale programma aan gebruiksmogelijkheden vastgelegd. De handhaving van de gebruiksregels is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Gemeentewet. Het betoog faalt.

Begrenzing plangebied

16. [appellant sub 1] stelt dat het plangebied deel uitmaakt van een groter gebied waarvan de bodem is verontreinigd. De verschillende voor dit gebied vastgestelde bestemmingsplannen kennen een bouwprogramma dat gebaseerd is op de gefaseerde bodemsanering van de verschillende plangebieden. Voorts ligt het plangebied van de naastgelegen woningbouwlocatie voor de Picuskade deels in een ecologische verbindingszone en is de herbegrenzing daarvan nog niet definitief. Vanwege deze omstandigheden en de invloed daarvan op de uitvoerbaarheid van het onderhavige plan maakt [appellant sub 1] bezwaar tegen de begrenzing van dit plan.

16.1. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzing van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat voor de betreffende plangebieden ten tijde van het bestreden besluit door het college van burgemeester en wethouders is ingestemd met een saneringsplan. Voor het naastgelegen plangebied "Picuskade" zijn uitwerkingsplannen vastgesteld. Het uitwerkingsplan "1e uitwerking Tongelre binnen de Ring 2007 (Picuskade)" was met de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:127, en derhalve ten tijde van het bestreden besluit grotendeels onherroepelijk. De Afdeling heeft in die uitspraak geoordeeld dat in hetgeen appellanten, onder wie [appellant sub 1], in die zaak hebben aangevoerd geen grond is te zien voor het oordeel dat de wijze waarop in het uitwerkingsplan invulling is gegeven aan de uit te werken bestemmingen, onaanvaardbare verontreiniging van het grondwater of de bodem ter plaatse van de percelen van appellanten met zich zal brengen. Voorts heeft het college zich, gezien de resultaten van de bodemonderzoeken van bureau Royal Haskoning DHV in het rapport van 22 november 2013, terecht op het standpunt gesteld dat de mate van bodemverontreiniging niet aan de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan in de weg staat, aldus deze uitspraak. Gelet hierop bestond geen aanleiding voor de raad om de planvorming voor het onderhavige plangebied en aangrenzende gebieden opnieuw te bezien. Weliswaar is in de uitspraak van 20 januari 2016 een deel van het uitwerkingsplan vernietigd vanwege de ligging van gronden met een woonbestemming in de ecologische verbindingszone, maar dat heeft geen gevolgen voor de uitvoerbaarheid van het nu voorliggende plan.

Het betoog faalt.

Cumulatieve geluidbelasting

17. [appellant sub 3] en anderen stellen dat de cumulatieve geluidbelasting van alle functies in het plangebied ten onrechte niet is onderzocht.

17.1. De raad stelt dat een dergelijk onderzoek, gelet op het Meet- en rekenvoorschrift 2012, niet nodig is als de geluidbelasting van de afzonderlijke geluidbronnen beneden de voorkeursgrenswaarde ligt.

17.2. Zoals in 6.3 is overwogen is niet uitgesloten dat het plan leidt tot overschrijdingen van een geluidwaarde uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het plan laat verschillende functies toe en leidt tot een toename van verkeer. Bij de belangenafweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met cumulatie van geluid. Die cumulatie is ten onrechte niet onderzocht en afgewogen. Het besluit is in zoverre onzorgvuldig vastgesteld. Het betoog slaagt.

Herhalen en inlassen zienswijze

18. [appellant sub 1] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 1] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Conclusie

19. Gelet op hetgeen onder 5.2, 6.1, 6.3, 7.4, 7.5, 8.3, 9.3, 12.3 en 17.2 is overwogen, is de conclusie dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3.1 van de Wro en artikel 3:2 van de Awb.

Bestuurlijke lus

20. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen.

De raad dient daartoe met inachtneming van hetgeen in 5.2, 6.1, 6.3, 7.4, 7.5, 8.3, 9.3, 12.3 en 17.2 is overwogen:

a. in artikel 3, lid 3.3.3, onder c, van de planregels en de bijbehorende tabel het gebruik van de gronden en gebouwen voor maatschappelijke voorzieningen en voor cultuur en ontspanning in oppervlakte te begrenzen;

b. in artikel 3, lid 3.3.3, onder c, van de planregels en de bijbehorende tabel voor de toegelaten bedrijven in de categorie 2 een minimale afstand ten opzichte van bestaande woningen en andere gevoelige functies op te nemen en met akoestisch onderzoek te onderbouwen dat bij deze afstand aan de geluidwaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt voldaan;

c. in artikel 3, lid 3.3.3, onder c, van de planregels en de bijbehorende tabel - het aantal terrassen voor horeca in de categorieën 1, 5 en 6, te beperken tot zes en daarbij de voorwaarde op te nemen dat de minimale afstand tussen een terras en de bestaande woningen en gevoelige functies 25 m moet bedragen en de minimale afstand tussen de terrassen onderling 10 m;

