Uitspraak 201602392/1/R6


Volledige tekst

201602392/1/R6.
Datum uitspraak: 27 juli 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoog Catharijne B.V., gevestigd te Utrecht,
appellante,

en

de raad van de gemeente Utrecht,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2016, kenmerk 15.512197, heeft de raad het bestemmingsplan "Zuidgebouw, Stationsgebied" vastgesteld.

Hoog Catharijne B.V. heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Hoog Catharijne B.V. heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 mei 2016, waar Hoog Catharijne B.V., bijgestaan door M.Y.C.L. de Wit, advocaat te Rotterdam, en R.M. Jonkers, en de raad, vertegenwoordigd door mr. T. Brouwer, werkzaam bij Rechtsom Juristen B.V., en drs. R.W.C. Crusio, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Dura Vermeer Vastgoed B.V., bijgestaan door mr. W. van Galen, advocaat te Utrecht, gehoord.

Overwegingen

Het plan

1. Het plan maakt deel uit van de herontwikkeling van het Stationsplein-Oost in Utrecht en voorziet in de ontwikkeling van het Zuidgebouw en een tram- en busstation op gronden direct ten zuidoosten van Utrecht Centraal Station. Het Zuidgebouw betreft een multifunctioneel gebouw bestaande uit woningbouw en aanvullende commerciële voorzieningen zoals kantoren, horeca en leisure. Aan de gronden waarop het Zuidgebouw is voorzien, is de bestemming "Gemengd" toegekend.

De grens van het plangebied wordt gevormd door de OV-terminal en het Stationsplein-Oost aan de noordzijde, het openbaar gebied van de Stationsstraat aan de oostzijde, de Moreelsebrug aan de zuidzijde en de toekomstige Hoogwaardig Openbaar Vervoer-baan aan de westzijde.

Aanleiding van het geschil

2. Hoog Catharijne B.V. is exploitant van het naast het Zuidgebouw liggende winkelcentrum Hoog Catharijne en de daarbij behorende parkeergarages. Omdat het vanwege de ligging van het plangebied niet mogelijk is om op eigen terrein parkeergelegenheid te realiseren, zal de parkeerbehoefte van het voorziene Zuidgebouw worden opgevangen in de in aanbouw zijnde ondergrondse Jaarbeurspleingarage aan de andere zijde van het spoor. Volgens Hoog Catharijne B.V. voorziet het plan daarmee niet in een adequate parkeervoorziening voor de parkeerbehoefte van het voorziene Zuidgebouw. Zij vreest dat het plan zal leiden tot een onaanvaardbaar hoge parkeerdruk in de omgeving van het plangebied, in het bijzonder in haar parkeergarages.

Toetsingskader

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

4. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Ingetrokken beroepsgronden

5. Ter zitting heeft Hoog Catharijne B.V. de beroepsgrond dat de parkeerbehoefte van het voorziene Zuidgebouw onjuist is berekend omdat voor de functie wonen van een te lage parkeernorm is uitgegaan, ingetrokken. Tevens heeft Hoog Catharijne B.V. de beroepsgrond dat bij de beoordeling van de parkeerbehoefte van het voorziene Noordgebouw ten onrechte is uitgegaan van een te lage parkeernorm voor de functie wonen, ter zitting ingetrokken. Tot slot heeft Hoog Catharijne B.V. de beroepsgrond dat bij de beoordeling van de parkeerbehoefte van het voorziene WTC gebouw ten onrechte 500 m2 bvo is toegekend aan detailhandel in plaats van aan horeca, ter zitting ingetrokken.

