Uitspraak 201609889/1/R6


Volledige tekst

201609889/1/R6.
Datum uitspraak: 12 april 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Elst, gemeente Overbetuwe,

en

de raad van de gemeente Overbetuwe,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 november 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, evenemententerrein De Park, Elst" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend. Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Park Lingezegen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 maart 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. S. Oord, rechtsbijstandverlener te 's-Hertogenbosch, en de raad, vertegenwoordigd door ing. M.H. Mallens en J.T.L.M. Holland, bijgestaan door mr. M.J.O. Copier en mr. L.J. Gerritsen, beiden advocaat te Nijmegen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Park Lingezegen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

1. Het besluit is voorafgegaan door het besluit van de raad van 28 juni 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, De Park 10". Dat plan voorzag in het realiseren van landschapspark Lingezegen, voor zover het een deel van het gebied "De Park" betreft. Het maakte onder meer evenementen met maximaal 50.000 bezoekers mogelijk.

Bij uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY8555, is dat besluit op het daartegen door [appellant] ingestelde beroep vernietigd voor zover het het plandeel met de bestemming "Recreatie" betreft. De Afdeling is tot deze conclusie gekomen omdat het betoog van [appellant] dat de tweede ontsluitingsweg van het voorziene evenemententerrein ten onrechte niet in het plan was gewaarborgd, slaagde. Hoewel die ontsluitingsweg noodzakelijk te achten was voor een goede en vlotte afwikkeling van het verkeer en het voorkomen van onaanvaardbare verkeersoverlast, had de raad in het plan alleen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waardoor het realiseren van de weg mogelijk zou kunnen worden gemaakt. Naar het in de uitspraak van 16 januari 2013 neergelegde oordeel van de Afdeling had het op de weg van de raad gelegen om in het bestemmingsplan een directe planologische grondslag te bieden voor de realisering van de weg. Hetgeen [appellant] voor het overige tegen het besluit van 28 juni 2011 naar voren heeft gebracht, slaagde naar het oordeel van de Afdeling niet.

2. Bij het besluit van 1 november 2016 heeft de raad opnieuw een planologisch kader voor het evenementerrein vastgesteld. Thans zijn niet langer evenementen met maximaal 50.000 bezoekers toegestaan maar slechts evenementen met maximaal 20.000 bezoekers. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat onder die omstandigheid geen noodzaak meer bestaat voor het realiseren van een tweede ontsluitingsweg. Het bestemmingsplan "Buitengebied, evenemententerrein De Park, Elst" voorziet daarin dan ook niet. In het plan is wel voorzien in het herinrichten van de aansluiting Grote Molenstraat/De Park, dit met het oog op het verbeteren van de ontsluiting van het evenemententerrein.

[appellant] woont in de onmiddellijke omgeving van het plangebied en exploiteert ter plaatse een loodgieters- en dakdekkersbedrijf. Hij is bevreesd dat het plan tot aantasting van zijn woon- en leefklimaat en tot vermindering van de bereikbaarheid van zijn woning en bedrijf leidt.

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

4. [appellant] betwist dat een tweede ontsluitingsroute ten behoeve van het evenemententerrein niet langer noodzakelijk zou zijn. Volgens hem is de raad bij zijn beoordeling van een te beperkt aantal verkeersbewegingen uitgegaan en levert de bestaande ontsluitingsstructuur door het grote verkeersaanbod tijdens evenementen gevaar voor de verkeersveiligheid op. Naar de mening van [appellant] is voorts niet geborgd dat voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. [appellant] heeft in beroep ten slotte verwezen naar de zienswijze die hij naar voren heeft gebracht tegen het ontwerpplan en, specifiek inzake de verwachte geluidhinder, naar de aanvullende zienswijze die een andere inwoner van Elst tegen het ontwerpplan naar voren heeft gebracht.

5. De raad heeft zijn besluitvorming mede gebaseerd op het rapport "Verkeers- en Vervoersanalyse Park Lingezegen (versie 2.0)" van het bureau Traffic support van juni 2015. Verder heeft hij het "Aanvullend rapport verkeersafwikkeling en parkeren", rapportnummer 5410-R-E4, van het bureau Mobycon van 18 januari 2016 in ogenschouw genomen. Volgens de raad volgt uit die rapporten dat de bestaande en nieuwe infrastructuur als voorzien in het plan de verkeersstromen bij een evenement van 20.000 bezoekers goed kan verwerken. Verder is volgens de raad voldoende parkeergelegenheid voorhanden. De raad heeft voor het overige, en in het bijzonder wat het aspect geluidhinder betreft, verwezen naar de weerlegging van de naar voren gebrachte zienswijzen in het bij het bestreden besluit behorende rapport zienswijzen.

6. Bij nader stuk heeft [appellant] het rapport "Verkeerskundige beoordeling ontsluiting, verkeersveiligheid en bereikbaarheid evenemententerrein Park Lingezegen" van Loendersloot groep van 14 maart 2017 in procedure gebracht. Volgens dat rapport is door de raad een aantal verkeersaspecten in het plan onvoldoende belicht. Daarbij gaat het om de beschikbaarheid van de parkeerterreinen P1 en P2 bij natte weersomstandigheden, de beschikbaarheid van de zogenoemde satellietparkeerplaatsen, de beschikbaarheid van parkeerplaats P2 tijdens wegwerkzaamheden in de omgeving, de verkeersveiligheid op in het bijzonder de kruisingen Grote Molenstraat/De Park en Grote Molenstraat/1e Weteringsewal en verkeersproblemen bij kleine evenementen.