- het aantal terrassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1' te beperken tot twee en de oppervlakte daarvan te maximeren;

d. artikel 3, lid 3.4.1, van de planregels zodanig te wijzigen dat:

- de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheid kan worden toegepast voor bedrijven, die niet voorkomen in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" of op grond van deze lijst niet zijn toegestaan maar die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" onder de categorieën 1 en 2;

- het maximale bvo per vestiging 500 m2 bedraagt;

- het maximale bvo van 9000 m2 voor bedrijfsgebouwen genoemd in artikel 3, lid 3.3.3, onder c, van de planregels en de bijbehorende tabel ook geldt voor de bedrijven die met de afwijkingsbevoegdheid kunnen worden toegestaan;

e. in de planregels een gebruiksverbod voor evenementen op te nemen en artikel 1.42 te verwijderen dan wel zodanig aan te passen dat duidelijk wordt hoe deze bepaling zich verhoudt tot het gebruik van de gronden voor cultuur en ontspanning als bedoeld in artikel 3, lid 3.1, gelezen in samenhang met artikel 1.34, van de planregels;

f. de cumulatieve geluidbelasting van alle functies in het plangebied te onderzoeken en de aanvaardbaarheid daarvan af te wegen.

De raad dient tevens de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Afdeling 3.4 van de Awb behoeft bij de voorbereiding van het gewijzigde of nieuwe besluit niet opnieuw te worden toegepast.

Gevolg van deze uitspraak

21. Een aantal betogen over de te ruime mogelijkheden die het plan biedt slaagt. De Afdeling past op deze punten de zogenoemde bestuurlijke lus toe. Dit betekent dat de Afdeling een tussenuitspraak doet waarin hij de raad opdraagt de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen binnen de in de beslissing genoemde termijn. Met deze tussenuitspraak is de procedure bij de Afdeling nog niet beëindigd. De raad moet eerst de door de Afdeling geconstateerde gebreken herstellen. Daarna zal de Afdeling einduitspraak doen, waarmee de procedure bij de Afdeling tot een einde komt.

Het gevolg van deze tussenuitspraak is dus dat de raad een herstelbesluit moet nemen wat het bestemmingsplan betreft.

Met de intrekking van het beroep tegen de omgevingsvergunning is deze vergunning onherroepelijk geworden.

Proceskosten en griffierecht

22. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Eindhoven op om:

- binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van de overwegingen 5.2, 6.1, 6.3, 7.4, 7.5, 8.3, 9.3, 12.3, 17.2 en 20 de daar omschreven gebreken te herstellen en

- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.

w.g. Michiels w.g. Boermans
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2017

429.


BIJLAGE

Planregels behorende bij het bestemmingsplan "Tongelre binnen de Ring

(NRE-terrein)"

Artikel 1 Begrippen

1.8 atelier

werkplaats onder andere voor kunstenaars, waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen worden.

1.30 café

horeca, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.34 cultuur en ontspanning

voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, muziekcentra, ateliers, sauna's, galeries en yogastudio's.

1.42 evenementen

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak met uitzondering van:

a. bioscoopvoorstellingen;

b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder h, van de Gemeentewet;

c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoel in de Wet openbare manifestaties;

f. sportwedstrijden, georganiseerd door een bij de NOC/NSF aangesloten of voor het college erkende instelling, die volgens door die instelling vastgestelde regels worden gehouden of gespeeld en worden gespeeld of gehouden in of op accommodaties waarover de organisator permanent de beschikking heeft;

g. voetbalwedstrijden waarbij tenminste een betaald voetbalorganisatie is betrokken;

h. een optocht, niet zijnde een betoging;

i. op of aan de weg:

1. een vertoning voor het publiek geven, niet zijnde een betoging;

2. op enige wijze voor publiek muziek ten gehore te brengen;

3. een feest of wedstrijd te geven of te houden;

j. ten behoeve van publiek optreden als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op of aan door de burgemeester aangewezen weg of gedeelten daarvan.

1.59 jazzrestaurant

een restaurant waar muziek ten gehore wordt gebracht met de nadruk op jazz-muziek.

