Uitspraak 201506340/1/R2


Volledige tekst

201506340/1/R2.
Datum uitspraak: 30 november 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de coöperatie Mobilisation for the Environment U.A., gevestigd te Nijmegen, en andere (hierna: Mob en andere)
appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2015 heeft het college een vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend aan de besloten vennootschap [vergunninghouder] voor het in werking hebben van een pluimveehouderij aan de [locatie], te Groesbeek (hierna: de Nbw vergunning).

Tegen dit besluit hebben Mob en andere beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2016, waar Mob en andere, allen vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.J.J.M. Klijs, zijn verschenen. Voorts zijn [vergunninghouder], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en Dutch Dairy Genetics B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], ter zitting als belanghebbende partij gehoord.

Overwegingen

1. Het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant heeft bij het bestreden besluit, dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998 verleend voor het in werking hebben van een pluimveehouderij, met daarbij het houden van enkele stuks rundvee, aan de [locatie] te Groesbeek. Bij de verlening van de vergunning is een beoordeling gemaakt van de gevolgen die het bedrijf kan hebben voor het in Noord-Brabant gelegen Natura 2000-gebied: "Oeffelter Meent".

2. Bij besluit van 9 december 2015 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland een vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Nbw 1998 verleend aan de besloten vennootschap [vergunninghouder] voor het in werking hebben van de pluimveehouderij aan de [locatie] te Groesbeek. Bij de verlening van die vergunning is een beoordeling gemaakt van de gevolgen die het bedrijf kan hebben voor Natura 2000-gebieden, waaronder het in Noord-Brabant gelegen Natura 2000-gebied "Oeffelter Meent".

3. Ingevolge artikel 2a, tweede lid, van de Nbw 1998 beslissen, indien een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, betrekking heeft op een project dat of andere handeling die hoofdzakelijk gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied of gedeelte daarvan in één van de provincies, gedeputeerde staten van die provincie over de aanvraag.

Ingevolge artikel 2, zesde lid, betrekken gedeputeerde staten bij een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, tevens de gevolgen die het project of de andere handeling kan hebben voor een in een andere provincie of een buiten Nederland gelegen Natura 2000-gebied.

Deze artikelen zijn op 1 juli 2015 in werking getreden. Hiervoor is niet in overgangsrecht voorzien, zodat deze bepalingen vanaf 1 juli 2015 van toepassing zijn op een besluit omtrent een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid.

4. Bij uitspraak van heden, is 201600711/1/R2, is het besluit van 9 december 2015 van het college van gedeputeerde staten van Gelderland onherroepelijk geworden. Nu de vergunde veehouderij hoofdzakelijk gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied in de provincie Gelderland is met de regeling omtrent de bevoegdheid voor de vergunningverlening zoals hiervoor onder rechtsoverweging 3 is weergegeven, in dit geval het college van gedeputeerde staten van Gelderland bij uitsluiting bevoegd voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Nbw 1998 voor de desbetreffende activiteit. Deze bevoegdheid strekt zich uit tot de gevolgen voor het in Noord-Brabant gelegen Natura 2000-gebied Oeffelter Meent.

Gelet hierop heeft de vergunning die het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant op 30 juni 2015 heeft verleend voor de activiteit, in zoverre deze gevolgen kan hebben voor het Natura 2000 gebied Oeffelter Meent geen betekenis meer en hebben Mob en andere geen procesbelang bij het beroep hiertegen.

5. Gelet hierop is het beroep niet-ontvankelijk.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Scheele
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2016

723.