Uitspraak 201508966/1/V1


Volledige tekst

201508966/1/V1.
Datum uitspraak: 17 oktober 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 11 november 2015 in zaak nr. 15/11145 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2015 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om verlenging van de geldigheidsduur van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.

Bij besluit van 2 juni 2015, aangevuld op 19 juni 2015, heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 11 november 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

2. De staatssecretaris heeft de aanvraag van de vreemdeling om verlenging van de geldigheidsduur van een aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking arbeid in loondienst (hierna: de aanvraag) aangemerkt als een aanvraag om verlening van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (hierna: gvva). Aan de afwijzing van de aanvraag heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat, zoals volgt uit de arbeidsmarktadviezen van 15 januari, 28 mei en 12 juni 2015 (hierna: de arbeidsmarktadviezen) van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: het UWV), de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW) op 5 maart 2012 aan de werkgever van de vreemdeling een onherroepelijke boete heeft opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav).

3. De staatssecretaris klaagt in zijn enige grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij gebruik heeft gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid om de aanvraag af te wijzen. Hij voert daartoe aan dat hij ingevolge artikel 3.31, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000), gelezen in verbinding met artikel 9, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wav, gehouden was om de arbeidsmarktadviezen op te volgen en de aanvraag af te wijzen. Daarbij bestaat volgens hem geen ruimte voor een belangenafweging. De staatssecretaris voert aan dat dit in overeenstemming is met de afspraak die, voorafgaand aan de totstandkoming van het Convenant Aziatische horeca 2014 (Stcrt. 2014, nr. 30765; hierna: het Convenant), is gemaakt met de Aziatische horecasector om vreemdelingen die werkzaam zijn bij restaurants die in de afgelopen vijf jaar door de Inspectie SZW zijn beboet, geen gvva te verlenen.

3.1. De staatssecretaris voert terecht aan dat uit paragraaf 40 van de Uitvoeringsregels behorende bij de Regeling uitvoering Wav 2014 (Stcrt. 2014, nr. 27559; hierna: de Uitvoeringsregels) niet volgt dat hij bij de beoordeling van een gvva-aanvraag, die is ingediend op grond van het Convenant, gehouden is om een belangenafweging te maken. Volgens paragraaf 19a gelezen in verbinding met paragraaf 38 van de Uitvoeringsregels is immers met het Convenant een speciale tijdelijke regeling getroffen voor de Aziatische horecasector. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Hoewel de klacht terecht is voorgedragen, leidt dit niet tot een vernietiging van de aangevallen uitspraak, gelet op het volgende.

Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van heden (ECLI:NL:RVS:2016:2726) heeft de staatssecretaris een discretionaire bevoegdheid om de afwijzingsgrond van artikel 3.31 van het Vb 2000 al dan niet tegen te werpen en dient hij ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wav gelezen in verbinding met artikel 3a, tweede lid, van het Convenant, bij de toepassing van deze bevoegdheid de door de vreemdeling aangevoerde belangen bij de beoordeling van de aanvraag te betrekken. De staatssecretaris noch het UWV heeft de door de vreemdeling aangevoerde belangen bij de beoordeling betrokken.

Derhalve heeft de rechtbank, zij het op andere gronden, terecht geconcludeerd dat het besluit van 2 juni 2015, aangevuld op 19 juni 2015, niet deugdelijk is gemotiveerd en voor vernietiging in aanmerking komt.

De grief faalt.

4. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.

5. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 496,00 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. bepaalt dat van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een griffierecht van € 497,00 (zegge: vierhonderdzevenennegentig euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Paaschen, griffier.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Van Paaschen
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2016

766.


BIJLAGE

Vreemdelingenbesluit 2000

Artikel 3.31

1. De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan onder de beperking 'arbeid in loondienst' worden verleend indien geen afwijzingsgrond van toepassing is uit artikel 16 van de Wet en de artikelen 8 en 9 van de Wav, tenzij het seizoenarbeid betreft. (…)

Wet arbeid vreemdelingen

Artikel 9

1. Onze Minister kan een tewerkstellingsvergunning weigeren of Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan een gvva weigeren:

(…) i. indien de werkgever binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning of gvva een bestuurlijke boete is opgelegd op grond van:

(…) 4°. artikel 18 van de Wav; (…).

Uitvoeringsregels behorende bij de artikelen 2, 6, 7 en 8 van de Regeling uitvoering Wav 2014 (Stcrt. 2014, nr. 27559)

Paragraaf 19a Tijdelijke tewerkstelling van koks ten behoeve van de Aziatische horeca

Voor vreemdelingen die als kok in de Aziatische horeca tijdelijk arbeid gaan verrichten kan een tewerkstellingsvergunning of een gvva worden verleend zonder toets aan artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav. Afwijking in het kader van internationale handelscontacten van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wav vindt plaats onder de voorwaarde dat de aanvraag en de daarin opgenomen wervingsinspanningen, verplichtingen en het totaal van het aantal verleende vergunningen in een bepaald tijdsvak voldoen aan de voorwaarden die zijn overeengekomen in het convenant Aziatische Horeca. Het convenant voldoet aan de in paragraaf 38 opgenomen voorwaarden. (…) De voorwaarden van het convenant zijn gericht op het binnen redelijke termijn realiseren van voldoende prioriteitsgenietend aanbod om vacatures van koks in de Aziatische horeca te vervullen. Mocht de werkgever of de sector niet voldoen aan de verplichtingen die in het convenant zijn opgenomen dan kan de tewerkstellingsvergunning of de gvva worden geweigerd of ingetrokken op grond van artikel 9, eerste lid, onder c, en artikel 13 van de Wav. (…)

Paragraaf 38 Sectorale convenanten

Het UWV kan een tewerkstellingsvergunning weigeren of adviseren een gvva niet te verlenen als niet is voldaan aan bepalingen die zijn opgenomen in een sectoraal convenant als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder e, van de Wav. (…)

Paragraaf 40 Weigering tewerkstellingsvergunning of een gvva na opleggen bestuurlijke boete of strafrechtelijke veroordeling naar aanleiding van overtreding arbeidswetten

Op grond van artikel 9, eerste lid, onder i, van de Wav, kan de tewerkstellingsvergunning of een gvva worden geweigerd als de werkgever binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning een bestuurlijke boete is opgelegd wegens de overtreding van een van de volgende artikelen:

(…) d. artikel 18 van de Wav; (…).

Bij de beoordeling of een tewerkstellingsvergunning of gvva geweigerd wordt, zal meewegen of sprake is van recidive of ernstige overtredingen. Van recidive is sprake als binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag meer dan een keer een bestuurlijke boete is opgelegd op grond van een van bovengenoemde artikelen en deze boetes onherroepelijk zijn geworden. (…)

Convenant Aziatische horeca 2014 (Stcrt. 2014, nr. 30765)

Artikel 3a

(…)

2. Een gvva kan daarom gelet op artikel 9, eerste lid, onder i van de Wav worden geweigerd indien een werkgever binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan de aanvraag gvva een bestuurlijke boete is opgelegd op grond van:

(…) 4°. artikel 18 van de Wav; (…).