Beroepsgronden

6. Hoog Catharijne B.V. betoogt dat het gezien de afstand tussen het voorziene Zuidgebouw en de Jaarbeurspleingarage niet aannemelijk is dat de toekomstige gebruikers van het Zuidgebouw gebruik zullen gaan maken van de Jaarbeurspleingarage. Volgens haar heeft de raad ten onrechte niet onderkend dat de toekomstige gebruikers van het Zuidgebouw gebruik zullen gaan maken van haar nabijgelegen parkeergarages. In dit verband wijst Hoog Catharijne B.V. op het rapport ‘Beoordeling parkeereffecten Noord- en Zuidgebouw Stationsgebied Utrecht’ van 13 mei 2016, dat in opdracht van Klépierre Management Nederland B.V. is opgesteld door Ondernemend Parkeeradvies. Volgens Hoog Catharijne B.V. handelt de raad in strijd met zijn eigen parkeerbeleid omdat daaruit volgt dat contractueel moet worden vastgelegd dat de toekomstige gebruikers van het Zuidgebouw daadwerkelijk gebruik zullen gaan maken van de Jaarbeurspleingarage.

6.1. Het gemeentelijke parkeerbeleid, dat is vastgelegd in de Nota Stallen en Parkeren van februari 2013 en in het bijzonder in de bijlage "Nota Parkeernomen Fiets en Auto" (hierna: de bijlage), staat toe dat parkeergelegenheden elders dan op eigen terrein worden gerealiseerd. In de bijlage is vermeld dat in een dergelijke situatie moet worden aangetoond dat op andere wijze binnen acceptabele loopafstand van de ontwikkeling in alternatieve parkeerruimte wordt voorzien. Ten aanzien van de maximale loopafstanden vermeldt de bijlage dat een acceptabele loopafstand wordt bepaald door het motief van het bezoek aan het bestemmingsadres. In de bijlage is een tabel opgenomen, waarin voor wonen in het centrum een maximale loopafstand van 750 meter en voor werken en bezoeken in het centrum een maximale loopafstand van 1.000 meter is vermeld. Nu de benodigde parkeerplaatsen niet op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd, wordt op andere wijze binnen acceptabele loopafstand van het voorziene Zuidgebouw in de nodige parkeerruimte voorzien, te weten de Jaarbeurspleingarage.

Niet in geschil is dat de Jaarbeurspleingarage ligt binnen de in de bijlage opgenomen maximale loopafstanden voor wonen en voor werken en bezoeken van het voorziene Zuidgebouw. De door Hoog Catharijne B.V. naar voren gebrachte omstandigheid dat de parkeergarages behorende bij het winkelcentrum Hoog Catharijne dichterbij het voorziene Zuidgebouw liggen dan de Jaarbeurspleingarage, betekent naar het oordeel van de Afdeling niet dat de raad niet ervan mocht uitgaan dat op andere wijze binnen acceptabele loopafstand van de ontwikkeling in alternatieve parkeerruimte wordt voorzien.

Daarnaast heeft de raad toegelicht dat het gemeentelijke parkeerbeleid zoals opgenomen in onder meer de bijlage niet zo ver strekt dat contractueel moet worden vastgelegd dat toekomstige gebruikers van het Zuidgebouw daadwerkelijk gebruik zullen gaan maken van de Jaarbeurspleingarage. Deze uitleg acht de Afdeling niet onredelijk.

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat op andere wijze dan op eigen terrein in alternatieve parkeerruimte wordt voorzien.

Het betoog faalt.

7. Hoog Catharijne B.V. betoogt dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd dat de Jaarbeurspleingarage over voldoende capaciteit zal beschikken om het aantal benodigde parkeerplaatsen voor het voorziene Zuidgebouw op te vangen.

Daartoe voert zij allereerst aan dat de parkeerbehoefte van het voorziene Zuidgebouw te laag is ingeschat. Volgens Hoog Catharijne B.V. heeft de raad er bij het berekenen van de parkeerbehoefte geen rekening mee gehouden dat het plan 4.200 m2 bruto vloeroppervlak (hierna: bvo) aan leisure mogelijk maakt. Daarnaast heeft de raad bij het berekenen van de parkeerbehoefte van het voorziene Zuidgebouw volgens Hoog Catharijne B.V. geen rekening gehouden met de in het plan opgenomen algemene afwijkingsbevoegdheid op grond waarvan burgemeester en wethouders tot 10% kunnen afwijken van de bij recht in regels gegeven maten, afmetingen en percentages.

