Uitspraak 201508388/1/A2


Volledige tekst

201508388/1/A2.
Datum uitspraak: 6 juli 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], kantoorhoudend te [plaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 oktober 2015 in zaak nr. 15/1721 in het geding tussen:

[appellante]

en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.

Procesverloop

Bij besluit van 29 juli 2014 heeft de raad een vastgestelde vergoeding voor een toevoeging van [appellante] ingetrokken.

Bij besluit van 18 februari 2015 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 1 oktober 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2016, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra en mr. K. Achefai, beiden werkzaam bij de raad, zijn verschenen.

Overwegingen

Aanleiding van het hoger beroep

1. [appellante] is advocaat en het kantoor waar zij werkt neemt deel aan het High Trust-programma van de raad. Dat houdt in dat een aanvraag om een toevoeging vooraf niet inhoudelijk wordt gecontroleerd. De raad controleert vooraf alleen het inkomen van de aanvrager en verleent een toevoeging tenzij het inkomen daaraan in de weg staat. Achteraf kan steekproefsgewijs inhoudelijke controle plaatsvinden.

Bij besluit van 19 september 2013 heeft de raad een aanvraag om mutatie van een aan een andere advocaat verleende toevoeging toegewezen. Met de mutatie is de toevoeging overgezet op naam van [appellante]. Op 20 juni 2014 heeft [appellante] een aanvraag gedaan om vergoeding van de op basis van die toevoeging verleende rechtsbijstand. Bij besluit van 2 juli 2014 heeft de raad een vergoeding toegekend van € 1.317,25.

2. Bij besluit van 29 juli 2014, gehandhaafd bij dat van 18 februari 2015, heeft de raad naar aanleiding van een steekproefcontrole op het kantoor van [appellante] de toegekende vergoeding ingetrokken. Daaraan heeft de raad ten grondslag gelegd dat de toevoeging is aangevraagd voor het indienen van een klacht bij de Nationale Ombudsman, en dat voor het indienen van een klacht doorgaans geen toevoeging wordt verstrekt. De klachtprocedure is in het leven geroepen om burgers op laagdrempelige wijze in staat te stellen een klacht in te dienen en te laten onderzoeken. Niet gebleken is dat in dit geval voor het indienen van de klacht juridische kennis dan wel bijstand noodzakelijk is.

3. De rechtbank heeft de raad in diens standpunt gevolgd. Het hoger beroep ziet op de vraag of de rechtbank dat terecht heeft gedaan.

Bevoegdheid tot (her)beoordeling

4. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de raad de toevoeging opnieuw mocht beoordelen en op de vastgestelde vergoeding mocht terugkomen. Daartoe voert [appellante] aan dat zij op het moment dat zij de zaak en toevoeging overnam niet wist dat de toevoeging was verleend op grond van de High Trust-regeling, dat de raad deze niet inhoudelijk had beoordeeld en dat een nadere beoordeling ertoe zou kunnen leiden dat de vergoeding zou worden ingetrokken.

4.1. De raad hanteert bij de uitvoering van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) onder meer het beleid dat is neergelegd in zogenoemde werkinstructies.

Volgens de werkinstructie "Mutatie van de toevoeging i.v.m. opvolging" is een toevoeging die is verstrekt aan een advocaat die werkt onder High Trust niet vooraf inhoudelijk beoordeeld. Het is van belang voor een overnemende advocaat om te weten of de toevoeging vóóraf inhoudelijk is beoordeeld, of dat deze beoordeling door de raad achteraf plaatsvindt. De overnemende advocaat heeft zelf de verantwoordelijkheid om dit te onderzoeken en toetst of de High Trust-toevoeging een toevoegwaardig belang betreft. Dit geldt zowel bij overgang van de toevoeging binnen het kantoor als overname buiten het kantoor. Bij twijfel over de toevoegwaardigheid kan de advocaat contact opnemen met de helpdesk van de raad.

4.2. De advocaat van wie [appellante] de zaak heeft overgenomen, werkt net als [appellante] onder de High Trust-regeling. Onder de High Trust-regeling verstrekt de raad, zoals voormeld, een toevoeging zonder dat vooraf een inhoudelijke controle van de zaak plaatsvindt. De toevoeging kan achteraf steekproefsgewijs worden gecontroleerd, waarbij de raad kan blijken dat de advocaat het belang van de zaak ten onrechte toevoegwaardig heeft geoordeeld. Om dat risico uit te sluiten kan de advocaat, ook volgens voormelde werkinstructie, vooraf telefonisch contact opnemen met de helpdesk van de raad. Ter zitting heeft de raad, evenals in beroep, verklaard dat hij ook bij nadere controle achteraf gehouden is aan het oordeel van de helpdesk, dat van zulk telefonisch contact altijd een gespreksnotitie wordt gemaakt en dat in de voorliggende zaak geen notitie is aangetroffen.

