Uitspraak 201500810/1/R2


Volledige tekst

201500810/1/R2.
Datum uitspraak: 6 juli 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels, gevestigd te Zeist,
appellante,

en

het college van gedeputeerde staten van Flevoland,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2014, kenmerk 1687995, heeft het college aan het college van burgemeester en wethouders van Lelystad vergunning krachtens artikel 16 en 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend voor de realisatie van bestemmingsplan Warande Fase 1.

Tegen dit besluit heeft de Vogelbescherming beroep ingesteld.

Bij besluit met kenmerk 1737648 heeft het college de vergunning van 17 december 2014 ingetrokken.

Het college heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juni 2016, waar de Vogelbescherming, vertegenwoordigd door ing. A.K. Vos en mr. A.I. Doesburg en het college, vertegenwoordigd door ing. N.P.I. Bolt, werkzaam bij het college, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Bij besluit van 17 december 2014 heeft het college vergunning verleend voor de realisatie van het bestemmingsplan Warande Fase I. De vergunninghouder, het college van burgemeester en wethouders van Lelystad, heeft vervolgens de aanvraag tot vergunningverlening ingetrokken. Hierop is het college overgaan tot intrekking van de vergunning van 17 december 2014.

2. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

3. De Vogelbescherming heeft ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb geen beroep van rechtswege tegen het intrekkingsbesluit, omdat zij daarbij onvoldoende belang heeft nu dit besluit tot gevolg heeft dat het besluit van 17 december 2014, waartegen zij bezwaren heeft, wordt ingetrokken.

4. De Afdeling ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de Vogelbescherming belang heeft bij een beoordeling van het bestreden besluit van 17 december 2014, wat als gevolg van het intrekkingsbesluit is ingetrokken. De Vogelbescherming heeft niet gesteld enige schade te hebben geleden als gevolg van het bestreden besluit, maar betoogt er belang bij te hebben dat een inhoudelijk oordeel wordt gegeven over de mitigatieverplichting voor de blauwe kiekendief, omdat in de toekomst waarschijnlijk een nieuwe vergunningaanvraag zal worden gedaan. Ter zitting is door het college in dit verband gesteld dat thans nog overleg wordt gevoerd over onder meer de oppervlakte van de gronden in het gebied, het aantal huizen en de hoeveelheid mitigatie, en dat ten behoeve van een nieuwe vergunningaanvraag een nieuwe passende beoordeling wordt opgesteld. Dit betekent dat een eventueel nieuwe vergunningaanvraag en de daarbij behorende nieuwe passende beoordeling zullen moeten worden beoordeeld naar de omstandigheden van dat geval. Gelet hierop heeft de Vogelbescherming geen belang bij een oordeel over het bestreden besluit en de daarbij behorende passende beoordeling.

5. Het beroep van de Vogelbescherming tegen het besluit van 17 december 2014 is niet-ontvankelijk.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J. de Jager, griffier.

w.g. Hagen w.g. De Jager
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2016

704.