Uitspraak 201506957/1/A3


Volledige tekst

201506957/1/A3.
Datum uitspraak: 19 oktober 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de rechtspersoon naar buitenlands recht Mecra Limited, gevestigd te Northampton (Groot-Brittanië),
appellant,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 22 juli 2015 in zaak nrs. 15/2678 en 15/3674 in het geding tussen:

Mecra

en

de stichting Technisch Bureau Bouwnijverheid, gevestigd te Harderwijk.

Procesverloop

Bij brief van 24 april 2014 heeft de stichting de rechtspersoon naar buitenlands recht Rimec Limited, gevestigd te Northampton, (thans: Mecra) in kennis gesteld van een uitspraak van dezelfde dag van de Commissie Werkingssfeer (hierna: de commissie) dat Rimec valt onder de werkingssfeer van, voor zover thans van belang, de collectieve arbeidsovereenkomst (hierna: cao) voor de bouwnijverheid (hierna: de cao Bouw) en de cao bedrijfstakeigen regelingen voor de bouwnijverheid (hierna: de cao Bter).

Bij brief van 27 november 2014 heeft de stichting Rimec in kennis gesteld van een uitspraak van 12 november 2014 van de commissie waarin deze de door Rimec tegen de uitspraak van 24 april 2014 aangevoerde bezwaren heeft verworpen en die uitspraak heeft bevestigd. Voorts heeft de stichting Rimec gesommeerd de cao's per direct na te leven.

Bij uitspraak van 22 juli 2015 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, zich onbevoegd verklaard van het door Mecra tegen de brief van 27 november 2014 ingestelde beroep kennis te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft Mecra hoger beroep ingesteld.

De stichting en de commissie hebben een verweerschrift ingediend.

Mecra heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2016, waar Mecra, vertegenwoordigd door mr. Th.J. Bousie, advocaat te Amsterdam, en de stichting en de commissie, vertegenwoordigd door mr. L.J.H. Ecker en mr. Z. Zalmai, advocaten te Amsterdam, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Mecra is een internationaal uitzendbedrijf. Ten behoeve van de bouw van de Koning Willem-Alexandertunnel in de rijksweg A2 bij Maastricht heeft Rimec aan de vennootschap onder firma Avenue2 Infra Engelse, Poolse en Portugese arbeidskrachten ter beschikking gesteld. Naar aanleiding van krantenberichten over uitbuiting van de Portugese arbeidskrachten heeft de stichting onderzocht of Rimec onder de werkingssfeer van voormelde cao's valt en of hij die cao's naleeft. De uitspraken van de commissie van 24 april en 12 november 2014, waarin is geconcludeerd dat Rimec onder de werkingssfeer van de cao's valt, zijn op dat onderzoek van de stichting gebaseerd.

Omdat Mecra volgens hem niet aan de cao's is gebonden, aangezien hij daarbij geen partij is, heeft hij tegen de brief van de stichting van 27 november 2014 beroep bij de rechtbank ingesteld. Voorts heeft Mecra een Wob-verzoek ingediend, waaraan de stichting bij brief van 3 juni 2015 geen gehoor heeft gegeven omdat de stichting, noch een van haar organen, volgens haar een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Omdat Mecra het daarmee niet eens is, heeft hij tegen die brief bezwaar gemaakt. Hangende het beroep en het bezwaar heeft hij bij de rechtbank voorts verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend.

De rechtbank heeft zich met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onbevoegd verklaard van het beroep kennis te nemen omdat de stichting geen bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb en de stichting daarom geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, heeft genomen waartegen bezwaar en beroep openstaan. Om dezelfde reden heeft de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

2. Mecra betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de stichting niet een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend, zodat zij niet met openbaar gezag is bekleed en geen bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Hiertoe voert Mecra aan dat de rechtbank heeft miskend dat de stichting met openbaar gezag is bekleed door de algemeen verbindendverklaring van cao-bepalingen die de stichting de bevoegdheid geven om te beslissen of een partij onder de desbetreffende cao valt en of die cao wordt nageleefd, dispensatie te verlenen en een forfaitaire schadevergoeding op te leggen. Hierbij wijst hij onder meer op de artikelen 3, 11, 12 en 13 van de cao Bouw, artikel 11 van de cao Bter, artikelen 2, derde lid, 4, vierde lid en 5, tweede lid, van het Reglement Werkingssfeer, de artikelen 3, 4, vierde lid, 5, tweede lid, 6, 7 en 8 van het Reglement Naleving, alsmede het Reglement Dispensatie en het Reglement Geschillen.

2.1. Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van de Awb wordt onder bestuursorgaan verstaan:

a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

2.2. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraken van 17 september 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3379 en ECLI:NL:RVS:2014:3394) is ingevolge artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon een bestuursorgaan als dat orgaan met openbaar gezag is bekleed. Daarvoor is bepalend of aan dat orgaan een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Als een daartoe strekkend wettelijk voorschrift ontbreekt, is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan. Bij organen van privaatrechtelijke rechtspersonen die geldelijke uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden verstrekken, kan zich evenwel een uitzondering op deze regel voordoen, waardoor die organen toch bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb zijn.

2.3. Het door Mecra bij de rechtbank ingestelde beroep heeft betrekking op de uitspraak van de commissie van 12 november 2014 en de brief van de stichting van 27 november 2014. De Afdeling zal daarom beoordelen of de stichting dan wel de commissie een bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb.

2.4. De stichting noch de commissie is een orgaan van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon. Zij zijn daarom niet een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.

Aan de stichting en de commissie is voorts niet bij wettelijk voorschrift openbaar gezag toegekend. Zij zijn immers door cao-partijen opgericht en ontlenen hun bevoegdheden aan de cao Bouw en de cao Bter. Cao's zijn privaatrechtelijke overeenkomsten. De algemeen verbindendverklaring van cao-bepalingen heeft weliswaar een publiekrechtelijk karakter, maar die kan de algemeen verbindend verklaarde bepalingen zelf niet tot openbaar gezag toekennende wettelijke voorschriften maken.

De stichting en de commissie zijn bovendien ook geen orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon die geldelijke uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden verstrekt. Zij zijn daarom evenmin een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb.

2.5. Gelet op het voorgaande is de uitspraak van de commissie van 12 november 2014 noch de brief van de stichting van 27 november 2014 een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft zich dan ook terecht onbevoegd verklaard om van het door Mecra ingestelde beroep kennis te nemen.

Het betoog faalt.

3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.

w.g. Borman w.g. Hartsuiker
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2016

620.