4.3. Nu de advocaat die de toevoeging heeft aangevraagd onder de High Trust-regeling werkt en een telefoonnotitie van de helpdesk ontbreekt, is het naar het oordeel van de Afdeling aannemelijk dat de raad de toevoeging heeft verstrekt zonder voorafgaande controle. De raad was daarom bevoegd om bij een controle op de voor de toevoeging vastgestelde vergoeding terug te komen. Dat [appellante] op het moment dat zij de zaak overnam niet wist of de toevoeging al was beoordeeld, leidt niet tot een ander oordeel. Als [appellante] daarover twijfelde, lag het op haar weg daarover navraag te doen bij de vorige advocaat of de raad.

Het betoog faalt.

Complexiteit van de zaak

5. [appellante] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken dat juridische kennis dan wel bijstand bij het indienen van de klacht noodzakelijk was. Daartoe voert [appellante] allereerst aan dat de klacht ging over de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv). Uit de uitspraak van de Afdeling van 16 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1517, volgt dat zaken op grond van die wet ook complex zijn voor de raad zelf, die met delen van de uitvoering van de Wbtv is belast. Ten tweede volgt de complexiteit volgens [appellante] ook uit een doorverwijzing van het Juridisch Loket naar een advocaat. Tot slot stelt [appellante] dat zij in andere gevallen toevoegingen heeft gekregen voor het indienen van een klacht, zonder dat haar de toevoegwaardigheid werd tegengeworpen.

5.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wrb wordt rechtsbijstand niet verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zonodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.

Volgens werkinstructie "B060 klachten overheidshandelen" wordt geen toevoeging verstrekt voor het indienen van een klacht, tenzij sprake is van een bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid, of van zwaarwegende belangen van de rechtzoekende.

5.2. De Afdeling heeft in voormelde uitspraak van 16 oktober 2013 geoordeeld dat de rechtbank in die zaak artikel 27 van de Wbtv ten onrechte van toepassing heeft geacht op de gedeeltelijke gegrondverklaring van de in die zaak voorliggende klacht. Het hoger beroep is daarom gegrond verklaard.

Uit de uitspraak volgt echter niet dat alle zaken op grond van de Wbtv een bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid bevatten waarvoor een toevoeging moet worden verstrekt. [appellante] heeft ook niet onderbouwd waarom uit de uitspraak zou volgen dat zich bij de thans voorliggende klacht een feitelijke of juridische ingewikkeldheid voordoet. De enkele verwijzing naar de uitspraak kan haar dan ook niet baten.

Verder kan een doorverwijzing van het Juridisch Loket weliswaar een aanwijzing bevatten dat het inschakelen van een advocaat nodig is, maar de doorverwijzing is op zichzelf niet doorslaggevend voor het antwoord op de vraag of een advocaat moet worden ingeschakeld. In de verwijzing die [appellante] in beroep heeft overgelegd is over het juridisch probleem slechts vermeld dat de cliënt een klacht gaat indienen bij de Nationale Ombudsman en dat de cliënt asielzoeker is. Het advies van het Juridisch Loket luidt "Doorverwezen naar voorkeursadvocaat." Uit de doorverwijzing volgt derhalve evenmin dat zich bij de voorliggende klacht een bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid voordoet, zoals [appellante] stelt.

De stelling van [appellante] dat haar in andere klachtprocedures niet de complexiteit van de zaak is tegengeworpen, baat haar evenmin. [appellante] heeft ter staving van die stelling een besluit van 30 december 2015 overgelegd, waarbij de raad haar een vergoeding heeft toegekend voor een toevoeging die is verleend voor het indienen van een klacht. Uit het besluit kan echter niet worden opgemaakt of de raad de toevoeging inhoudelijk heeft beoordeeld en evenmin of de omstandigheden in die zaak vergelijkbaar waren met die van de thans voorliggende.

Het betoog faalt.

6. Conclusie is dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de raad de eerder vastgestelde vergoeding terecht heeft ingetrokken.

7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.

w.g. Verheij w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2016

480-799.