Uitspraak 201506445/1/A3


Volledige tekst

201506445/1/A3.
Datum uitspraak: 13 juli 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Balk, gemeente De Fryske Marren,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 juli 2015 in zaak nr. 15/128 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van De Fryske Marren.

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2014 heeft de burgemeester aan de Stichting Feestweek Balk een evenementenvergunning verleend voor het evenement ‘Kleintje Feestweek Balk’.

Bij besluit van 1 december 2014 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 3 juli 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juni 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. P. Stehouwer, advocaat te Groningen, en de burgemeester, vertegenwoordigd door W.A. Jonker en S. Bruinsma, beiden werkzaam bij de gemeente De Fryske Marren, zijn verschenen. Tevens is daar de Stichting Feestweek Balk, vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

1. De evenementenvergunning ziet op een vrijmarkt in het centrum van Balk op 24 mei 2014 en een kermis op het Treemterplein in Balk in de periode van 21 mei tot en met 24 mei. De burgemeester heeft deze vergunning verleend en heeft hieraan voorschriften verbonden. De kermis mag plaatsvinden op woensdag en donderdag tussen 10.00 en 23.00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 10.00 en 24.00 uur. [appellant] woont aan de [locatie] in Balk, die direct grenst aan het Treemterplein.

Hij stelt dat hij ernstige geluidsoverlast ervaart van de kermis die twee keer per jaar op het Treemterplein plaatsvindt en voert aan dat in de vergunning voor het evenement een maximum geluidsnorm had moeten worden opgenomen.

2. De burgemeester stelt dat de kermis op deze plaats een jarenlange traditie kent, van grote betekenis is voor Balk en door veel inwoners als positief wordt ervaren. Hij onderkent dat de kermis geluidsoverlast met zich brengt voor omwonenden. Van omwonenden kan volgens hem echter verlangd worden dat zij deze overlast dulden omdat de totale geluidsbelasting beperkt is tot 9 dagen per jaar, de vergunning voorwaarden bevat om geluidsoverlast te beperken en daarnaast in overleg met de exploitant maatregelen zijn genomen om de overlast zoveel mogelijk te beperken. Het opnemen van een geluidsnorm in de vergunning neemt volgens de burgemeester de geluidsoverlast niet weg omdat deze norm moeilijk is te handhaven, handhaving kosten met zich brengt en dan een norm zal worden opgenomen die de kermis met de daarbij horende geluidsproductie mogelijk maakt.

3. De rechtbank heeft overwogen dat de burgemeester geen geluidsnorm in de vergunning heeft hoeven opnemen. Volgens de rechtbank beperken de in de vergunning opgenomen voorwaarden de mogelijkheden tot het produceren van geluid tijdens het evenement, zijn deze tot stand gekomen na overleg met omwonenden en heeft de burgemeester acht geslagen op de klachten van [appellant] over eerder ondervonden geluidsoverlast en voldoende rekening gehouden met zijn belangen. Bovendien is niet aangetoond dat zijn belang geluidsvoorschriften noodzakelijk maakt, omdat niet aannemelijk is geworden dat hij onaanvaardbare hinder ondervindt in de woning.

4. De Afdeling overweegt allereerst dat hoewel de kermis waarvoor in 2014 vergunning is verleend al is gehouden [appellant] belang heeft bij een oordeel over de rechtmatigheid van die vergunning omdat in Balk twee keer per jaar vergunning wordt verleend voor een kermis op deze plaats waarvoor dit oordeel in de toekomst, zoals bij de verlening van de vergunning voor de grote feestweek in augustus 2016, van betekenis kan zijn.

5. [appellant] betoogt in hoger beroep dat de in de vergunning opgenomen voorwaarden niet voldoende zijn om geluidsoverlast te voorkomen en dat deze zich bovendien ten onrechte alleen richten op de belangen van de kermisexploitanten en het publiek. Door het niet opnemen van een concrete maximale geluidsnorm in de vergunning en de beoordeling van geluidsoverlast over te laten aan een ambtenaar is deze beoordeling subjectief en daardoor rechtsonzeker. Daarnaast bestrijdt [appellant] dat rekening is gehouden met zijn belangen en dat er geen onaanvaardbare geluidshinder in zijn woning zou zijn.

6. Ter zitting zijn de volgende feiten naar voren gekomen. [appellant] woont vlak naast het plein waar de kermis plaatsvindt. De afstand tussen de attracties en zijn woning is beperkt. De kermis heeft in het verleden een hoge geluidsbelasting op de gevel van [appellant] veroorzaakt. In de loop van de jaren zijn steeds meer maatregelen genomen om de geluidsoverlast zoveel mogelijk terug te dringen. Zo is gekeken naar de indeling van de kermis, waaronder de locatie van de diverse attracties, en zijn de geluidsboxen geplaatst in een richting van de woning van [appellant] af en richting de kermis. Verder is gekozen voor een centrale geluidsinstallatie waardoor de muziekkeuze centraal wordt geregeld, zodat niet alle exploitanten hun eigen muziekkeuze door elkaar draaien. Deze maatregelen zijn, samen met het voorschrift dat muziek geen overwegende hinder voor omwonenden en de omgeving mag veroorzaken, inmiddels als voorwaarden opgenomen in de vergunning voor het "Kleintje Feestweek Balk" voor het jaar 2016. Ook [appellant] heeft maatregelen genomen door zijn woning te isoleren.

