Uitspraak 201604881/1/R2


Volledige tekst

201604881/1/R2.
Datum uitspraak: 19 april 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Heesch, gemeente Bernheze,

en

het college van burgemeester en wethouders van Bernheze,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2016 heeft het college een besluit tot reparatie van het wijzigingsplan "Parkeervoorziening Beellandstraat, Heesch" genomen.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

Op 6 september 2016 heeft het college met betrekking tot dat plan een nader besluit genomen.

[appellant] en anderen hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, geen zienswijze over het besluit van 6 september 2016 naar voren gebracht.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 maart 2017, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J. Schoneveld, en het college, vertegenwoordigd door ing. E. van Dijk, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.1. Het wijzigingsplan "Parkeervoorziening Beellandstraat, Heesch" van 18 februari 2015 voorzag binnen de bestemming "Verkeer" in parkeervoorzieningen op gronden aan weerszijden van de Beellandstraat, aan de westzijde langs de Mgr. Van den Hurklaan en aan de oostzijde langs de Binnenpas. De gronden hadden in het bestemmingsplan "De kommen van Bernheze" (hierna: het bestemmingsplan) de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3".

1.2. Ingevolge artikel 28, lid 28.6, van het bestemmingsplan was het college bevoegd ter plaatse door middel van een wijzigingsplan de bestemming te wijzigen in de bestemming "Verkeer" ten behoeve van de aanleg van een parkeerterrein, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;

b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;

c. het parkeren is in overeenstemming met het gemeentelijk parkeerbeleid en de daarbij behorende parkeernormen;

d. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

1.3. Bij haar uitspraak van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:115, heeft de Afdeling het besluit van 18 februari 2015 vernietigd, onder meer wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 28, lid 28.6, onder b, van het bestemmingsplan, omdat een door het college noodzakelijk geacht parkeerverbod in het plan ontbrak, noch ook overigens was verzekerd en omdat de westelijke parkeervoorziening niet in het aan het plan ten grondslag gelegde akoestische onderzoek was betrokken. Tevens heeft de Afdeling de raad opdracht gegeven om een nieuw besluit te nemen.

1.4. Het besluit van 10 mei 2016 is genomen naar aanleiding van deze uitspraak.

[appellant] en anderen, die wonen aan de [locatie 1] en [locatie 4], kunnen zich niet dit besluit verenigen en hebben hiertegen beroep ingesteld.

1.5. Bij besluit van 6 september 2016 heeft het college het besluit van 10 mei 2016 gewijzigd vastgesteld.

Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb bepaalt dat het beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot wijziging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

Het besluit van 6 september 2016 is een wijzigingsbesluit in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Het beroep van [appellant] en anderen heeft van rechtswege mede betrekking op dit besluit.

De Afdeling zal bij het beroep van [appellant] en anderen het plan zoals dat is gewijzigd bij het besluit van 6 september 2016 als eerste beoordelen en vervolgens beoordelen of bij een beoordeling van het besluit van 10 mei 2016 nog belang bestaat.

Inhoudelijk

2. Ter zitting hebben [appellant] en anderen de door hen aangevoerde beroepsgronden ingetrokken, behoudens wat betreft hun betoog dat het verbod om in de nachtperiode van de parkeerterreinen gebruik te maken niet planologisch geborgd is omdat dat uitsluitend is opgenomen in een verkeersbesluit en dat de geluidgrenswaarden ter plaatse van hun woningen ook in de avondperiode worden overschreden.

3. Ter uitvoering van de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2016 heeft het college een nieuw akoestisch onderzoek laten verrichten, waarvan de resultaten zijn opgenomen in een rapport van 8 april 2016.

Uit het rapport volgt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau bij de woningen van [appellant] en anderen voldoet aan het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit milieubeheer), bij welk besluit is aangesloten. Voor het maximaal geluidniveau is ter plaatse in de avond- en nachtperiode sprake van overschrijding van de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer, die wordt veroorzaakt door het dichtslaan van autodeuren.

3.1. Op basis van de uitkomsten van dit rapport heeft het college op 28 april 2016 een verkeersbesluit genomen, waarin een parkeerverbod van 23.00 u tot 07.00 u is opgenomen voor het gehele westelijke parkeerterrein en een deel van het oostelijke parkeerterrein. Hiermee wordt de geluidsbelasting op de gevels van woningen op minder dan 30 m afstand van de parkeerterreinen, waaronder die van [appellant] en anderen, zijnde de afstand die in de VNG-brochure wordt gehanteerd tussen parkeerterreinen en woningen in een rustige woonwijk, binnen de normen van het Activiteitenbesluit milieubeheer gebracht.

Nu ten tijde van de vaststelling van het plan een parkeerverbod voor de nachtperiode van kracht was, heeft het college er naar het oordeel van de Afdeling van uit mogen gaan dat bij de woningen van [appellant] en anderen in de nachtelijke periode een acceptabel geluidniveau is gewaarborgd. Dat een parkeerverbod kan worden ingetrokken, leidt, anders dan [appellant] en anderen betogen, niet tot een andere conclusie. Daartoe overweegt de Afdeling dat de situatie ten tijde van de vaststelling van het plan bepalend is. Overigens is het verkeersbesluit inmiddels onherroepelijk geworden.

Het college heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de overschrijding van de geluidgrenswaarden voor de avondperiode in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet onaanvaardbaar is, nu het gaat om zeer incidentele overschrijdingen omdat de parkeerplaats in de avonduren niet wordt gebruikt door winkelend publiek en het door het nachtelijk parkeerverbod niet aantrekkelijk is om de auto hier lang te parkeren. De Afdeling acht dit standpunt niet onredelijk.

Gelet op het voorgaande heeft het college zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen ook in de avonduren een aanvaardbare geluidsituatie is gewaarborgd. Mitsdien bestaat geen grond voor het oordeel dat het besluit zich niet verdraagt met artikel 28, lid 28.6, onder b, van de planregels van het bestemmingsplan of niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Het betoog faalt.

4. Gelet op het voorgaande is het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 6 september 2016 ongegrond. Niet is gebleken dat [appellant] en anderen nog belang hebben bij een beoordeling van hun beroep tegen het besluit van 10 mei 2016. Hun beroep tegen dat besluit dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bernheze van 10 mei 2016 met betrekking tot het wijzigingsplan "Parkeervoorziening Beellandstraat, Heesch" niet-ontvankelijk;

II. verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het nadere besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bernheze van 6 september 2016 ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, griffier.

w.g. Van Ettekoven w.g. Zijlstra
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2017

240.