Uitspraak 201604924/1/R6


Volledige tekst

201604924/1/R6.
Datum uitspraak: 23 november 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Alteveer, gemeente Stadskanaal, en anderen,
2. Dorpenbeheerteam Ommelandercompagnie Ommelanderwijk-Zuidwending e.o., te Veendam, namens niet bij naam genoemde inwoners van Ommelanderwijk, Zuidwending en de omliggende gehuchten (hierna: het Dorpenbeheerteam en anderen),
appellanten,

en

provinciale staten van Groningen,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2016 hebben provinciale staten het inpassingsplan "N366 Veendam - Nieuwe Pekela - Stadskanaal" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben en [appellant sub 1] en anderen en het Dorpenbeheerteam en anderen beroep ingesteld.

Provinciale staten hebben twee verweerschriften ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2016, waar geen van de partijen is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan is vastgesteld als onderdeel van het project ‘N366 Veilig’ en heeft betrekking op de provinciale weg N366 tussen Veendam en Stadskanaal. Het plan voorziet voor het wegvak tussen Veendam en Nieuwe Pekela in de verdubbeling van het aantal rijstroken. Voor het wegvak tussen Nieuwe Pekela en Stadskanaal voorziet het plan in een verbreding van de rijstroken.

2. [appellant sub 1] en anderen kunnen zich niet met het plan verenigen om reden dat volgens hen ter hoogte van de Veenhofsweg in Alteveer op een te beperkt weggedeelte van de N366 geluidreducerend asfalt zal worden aangelegd. Het Dorpenbeheerteam en anderen kunnen zich niet met het plan verenigen om reden dat volgens hen de landschappelijke inpassing van de wegaanpassing ontoereikend is, onvoldoende maatregelen worden genomen om het wegverkeerslawaai ter plaatse van de omliggende woningen terug te dringen en geen oplossing wordt geboden voor de aansluiting met de N33.

Ontvankelijkheid

Het beroep van [appellant sub 1] en anderen

3. [appellant sub 1] en anderen zijn voor het door hen ingestelde beroep griffierecht verschuldigd. Een beroep wordt ingevolge artikel 8:41, vierde, vijfde en zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet-ontvankelijk verklaard indien storting of bijschrijving van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de indiener van een beroepschrift is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De termijn wordt ingevolge hoofdstuk 1 van de op deze zaak van toepassing zijnde Crisis- en herstelwet verkort.

3.1. [appellant sub 1] en anderen zijn bij brief van 4 juli 2016 op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen. Nadat is gebleken dat [appellant sub 1] en anderen het griffierecht niet hebben voldaan, is hun bij aangetekend verzonden brief van 22 augustus 2016 meegedeeld dat het verschuldigde griffierecht binnen drie weken na de dag van verzending van de brief, dat wil zeggen uiterlijk 12 september 2016, op de rekening van de Raad van State dient te zijn bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State dient te zijn betaald. Tevens is vermeld dat, indien van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, het beroep reeds om die reden niet-ontvankelijk wordt verklaard, behoudens in uitzonderlijke gevallen. Het bedrag is niet binnen de aldus gestelde termijn op de rekening van de Raad van State bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State betaald. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [appellant sub 1] en anderen in verzuim zijn geweest.

3.2. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is niet-ontvankelijk.

Het beroep van het Dorpenbeheerteam

4. Door het Dorpenbeheerteam is beroep ingesteld "namens de inwoners van de dorpen Ommelanderwijk en Zuidwending en de omliggende gehuchten". Desgevraagd heeft het Dorpenbeheerteam schriftelijk toegelicht dat zij onderdeel is van Stichting Bewoners Overleg Veendam (hierna: Stichting BOV) en zelf geen statuten heeft. De Afdeling stelt vast dat het beroep niet is ingesteld namens Stichting BOV.

4.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

4.2. Voor zover het beroep moet worden begrepen als te zijn ingesteld namens de inwoners, overweegt de Afdeling dat zij de personalia van deze inwoners niet voor het aflopen van de beroepstermijn op 30 juni 2016 heeft ontvangen. Dit betekent dat voor de Afdeling na afloop van de beroepstermijn niet duidelijk was wie in zoverre beroep hebben ingesteld.

