Uitspraak 201605704/1/R2


Volledige tekst

201605704/1/R2.
Datum uitspraak: 16 september 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van de onderlinge waarborgmaatschappij Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. (hierna: Mob), gevestigd te Nijmegen, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

verzoekster,

en

het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2014 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college van Overijssel) een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: de Nbw 1998) verleend aan [vergunninghouder] voor het uitbreiden en in werking hebben van een vleeskalverenhouderij aan de [locatie] te Slagharen.

Tegen dit besluit heeft Mob bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 16 maart 2015 heeft het college van Overijssel het door Mob hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. De Afdeling heeft het besluit op bezwaar bij uitspraak van 29 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1818, vernietigd.

Hangende het nemen van een nieuw besluit op bezwaar heeft Mob de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Mob, het college van Overijssel, het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college van Drenthe) en [vergunninghouder] hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 september 2016, waar Mob, vertegenwoordigd door ir. A.K.M. van Hoof, en [vergunninghouder], bijgestaan door [gemachtigde], zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter.

2. Het college van Overijssel heeft bij besluit van 24 november 2014 aan [vergunninghouder] een vergunning krachtens de Nbw 1998 verleend voor het uitbreiden en in werking hebben van een vleeskalverenhouderij aan de [locatie] te Slagharen. Mob heeft daartegen bezwaar gemaakt, welk bezwaar het college van Overijssel bij besluit van 16 maart 2015 ongegrond heeft verklaard. Tegen laatstgenoemd besluit heeft Mob beroep ingesteld. De Afdeling heeft dat beroep gegrond verklaard en het besluit op bezwaar vernietigd.

De vernietiging van het besluit op bezwaar van 16 maart 2015 brengt met zich dat opnieuw moet worden besloten op het bezwaarschrift van Mob tegen het besluit van 24 november 2014. Hangende die besluitvorming heeft Mob de voorzieningenrechter verzocht het besluit van 24 november 2014 bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.

3. Het college van Overijssel heeft zich op het standpunt gesteld dat het college van Drenthe inmiddels het bevoegd gezag is om een hernieuwde beslissing te nemen op het bezwaarschrift van Mob. Het college van Drenthe heeft dat bevestigd en heeft gezegd te zullen beslissen op het bezwaarschrift van Mob.

4. Mob heeft toegelicht dat het spoedeisend belang dat het treffen van de door haar gevraagde voorziening noodzakelijk maakt, is gelegen in het feit dat een aanvang is gemaakt met de bouw van de stal waarin de vleeskalveren zullen worden gehouden. Het in gebruik nemen van die stal voor het houden van vleeskalveren heeft tot gevolg dat de natuurlijke kenmerken van nabijgelegen Natura 2000-gebieden kunnen worden aangetast, aldus Mob.

Ter zitting heeft [vergunninghouder] desgevraagd toegelicht dat voor de bouw van de stal een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend. Hij heeft verklaard voornemens te zijn de stal zo spoedig mogelijk in gebruik te nemen voor het houden van vleeskalveren: de veestapel is reeds besteld. Het is nog onbekend wanneer het college van Drenthe een besluit zal nemen op het bezwaar van Mob. Onder deze omstandigheden heeft Mob naar het oordeel van de voorzieningenrechter een spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorlopige voorziening.

5. Het belang van Mob is erin gelegen mogelijke aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden te voorkomen. Het belang van [vergunninghouder] is dat hij zo snel mogelijk met de door hem gewenste activiteit wil beginnen. Vaststaat dat de bij het besluit van 24 november 2014 vergunde vleeskalverenhouderij zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie op diverse Natura 2000-gebieden. De kritische depositiewaarden van de onderscheiden beschermde habitattypen in die gebieden worden overschreden.

Partijen verschillen van inzicht over de vraag of de verleende vergunning in stand kan blijven, gelet op de wijzigingen in de Nbw 1998 van na het besluit van 24 november 2014. Verder zijn partijen verdeeld over de vraag of, dan wel in hoeverre na die wetswijzigingen nog een vergunning is vereist voor de door [vergunninghouder] gewenste activiteit. Vanwege de complexiteit van die vragen leent deze voorlopige voorzieningprocedure zich niet voor beantwoording daarvan. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding, de betrokken belangen in aanmerking nemend, in afwachting van het nieuwe besluit op bezwaar het besluit van het college van Overijssel van 24 november 2014 te schorsen.

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de hierna te melden voorlopige voorziening.

7. Het college dient ten aanzien van Mob op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 24 november 2014 tot zes weken na de dag waarop het nieuw te nemen besluit op bezwaar bekend is gemaakt;

II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel tot vergoeding van bij de onderlinge waarborgmaatschappij Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Overijssel aan de onderlinge waarborgmaatschappij Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Klapwijk, griffier.

w.g. Kranenburg w.g. Klapwijk
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2016

726.