1.71 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociaal-medische en sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

1.79 podiumfunctie

een zaal waar muziekbands mogen optreden.

1.87 restaurant

een bedrijf uitsluitend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.107 zaalverhuur

de verhuur van zaalruimte voor horeca-activiteiten ten dienste van uitsluitend zakelijke bijeenkomsten alsmede vergaderingen, productpresentatie, diners, recepties en andere particuliere bijeenkomsten in besloten kring.

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woongebouwen;

b. bedrijfsgebouwen ten behoeve van bedrijven, genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten) behorende tot de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;

c. horeca, genoemd in de `Lijst van horeca-activiteiten´ (Bijlage 3) behorende tot categorie 1, categorie 5 of categorie 6 met bijbehorende terrassen;

d. horeca in de categorie 2a uitsluitend in de vorm van een jazzrestaurant en horeca in de categorie 4b uitsluitend in de vorm van een podiumzaal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1' met bijbehorende terrassen;

e. zaalverhuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1';

f. kookstudio's;

g. bed & breakfast;

h. detailhandel;

i. productiegebonden detailhandel;

j. kantoren;

k. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instellingen;

l. maatschappelijke voorzieningen;

m. cultuur en ontspanning;

n. ateliers;

o. hotel;

(…)

3.3.3 Gebruiksfuncties

a. Het totaal aan gebruiksfuncties mag maximaal 22.000 m2 bvo bedragen;

b. Binnen één gebouw mogen meerdere functies gecombineerd worden;

c. Met betrekking tot de in lid 3.1 opgenomen functies geldt het volgende:



Gebruiksfuncties maximale oppervlakte m2 bvo aanvullende voorwaarden (oppervlakte is brutovloeroppervlak) woongebouwen;10.000 a. maximaal 100 woningen;

b. minimale oppervlakte per woning bedraagt 50m2..

bedrijfsgebouwen ten behoeve van bedrijven, genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten) behorende tot de categorieën 1 en 2 .met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;9.000 maximale oppervlakte per vestiging bedraagt 500m2

horeca, genoemd in de `Lijst van horeca-activiteiten´ (Bijlage 3) behorende tot categorie 1, categorie 5 of categorie 6 met bijbehorende terrassen, niet zijnde hotels of bed & breakfast; 2.300 a. maximale oppervlakte per vestiging bedraagt 500m2;

b. maximaal 6 horecavestigingen in deze categorieën binnen het plangebied toegelaten.

c. oppervlakte geldt niet voor terrassen.

d. voor terrassen geldt dat de oppervlakte per terras maximaal 100m2 mag bedragen.

e. terrassen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'terras uitgesloten'.

horeca in de categorie 2a in de vorm van een jazzrestaurant en grand café en horeca in de categorie 4b in de vorm van een podiumzaal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca'-1 met bijbehorende terrassen;

1.300 oppervlakte geldt voor cat 2a en cat 4b gezamenlijk, exclusief terras

zaalverhuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1';500

brouwerij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-1'; 150

kookstudio; 180 maximaal 2 vestigingen binnen het plangebied

bed & breakfast 250 maximaal 6 kamers binnen het plangebied

detailhandel, niet zijnde productiegebonden detailhandel; 200 maximale oppervlak per vestiging 100m2

productiegebonden detailhandel 1400 maximale oppervlakte per vestiging bedraagt 150m2

kantoren; 750 maximale oppervlakte per vestiging bedraagt 350m2

dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instellingen; 3.300 maximale oppervlakte per vestiging bedraagt 350m2

hotel 500 maximaal 10 kamers binnen het plangebied

3.3.5 Ontsluitingsweg

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg' zijn de gronden mede bedoeld om een ontsluitingsweg te realiseren tussen de Nachtegaallaan en de Verlengde Treurenburgstraat.

3.4.1 Andere bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub b en tevens bedrijven toestaan, die niet voorkomen in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" of op grond van deze staat niet zijn toegestaan doch die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" onder de categorie 3.1, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichting en/of risicovolle inrichting betreft.

5.1 Parkeereis

a. Bij het bouwen, uitbreiden of wijzigen van gebruiksfuncties (ook in bestaande gebouwen) dienen voldoende parkeerplaatsen conform de Nota Parkeernormen Eindhoven binnen het plangebied op of onder het gebouw dan wel op het bij het gebouw behorende perceel aanwezig te zijn of te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.

b. Als de onder a genoemde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

5.4 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.