De Awb noch de Wet ruimtelijke ordening kent de mogelijkheid van het indienen van beroep door een persoon wiens identiteit niet wordt bekendgemaakt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:681) moet voor het eindigen van de beroepstermijn duidelijk zijn wie beroep hebben ingesteld. De omstandigheid dat beroep wordt ingesteld namens personen van wie de identiteit niet kenbaar is, kan niet worden beschouwd als een vormverzuim dat op grond van artikel 6:6 van de Awb hersteld kan worden.

Nu de beroepstermijn is geëindigd op 30 juni 2016 en op deze datum niet duidelijk was namens welke personen het Dorpenbeheerteam beroep heeft ingesteld, is het beroep, voor zover dat is ingesteld namens voormelde inwoners, niet-ontvankelijk.

4.3. Voor zover het beroep moet worden begrepen als te zijn ingesteld door het Dorpenbeheerteam als belangenbehartiger van voormelde inwoners, overweegt de Afdeling dat uit artikel 1:2, derde lid, van de Awb volgt dat voor het opkomen in rechte ter behartiging van algemene en collectieve belangen de eis van rechtspersoonlijkheid geldt om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. Vast staat dat het Dorpenbeheerteam niet bij notariële akte is opgericht en niet over statuten beschikt. Het Dorpenbeheerteam kan niettemin deelnemen aan dit geding, indien het is aan te merken als een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid in de zin van artikel 2:26 van het Burgerlijk Wetboek. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 12 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC6406, is daartoe vereist dat het om een organisatorisch verband moet gaan dat is opgericht voor een bepaald doel, zodat sprake moet zijn van regelmatige ledenvergaderingen, een bestuur en een samenwerking die op enige continuïteit is gericht. Tevens moet er een ledenbestand zijn en dient de organisatie als een eenheid deel te nemen aan het rechtsverkeer. Het Dorpenbeheerteam is volgens de statuten van Stichting BOV een orgaan van Stichting BOV. Uit de statuten volgt verder dat Stichting BOV haar doel tracht te verwezenlijken door via de verschillende beheerteams activiteiten te organiseren die passen in haar doelstelling. Gelet hierop kan het Dorpenbeheerteam naar het oordeel van de Afdeling niet worden aangemerkt als een organisatie die als een eenheid deelneemt aan het rechtsverkeer. Daarnaast is niet gebleken dat het Dorpenbeheerteam een ledenbestand heeft. Hieruit volgt dat aan de cumulatieve vereisten genoemd in voornoemde uitspraak van 12 maart 2008 niet wordt voldaan. Het Dorpenbeheerteam kan daarom niet als vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid worden aangemerkt en dus niet in rechte opkomen ter behartiging van algemene en collectieve belangen.

4.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 22 oktober 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BG1144), is de hoedanigheid van belanghebbende in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb niet voorbehouden aan natuurlijke personen en rechtspersonen maar kunnen ook andere entiteiten als belanghebbende worden aangemerkt. Gelet op de woorden "degene wiens", opgenomen in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt aan deze andere entiteiten de eis gesteld dat zij herkenbaar zijn in het rechtsverkeer. Gelet op de omstandigheid dat het Dorpenbeheerteam als onzelfstandig onderdeel van Stichting BOV fungeert, is de Afdeling van oordeel dat het Dorpenbeheerteam niet als zodanig herkenbaar is in het rechtsverkeer. Het Dorpenbeheerteam kan daarom voorts niet worden aangemerkt als een andere entiteit in de hiervoor bedoelde zin.

4.5. De conclusie is dat het Dorpenbeheerteam geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat het daartegen ingevolge artikel 8:1, in samenhang gelezen met artikel 8:6 en artikel 2 van bijlage 2, van de Awb geen beroep kan instellen.

4.6. Het beroep van het Dorpenbeheerteam en anderen is niet-ontvankelijk.

Conclusie en proceskosten

5. Nu de ingestelde beroepen niet-ontvankelijk zijn, komt de Afdeling aan een inhoudelijke bespreking van de zaak niet toe.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Boer
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2016

745.