Ten tweede voert zij aan dat de Jaarbeurspleingarage ook de parkeerbehoefte moet opvangen van andere bestaande dan wel geplande gebouwen in de omgeving van het stationsgebied, te weten het bestaande NH Hotel, het bestaande Sijpesteijnkantoor, het voorziene WTC gebouw, het voorziene Jaarbeurspleingebouw en het voorziene Noordgebouw. Volgens Hoog Catharijne B.V. is bij de beoordeling van de capaciteit van de Jaarbeurspleingarage voor het voorziene Zuidgebouw de parkeerbehoefte van deze gebouwen eveneens te laag ingeschat. Hiertoe betoogt zij dat de raad bij het berekenen van de parkeerbehoefte van het voorziene Noordgebouw geen rekening heeft gehouden met de in dat plan mogelijk gemaakte 1.000 m2 bvo voor vergader- en congresfaciliteiten. Voorts betoogt zij dat de raad bij het berekenen van de parkeerbehoefte van voornoemde gebouwen geen rekening heeft gehouden met de afwijkingsbevoegdheden die zijn opgenomen in de ter plaatse van voornoemde gebouwen geldende bestemmingsplannen. Ook op grond van deze afwijkingsbevoegdheden kunnen burgemeester en wethouders tot 10% afwijken van de bij recht in regels gegeven maten, afmetingen en percentages.

Ten derde voert Hoog Catharijne B.V. aan dat de raad bij de beoordeling van de capaciteit van de Jaarbeurspleingarage voor het voorziene Zuidgebouw de parkeerbehoefte van het NS-personeel, P+R en de gebruikers van het Beatrixgebouw ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten.

7.1. Volgens de raad is de parkeerbehoefte van het voorziene Zuidgebouw overschat. Hij verwijst in dit verband naar de opgestelde parkeerbalans, waarin ook andere voorziene gebouwen en bestaande gebouwen in de omgeving van het stationsgebied zijn meegenomen (hierna: de parkeerbalans). In de parkeerbalans is uitgegaan van 4.200 m2 bvo aan leisure met een parkeernorm van 3,5 per 100 m2 bvo in plaats van een parkeernorm van 1,6 per 100 m2 bvo. Bovendien is in de parkeerbalans geen rekening gehouden met artikel 3, lid 3.1, onder g, van de planregels waarin is bepaald dat het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de binnen de bestemming "Gemengd" toegestane functies onder a, b, en c niet meer dan 18.500 m2 mag bedragen.

Ten aanzien van de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheid stelt de raad dat het een algemene afwijkingsregeling betreft en dat het gezien de overige in het plan opgenomen begrenzingen niet aannemelijk is dat hiervan gebruik zal worden gemaakt ten behoeve van het vergroten van het in het plan toegestane bvo voor bepaalde functies.

Daarnaast stelt de raad dat hij in het kader van de beoordeling van de capaciteit van de Jaarbeurspleingarage voor het voorziene Zuidgebouw, bij de berekening van de parkeerbehoefte van het voorziene WTC gebouw, het voorziene Jaarbeurspleingebouw en het voorziene Noordgebouw is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden van de desbetreffende bestemmingsplannen.

Ten slotte stelt hij dat bij de beoordeling van de capaciteit van de Jaarbeurspleingarage voor het voorziene Zuidgebouw geen rekening hoefde te worden gehouden met de parkeerbehoefte van het NS-personeel, P+R en de gebruikers van het Beatrixgebouw, omdat het Beatrixgebouw en de parkeervoorzieningen voor het NS-personeel en reizigers geen onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan "Van Sijpesteijnkwartier-Jaarbeursplein".

