Uitspraak 201509338/2/R3


Volledige tekst

201509338/2/R3.
Datum uitspraak: 22 maart 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,

en

de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2028, heeft de Afdeling de raad opgedragen binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak het aldaar omschreven gebrek te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij brief van 8 december 2016 heeft de raad meegedeeld dat hij bij besluit van 27 oktober 2016 het bestemmingsplan "Nootdorp-Zuid" heeft gewijzigd.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [appellant] een zienswijze over dit herstelbesluit naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan maakt onder meer 14 gestapelde wooneenheden mogelijk ter plaatse van een perceel op de hoek van de straten Pinkersterbloem en Zonnedauw in Nootdorp. [appellant] woont schuin tegenover dit hoekperceel.

Tussenuitspraak

2. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat het bestreden besluit wat betreft artikel 11.1, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover voor het perceel op de hoek van Zonnedauw en Pinksterbloem in artikel 11, lid 11.1, van de planregels niet is opgenomen dat de voor "Wonen" aangewezen gronden mede zijn bestemd voor bijbehorende parkeervoorzieningen.

3. Gelet hierop is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 29 oktober 2015 gegrond en dient dat besluit in zoverre te worden vernietigd.

4. De Afdeling heeft de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak voor het perceel op de hoek van de Zonnedauw en de Pinksterbloem aan artikel 11, lid 11.1, van de planregels toe te voegen dat de voor "Wonen" aangewezen gronden mede zijn bestemd voor bijbehorende parkeervoorzieningen.

Herstelbesluit

5. Bij besluit van 27 oktober 2016 heeft de raad besloten het bestemmingsplan "Nootdorp-Zuid" opnieuw vast te stellen overeenkomstig het op 29 oktober 2015 vastgestelde bestemmingsplan "Nootdorp-Zuid" met inachtneming van de wijzigingen zoals vermeld in de "Staat van wijzigingen bestemmingsplan Nootdorp Zuid 2016".

6. In deze Staat van wijzigingen die hoort bij het herstelbesluit staat een nieuw artikel 11, lid 11.1, van de planregels opgenomen dat als volgt is komen te luiden:

"Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen, met inbegrip van beroep aan huis;

b. parkeren, uitsluitend ter plekke van de aanduiding ‘parkeerterrein’."

7. Uit deze Staat van wijzigingen blijkt verder dat de aanduiding ‘parkeerterrein’ voor een gedeelte van het perceel op de hoek van Pinksterbloem en Zonnedauw is opgenomen op de verbeelding.

Beoordeling

8. [appellant] werpt de vraag op of het perceelgedeelte met de aanduiding ‘parkeerterrein’ een openbaar parkeerterrein wordt. Dit heeft geen betrekking op het bestemmingsplan zelf, maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Hetgeen [appellant] hierover naar voren heeft gebracht moet daarom buiten beschouwing blijven.

9. [appellant] betoogt dat het plan in strijd met het gelijkheidsbeginsel is vastgesteld, nu de raad een woonfunctie op het hoekperceel in kwestie in het geheel niet mogelijk acht.

9.1. De Afdeling begrijpt het betoog zo dat [appellant] zich keert tegen overwegingen van de tussenuitspraak. Onder 7.1 van de tussenuitspraak is immers reeds overwogen dat dit betoog over het gelijkheidsbeginsel faalt. De Afdeling kan behoudens zeer uitzonderlijke gevallen niet terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan.

10. [appellant] stelt dat het bouwvlak ten opzichte van het voorheen geldend plan aanzienlijk wordt uitgebreid en betoogt dat zijn woon- en leefklimaat wordt aangetast als gevolg van de voorziene nieuwe wooneenheden en het daarmee gepaard gaande extra verkeer.

10.1. De Afdeling stelt vast dat dit een nieuwe beroepsgrond is die [appellant] reeds tegen het besluit van 29 oktober 2015 had kunnen aanvoeren.

Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant] in dit opzicht aanvoert, buiten inhoudelijke bespreking blijft.

Conclusie

11. Gelet op het voorgaande is het beroep tegen het herstelbesluit van 27 oktober 2016 ongegrond.

12. Dit betekent dat het bij besluit van 27 oktober 2016 gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan "Nootdorp-Zuid" blijft gelden.

Proceskosten

13. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp van 29 oktober 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Nootdorp-Zuid" gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente

Pijnacker-Nootdorp van 29 oktober 2015, voor zover daarin het betreft artikel 11, lid 11.1, van de planregels voor zover voor het perceel op de hoek van Zonnedauw en Pinksterbloem niet in parkeren is voorzien;

III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp van 27 oktober 2016 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Nootdorp-Zuid" ongegrond;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, griffier.

w.g. Hoekstra w.g. Postma
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2017

539-813.