7. Uit artikel 4, lid 4.1.1, van de planregels gelezen in samenhang met artikel 1, lid 1.21, en artikel 4, lid 4.1.2, vloeit voort dat in het plangebied alleen evenementen mogen plaatsvinden met een maximaal aantal van 20.000 bezoekers.

In het bestemmingsplan zoals dat thans is vastgesteld, is alleen een ontsluiting van het plangebied voorzien via de weg De Park. Die toegangsweg kan worden bereikt via de Grote Molenstraat. Langs de Grote Molenstraat ligt ook één van de parkeerterreinen waarover het evenemententerrein beschikt, te weten P1. Het andere parkeerterrein, P2 genoemd, ligt op grotere afstand van het evemententerrein aan de 1e Weteringsewal. Daarnaast is een aantal terreinen dat verder van het plangebied is gelegen, aangewezen als satellietparkeerterrein.

In het rapport van Traffic Support is vermeld dat de Grote Molenstraat een verwerkingscapaciteit heeft van ongeveer 1.600 auto's per uur en de 1e Weteringsewal een capaciteit van ongeveer 900 auto's per uur. Volgens Traffic Support is bij een evenement met 20.000 bezoekers de feitelijke belasting op beide wegen maximaal 335 voertuigen per uur, zodat deze wegen de verkeersstromen goed kunnen verwerken. In het rapport is verder geconcludeerd dat ruim voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. Het rapport van Mobycon, dat is uitgebracht naar aanleiding van zienswijzen van omwonenden, wijkt in zijn conclusies niet af van de bevindingen van Traffic Support.

De Afdeling merkt op dat het rapport van Loendersloot groep geen aanknopingspunten biedt voor de veronderstelling dat de raad van een te gering aantal verkeersbewegingen is uitgegaan. Ook anderszins kan in hetgeen [appellant] in beroep naar voren heeft gebracht, geen grond worden gevonden voor die veronderstelling. Daarbij is in aanmerking genomen dat het rapport van Traffic support weliswaar slechts op gegevens van één evenement is gebaseerd, maar dat dat evenement wel het drukst bezochte van het jaar is. In die zin is van een zogenoemd worst case scenario uitgegaan. De Afdeling ziet in hetgeen is aangevoerd geen grond voor de aanname dat evenementen met een geringer aantal bezoekers, door het andersoortige karakter daarvan per saldo tot een groter verkeersaanbod leiden.

Van de kant van de raad is opgemerkt dat wanneer de parkeerterreinen P1 en P2 moeilijk berijdbaar zijn wegens weersomstandigheden, door het aanbrengen van rijplaten een oplossing kan worden bereikt. Verder kan worden uitgeweken naar de satellietparkeerplaatsen, aldus de raad. Die laatste parkeerplaatsen kunnen volgens de raad ook een oplossing bieden als parkeerterrein P2 enige maanden buiten gebruik zal zijn in verband met de voorziene (spoor)wegwerkzaamheden. Hetgeen in beroep is aangevoerd, geeft geen aanleiding om aan de juistheid van de hier genoemde standpunten van de raad te twijfelen. Hoewel in het rapport van Loendersloot groep op een aantal complicaties met betrekking tot de satellietparkeerplaatsen is gewezen, acht de Afdeling mede op grond van de nadere toelichting van de raad aannemelijk dat in de beschikbaarheid van de nodige parkeerplaatsen kan worden voorzien. Voorts vormt het aanbrengen van bebording waarvoor [appellant] aandacht heeft gevraagd, een kwestie van uitvoering die bij de beoordeling van het in geding zijnde plan niet aan de orde is.

Bij de behandeling van het beroep is naar voren gekomen dat zich in het recente verleden een aantal, deels ernstige, ongevallen heeft voorgedaan op de kruising Grote Molenstraat/De Park. Naar de mening van de raad vormt die kruising mede gelet op de in het plan voorziene ligging echter geen structureel probleem voor de verkeersveiligheid. Ter zitting heeft de raad in dit verband erop gewezen dat de betrokken kruising niet geldt als een "black spot". De raad heeft er voorts ook op gewezen dat het de bedoeling is dat parkeerterrein P1 niet wordt ontsloten via deze kruising maar via een meer noordelijk gelegen aanrijroute. Verder heeft hij naar voren gebracht dat ook bij kleinere evenementen meer dan voorheen gebruik wordt gemaakt van verkeersregelaars en pendelbussen en op die manier mede verkeersonveilige situaties worden tegengegaan. De Afdeling acht dat niet onaannemelijk. Gezien de capaciteit van de in geding zijnde wegen en het positieve advies van de brandweer, ziet de Afdeling evenmin aanleiding om te veronderstellen dat de bereikbaarheid voor hulpdiensten bij bepaalde evenementen in ernstige mate wordt gehinderd.

Voor zover [appellant] in beroep heeft verwezen naar de zienswijzen van hemzelf en van een andere bewoner van Elst, wordt opgemerkt dat daarop in het rapport zienswijzen uitvoerig wordt ingegaan. [appellant] heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom de desbetreffende reactie niet deugdelijk zou zijn. Reeds om die reden faalt het betoog dat de raad om redenen van geluidhinder het plan niet heeft mogen vaststellen zoals hij heeft gedaan.

8. Het beroep is ongegrond.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2017

195.