7.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, b, c, en g van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor:

a. wonen tot maximaal 15.000 m2 bvo;

b. horeca in de categorie D1 tot en met D2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Bijlage 1 Lijst van Horeca-activiteiten tot maximaal 1.800 m2 bvo;

c. leisure en kantoren tot een gezamenlijk maximum van 4.200 m2 bvo;

[…];

Met dien verstande dat:

g. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de functies onder a., b. en c. niet meer mag bedragen dan 18.500 m2.

Artikel 12, aanhef en onder a, van de planregels bepaalt dat burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.3. Bij het berekenen van de parkeerbehoefte van het voorziene Zuidgebouw en bij de beoordeling van de beschikbare capaciteit van de Jaarbeurspleingarage voor het voorziene Zuidgebouw, zijn de gemeentelijke beleidsmatige uitgangspunten en de parkeernormen uit de Nota Stallen en Parkeren van februari 2013 en in het bijzonder de bijlage gehanteerd. Tussen partijen is niet in geschil dat daarbij van de in de bijlage opgenomen parkeernormen en aanwezigheidspercentages kan worden uitgegaan. Daarnaast staat vast dat de parkeerbehoefte van het voorziene Zuidgebouw niet op eigen terrein kan worden gerealiseerd. De raad acht het plan evenwel ruimtelijk aanvaardbaar omdat de parkeerbehoefte van dit gebouw kan worden opgevangen in de Jaarbeurspleingarage. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of de Jaarbeurspleingarage zal beschikken over voldoende capaciteit om het aantal benodigde parkeerplaatsen voor het voorziene Zuidgebouw op te vangen.

Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een parkeergarage onder het Jaarbeursplein met een capaciteit van 777 parkeerplaatsen. De raad heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat de Jaarbeurspleingarage zal beschikken over voldoende capaciteit om het aantal benodigde parkeerplaatsen voor het voorziene Zuidgebouw op te vangen, de parkeerbalans opgesteld. De parkeerbalans is een rekenopgave waarin de parkeervraag van het voorziene Zuidgebouw is meegenomen evenals de parkeervraag van het voorziene WTC gebouw, het voorziene Jaarbeurspleingebouw, het voorziene Noordgebouw, het bestaande NH Hotel en het bestaande Sijpesteijnkantoor. Van deze gebouwen dient de parkeerbehoefte eveneens in de Jaarbeurspleingarage te worden opgevangen. Blijkens deze berekening bedraagt de netto parkeervraag van het voorziene Zuidgebouw en de andere voorziene gebouwen en bestaande gebouwen in de omgeving van het stationsgebied, rekening houdend met dubbelgebruik, op het drukste moment van de week 757 parkeerplaatsen op een werkmiddag.

7.4. In de parkeerbalans is voor het voorziene Zuidgebouw uitgegaan van 4.200 m2 bvo aan leisure met een parkeernorm van 3,5 per 100 m2 bvo. De raad erkent dat in een eerdere parkeerbalans specifiek voor het Zuidgebouw nog is uitgegaan van 2.100 m2 bvo aan kantoren met een parkeernorm van 0,4 per 100 m2 bvo en van 2.100 m2 bvo aan leisure met een parkeernorm van 3,5 per 100 m2 bvo, maar dat deze omissie in de parkeerbalans is hersteld. In de parkeerbalans heeft de raad voor het voorziene Zuidgebouw evenwel geen rekening gehouden met de in artikel 12, aanhef en onder a, van de planregels opgenomen afwijkingsbevoegdheid. Op grond van dit artikellid mag onder meer het in het plan toegestane bvo voor bepaalde functies met maximaal 10% worden vergroot. Omdat voor de berekening van de parkeerbehoefte het bvo van de ontwikkeling als uitgangspunt wordt gehanteerd, kan door de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid een andere parkeerbehoefte ontstaan. Nu de raad de gevolgen van toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid niet heeft beoordeeld, heeft hij niet inzichtelijk gemaakt hetgeen ingevolge artikel 12, aanhef en onder a, van de planregels maximaal mogelijk is en wat dit betekent voor de parkeerbehoefte. De gestelde omstandigheid dat naar verwachting voor het voorziene Zuidgebouw geen of slechts gering gebruik zal worden gemaakt van het vergroten van het in het plan toegestane bvo voor bepaalde functies, is naar het oordeel van de Afdeling geen gegronde reden de gevolgen van de toepassing deze afwijkingsbevoegdheid in het geheel buiten beschouwing te laten.

