Uitspraak 201508774/3/R2


Volledige tekst

201508774/3/R2.
Datum uitspraak: 22 februari 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Leende, gemeente Heeze-Leende,

en

de raad van de gemeente Heeze-Leende,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Leende Leenderstrijp 2015" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.T. Kirpestein, rechtsbijstandverlener, en de raad, vertegenwoordigd door ing. Y.J. Trienekens en ing. M.A.H. Borgignons, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als belanghebbende gehoord.

Bij brief van 5 december 2016 heeft de raad de Afdeling medegedeeld dat hij op 28 november 2016 het bestemmingsplan "[locatie 1] en [locatie 2] Leende" heeft vastgesteld.

De Afdeling heeft het onderzoek heropend teneinde partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op het besluit van 28 november 2016.

[appellant] en [belanghebbende] hebben een nader stuk ingediend.

Na afloop van de beroepstermijn voor het besluit van 28 november 2016 en na ontvangst van de nadere stukken heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De besluiten van 5 oktober 2015 en 28 november 2016

1. Het besluit van 5 oktober 2015 voorziet onder meer in een agrarische bestemming op het perceel [locatie 1] te Leende en een woonbestemming met een bouwvlak voor een woning op het aangrenzende perceel [locatie 2] (hierna: de percelen).

Bij besluit van 28 november 2016 is het bestemmingsplan "Kom Leende Leenderstrijp 2015", voor zover het betreft de percelen, herzien.

Toetsingskader

2. Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

3. De Afdeling merkt het besluit van 28 november 2016 aan als een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb (hierna: Awb), nu dat betrekking heeft op dezelfde planonderdelen als waarop ook het besluit van 5 oktober 2015 ziet en waartegen het beroep van [appellant] aanhangig is.

De beroepen

4. [appellant] komt op tegen de in het besluit van 5 oktober 2015 aan het perceel [locatie 2] toegekende woonbestemming. In het voorheen geldende bestemmingsplan heeft de raad volgens hem afgezien van een woonbestemming die was gevraagd in verband met de verplaatsing van een intensieve veehouderij, omdat de aanwezige schuren en stallen op het aangrenzende voormalige bedrijfsperceel [locatie 1] niet waren gesloopt. De raad heeft in het nu voorliggende plan alsnog een woonbestemming met een bouwvlak voor een woning opgenomen. [appellant] vreest dat de schuren en stallen op het aangrenzende, tegenover zijn woning gelegen, perceel [locatie 1] niet verdwijnen en in de toekomst opnieuw ingezet zullen worden voor woningbouw of een agrarisch bedrijf.

5. Met het besluit van 28 november 2016 is aan het perceel [locatie 1] een woonbestemming toegekend ten behoeve van de huidige woonboerderij. In de planregels voor de woonbestemming op het aangrenzende perceel [locatie 2] is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die ertoe strekt dat voorafgaand aan de bouw van de woning op dit perceel, respectievelijk binnen 5 jaar na voltooiing daarvan, een deel van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing behorende bij [locatie 1] moet zijn gesloopt.

6. [appellant] heeft met het besluit van 28 november 2016 ingestemd en derhalve gaat de Afdeling ervan uit dat aan zijn beroep tegen dat besluit is tegemoetgekomen. Nu [appellant] geen belang heeft bij een beroep dat betrekking heeft op het besluit van 28 november 2016 is in dit geval geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb ontstaan.

7. [belanghebbende] heeft desgevraagd medegedeeld niet tegen het besluit van 28 november 2016 te willen opkomen. Gelet hierop wordt zijn beroep van rechtswege tegen dit besluit geacht te zijn ingetrokken.

8. Dit betekent dat de Afdeling dient te oordelen over het beroep van [appellant] tegen het besluit van 5 oktober 2015. Niet gebleken is dat [appellant] nog belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen dat besluit. Het daartegen door [appellant] ingestelde beroep dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

9. De Afdeling ziet aanleiding de raad op na te melden wijze in de proceskosten te veroordelen, nu de raad met het besluit van 28 november 2016 is tegemoetgekomen aan het beroep van [appellant] tegen het plandeel met de woonbestemming voor het perceel [locatie 2]

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van 5 oktober 2015, waarbij het bestemmingsplan "Kom Leende Leenderstrijp 2015" is vastgesteld, niet-ontvankelijk;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Heeze-Leende tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 495,00 (zegge: vierhonderdvijfennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. gelast dat de raad van de gemeente Heeze-Leende aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. E.A. Minderhoud en mr. B.J. Schueler, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.

w.g. Helder w.g. Boermans
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2017

429.