7. Hoewel de geluidssituatie tijdens de feestweek inmiddels is verbeterd, houdt [appellant] vast aan zijn standpunt dat een concrete en handhaafbare geluidsnorm in de vergunning had moeten worden opgenomen, omdat dit voor iedereen duidelijkheid brengt. Hij vreest dat zonder een dergelijke maximale geluidsnorm de overlast niet voldoende afneemt en elk moment ook weer kan toenemen. Als voorbeeld heeft hij ter zitting gesteld dat weliswaar inmiddels de muziekkeuze centraal wordt geregeld op de kermis, maar dat iedere exploitant nog altijd een eigen volumeknop heeft en zelf bedient. Verder brengen de attracties naast muziek nog andere geluiden met zich. Zonder handhaafbare geluidsnorm in de vergunning is het aan de ambtenaar om te bepalen of onaanvaardbare hinder wordt veroorzaakt met alle discussies van dien, aldus [appellant]. Ter zitting heeft de stichting "Kleintje Feestweek Balk" gesteld dat van haar kant geen bezwaar bestaat tegen het opnemen van een geluidsnorm in de vergunning omdat dit ook voor haar duidelijkheid schept.

8. Vaststaat dat de kermis een historie van ernstige geluidsoverlast kent. De stelling van de burgemeester dat het opnemen van een concrete, meetbare en daardoor handhaafbare geluidsnorm in de vergunning voor deze kermis niet mogelijk of moeilijk is, overtuigt de Afdeling niet. [appellant] stelt terecht dat veel andere gemeenten wel een dergelijke, in dB(A) uitgedrukte geluidsnorm opnemen in de exploitatievergunning voor vergelijkbare evenementen. Niet valt in te zien waarom een geluidsnorm die is uitgedrukt in een maximum aantal dB(A) op de gevel met een voorgeschreven meetmethode niet of moeilijk zou zijn te handhaven. Ook valt niet in te zien waarom een concrete geluidsnorm niet valt te handhaven, maar een voorschrift waarin staat dat de kermis geen overwegende hinder mag veroorzaken voor de omwonenden en de omgeving, zoals in de vergunning van 2016 is opgenomen, wel. Ook thans worden, zoals ook ter zitting door de burgemeester is bevestigd, geluidsmetingen uitgevoerd om te bepalen of sprake is van overwegende hinder. Hoewel de al genomen maatregelen een positief effect hebben gehad en hebben geleid tot een vermindering van de geluidsoverlast bestaat zowel van de zijde van [appellant] als van de zijde van de stichting "Kleintje Feestweek Balk" bovendien uit oogpunt van rechtszekerheid een reële behoefte aan een concrete geluidsnorm.

9. Gelet op het voorgaande berust het besluit niet op een deugdelijke motivering. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het hoger beroep van [appellant] is gegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het besluit van 1 december 2014 dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd. De Afdeling zal bepalen dat de burgemeester geen nieuw besluit hoeft te nemen, omdat dit voor de kermis in 2014 die al heeft plaatsgevonden geen betekenis meer kan hebben.

10. Gelet op dit oordeel komt de Afdeling aan een bespreking van hetgeen [appellant] verder heeft aangevoerd niet toe.

11. De burgemeester dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

12. De betekenis van deze uitspraak voor de toekomst is daarin gelegen dat [appellant] en de stichting bij overigens gelijke omstandigheden van de burgemeester mogen verlangen dat hij in een voor de feestweek te verlenen vergunning een concrete geluidsnorm opneemt. Aangezien er voor een evenement als hier aan de orde geen wettelijke geluidsnorm geldt, komt de burgemeester bij het bepalen van de hoogte van het maximaal toelaatbare geluidsniveau, bijvoorbeeld op de gevel van [appellant], een zekere beslissingsruimte toe.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 juli 2015 in zaak nr. 15/128;

III. verklaart het door [appellant] bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van de burgemeester van De Fryske Marren van 1 december 2014, kenmerk 36238;

V. bepaalt dat de burgemeester van De Fryske Marren geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen;

VI. veroordeelt de burgemeester van De Fryske Marren tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII. veroordeelt de burgemeester van De Fryske Marren tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1984,00 (zegge: negentienhonderdvierentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII. gelast dat de burgemeester van De Fryske Marren aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 415,00 (zegge: vierhonderdvijftien euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. R.J. Koopman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.

w.g. Van Ettekoven w.g. Langeveld-Mak
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2016

317.