7.5. De raad heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat ook indien gebruik zal worden gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 12, aanhef en onder a, van de planregels, de parkeerbehoefte die kan ontstaan door de toepassing daarvan niet veel groter zal zijn. Volgens de raad zullen ook in die situatie voldoende parkeerplaatsen in de Jaarbeurspleingarage beschikbaar zijn. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raad erop gewezen dat uit de parkeerbalans blijkt dat de Jaarbeurspleingarage over een restcapaciteit van in ieder geval twintig parkeerplaatsen zal beschikken en daarnaast dat de parkeerbehoefte van het voorziene Zuidgebouw gelet op artikel 3, lid 3.1, onder g, van de planregels aanzienlijk is overschat.

Dit standpunt volgt de Afdeling niet. Ten eerste omdat niet inzichtelijk is hetgeen ingevolge artikel 12, aanhef en onder a, van de planregels maximaal mogelijk is en wat dit betekent voor de parkeerbehoefte. Ten tweede acht de Afdeling dit standpunt niet overtuigend voor zover de raad verwijst naar artikel 3, lid 3.1, onder g, van de planregels op grond waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de binnen de bestemming "Gemengd" toegestane functies onder a, b, en c niet meer dan 18.500 m2 mag bedragen. De Afdeling stelt voorop dat artikel 3, lid 3.1, onder g, van de planregels in zowel de papieren als de elektronische versie van de vastgestelde planregels is opgenomen. In paragraaf 2.2.2 van het vaststellingsrapport is evenwel vermeld dat artikel 3, lid 3.1, onder g, van de planregels is geschrapt. De raad heeft bij besluit van 11 februari 2016 tot vaststelling van het plan besloten de ambtshalve wijzigingen uit paragraaf 2.2.2 van het vaststellingsrapport in het plan aan te brengen. De papieren en elektronische versie van de vastgestelde planregels komen derhalve in zoverre niet overeen met hetgeen blijkens de papieren en digitale versie van het vaststellingsbesluit door de raad is vastgesteld met betrekking tot artikel 3, lid 3.1, onder g, van de planregels. Gelet hierop is artikel 3, lid 3.1, onder g, van de planregels vastgesteld op een wijze die in strijd is met de rechtszekerheid en kan hierop geen beroep worden gedaan.

7.6. Gelet op hetgeen in overwegingen 7.4. en 7.5. is overwogen, heeft de raad onvoldoende gemotiveerd dat de parkeerbehoefte van het voorziene Zuidgebouw op juiste wijze is berekend en evenmin aannemelijk gemaakt dat door deze onjuiste berekening de parkeerbehoefte van het voorziene Zuidgebouw niet is onderschat.

7.7. Ten aanzien van het betoog van Hoog Catharijne B.V. dat bij de beoordeling van de capaciteit van de Jaarbeurspleingarage voor het voorziene Zuidgebouw de parkeerbehoefte van de daarin betrokken andere voorziene gebouwen en bestaande gebouwen in de omgeving van het stationsgebied te laag is ingeschat, overweegt de Afdeling het volgende. De raad heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat de Jaarbeurspleingarage zal beschikken over voldoende capaciteit om het aantal benodigde parkeerplaatsen voor het voorziene Zuidgebouw op te vangen, verwezen naar de parkeerbalans. Blijkens de parkeerbalans dient naast de parkeerbehoefte van het voorziene Zuidgebouw tevens de parkeerbehoefte van het bestaande NH Hotel, het bestaande Sijpesteijnkantoor, het voorziene WTC gebouw, het voorziene Jaarbeurspleingebouw en het voorziene Noordgebouw in de Jaarbeurspleingarage te worden opgevangen. In het bestemmingsplan "Noordgebouw, Stationsgebied" van 26 november 2015 dat voorziet in de ontwikkeling van het Noordgebouw, in het bestemmingsplan "Van Sijpesteijnkwartier-Jaarbeursplein" van 29 januari 2015 dat voorziet in de ontwikkeling van het Jaarbeurspleingebouw en het WTC gebouw en in het bestemmingsplan "Actualisering stationsomgeving" van 16 januari 2014 dat voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het bestaande NH Hotel en het bestaande kantoorgebouw Sijpesteijn, is een algemene afwijkingsbevoegdheid opgenomen die op vergelijkbare wijze is geformuleerd als artikel 12, aanhef en onder a, van de planregels van het voorliggende plan. Zoals hiervoor in overweging 7.4 is vermeld, kan door de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid een andere parkeerbehoefte ontstaan. Bij de beoordeling van de capaciteit van de Jaarbeurspleingarage voor het voorziene Zuidgebouw in samenhang bezien met de parkeerbehoefte van andere voorziene en bestaande gebouwen in de omgeving van het stationsgebied heeft de raad hiermee ten onrechte geen rekening gehouden.

Voorts heeft de Afdeling bij uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2016:2077, overwogen dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd dat voor de in het bestemmingsplan "Noordgebouw, Stationsgebied" toegestane 1.000 m2 bvo aan vergader- en congresfaciliteiten kan worden uitgegaan van de minimum parkeernorm van 0,4 per 100 m2 bvo voor de functie kantoren.

Gelet op het voorgaande heeft de raad onvoldoende gemotiveerd dat bij de beoordeling van de capaciteit van de Jaarbeurspleingarage voor het voorziene Zuidgebouw de parkeerbehoefte van de daarin betrokken andere voorziene gebouwen en bestaande gebouwen in de omgeving van het stationsgebied op juiste wijze is berekend. De Afdeling acht het dan ook niet uitgesloten dat de parkeercapaciteit van de Jaarbeurspleingarage die zal worden ingenomen door het bestaande NH Hotel, het bestaande Sijpesteijnkantoor, het voorziene WTC gebouw, het voorziene Jaarbeurspleingebouw en het voorziene Noordgebouw door de raad is onderschat.

7.8. Ten aanzien van het betoog van Hoog Catharijne B.V. dat de raad bij de beoordeling van de capaciteit van de Jaarbeurspleingarage voor het voorziene Zuidgebouw de parkeerbehoefte van het NS-personeel, P+R en de gebruikers van het Beatrixgebouw ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten, overweegt de Afdeling het volgende. In de toelichting behorende bij het bestemmingsplan "Van Sijpesteijnkwartier-Jaarbeursplein" is vermeld dat de ondergrondse parkeergarage Jaarbeursplein de voormalige bovengrondse Jaarbeurspleingarage vervangt. Voorts is in de plantoelichting vermeld dat de garage voorziet in parkeergelegenheid voor onder meer bezoekers van het Beatrixgebouw en reizigers. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt dat voor het NS-personeel, bezoekers van het Beatrixgebouw en reizigers parkeervoorzieningen elders bestaan, waardoor zij bij de beoordeling van de capaciteit van de Jaarbeurspleingarage voor het voorziene Zuidgebouw buiten beschouwing hadden mogen worden gelaten. De door de raad gestelde omstandigheid dat het Beatrixgebouw en de parkeervoorzieningen voor het NS-personeel en reizigers niet in het bestemmingsplan "Van Sijpesteijnkwartier-Jaarbeursplein" zijn opgenomen, acht de Afdeling daarbij niet van belang omdat in dit verband de feitelijke situatie bepalend is.

7.9. Gelet op hetgeen in overwegingen 7.4 tot en met 7.8 is overwogen, slaagt het betoog van Hoog Catharijne B.V. dat de raad ten tijde van de vaststelling van het plan onvoldoende heeft onderbouwd dat de in aanbouw zijnde Jaarbeurspleingarage over voldoende capaciteit zal beschikken om het aantal benodigde parkeerplaatsen voor het voorziene Zuidgebouw op te vangen in samenhang bezien met de parkeerbehoefte van andere voorziene en bestaande gebouwen in de omgeving van het stationsgebied.

8. Daarnaast betoogt Hoog Catharijne B.V. dat de in artikel 9 van de planregels opgenomen verplichting tot het realiseren van voldoende parkeergelegenheid ten onrechte uitsluitend is gekoppeld aan het bouwen van het voorziene Zuidgebouw en niet aan het gebruik daarvan. Volgens Hoog Catharijne B.V. moet de parkeerregeling ook gelden voor toekomstige wijzigingen in het gebruik, nu deze wijzigingen kunnen leiden tot een hogere parkeerbehoefte. Zij wijst op paragraaf 5.1.1. van de bijlage waarin parkeerbeleid is neergelegd voor situaties waarin sprake is van onder andere functiewijziging.

8.1. Artikel 9 van de planregels bepaalt dat:

a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen vast staat dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de normen in de beleidsregels in de Nota Parkeernormen Fiets en Auto die als bijlage 1 bij de Parkeernota Stallen en Parkeren 2013 hoort, wordt gerealiseerd;

b. als de onder a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

8.2. De Afdeling begrijpt het betoog van Hoog Catharijne B.V. aldus dat de verplichting tot het realiseren van voldoende parkeergelegenheid tevens dient te gelden voor het van het bestemmingsplan afwijkend gebruik. De Afdeling overweegt dat voor zover voor een functiewijziging wordt afgeweken van de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, een omgevingsvergunning voor het van het bestemmingsplan afwijkend gebruik nodig is. In dat geval zal in die procedure moeten worden bezien aan welke parkeernormen moet worden getoetst. Nu dit niet in het bestemmingsplan wordt geregeld, behoeft dit betoog geen nadere inhoudelijke bespreking.

Conclusie

9. Gelet op hetgeen hiervoor in rechtsoverwegingen 7.4 tot en met 7.9 is overwogen, is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Voorts is het bestreden besluit voor zover het artikel 3, lid 3.1, onder g, van de planregels betreft, gelet op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 7.5 is overwogen, genomen in strijd met de rechtszekerheid.

Opdracht

10. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen twintig weken na verzending van de uitspraak:

- met inachtneming van rechtsoverwegingen 7.4 tot en met 7.9 alsnog toereikend te motiveren dat de parkeersituatie als gevolg van het plan aanvaardbaar is, dan wel zonodig de planregeling te wijzigen;

- met inachtneming van rechtsoverweging 7.5 de voor artikel 3, lid 3.1, onder g, van de planregels geconstateerde strijdigheid met de rechtszekerheid op te heffen.

Een eventueel nieuw besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden. Bij de voorbereiding van het besluit tot wijziging van het plan hoeft afdeling 3.4 van de Awb niet opnieuw te worden toegepast.

Voorlopige voorziening

11. Daarnaast ziet de Afdeling aanleiding de navolgende voorlopige voorziening te treffen.

Proceskosten

12. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. draagt de raad van de gemeente Utrecht op om binnen twintig weken na de verzending van deze uitspraak:

1. met inachtneming van overweging 9 de in overwegingen 7.4 tot en met 7.9 omschreven gebreken in het besluit van 11 februari 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zuidgebouw, Stationsgebied" te herstellen en;

2. de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;

II. schorst in afwachting van de einduitspraak van de Afdeling bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 11 februari 2016, kenmerk 15.512197, waarbij het bestemmingsplan "Zuidgebouw, Stationsgebied" is vastgesteld.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.E. Reichardt, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Reichardt
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2016

772.