Uitspraak 201506473/1/A1


Volledige tekst

201506473/1/A1.
Datum uitspraak: 29 juni 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant] en anderen, te [plaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 juli 2015 in zaak nr. 14/8346 in het geding tussen:

[appellant] en anderen

en

het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland.

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2014 heeft het college een aantal samenhangende maatregelen getroffen die tot strekking hebben de Bonfut te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, af te sluiten voor doorgaand verkeer.

Bij uitspraak van 3 juli 2015 heeft de rechtbank het beroep, voor zover ingesteld door de groep personen onder nr. 1 tot en met 3, niet-ontvankelijk verklaard, en voor zover ingesteld door de personen onder groep nr. 4 tot en met 6, ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2016, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], vergezeld door [4 personen], en het college, vertegenwoordigd door ing. M.C. van der Poel-Blik en mr. L. Voogelaar-van der Lelij, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. De Bonfut is een straat die loopt van Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, naar Rotterdam. De Wildersekade is een straat die in Berkel en Rodenrijs, Bergschenhoek en Rotterdam ligt. De Wildersekade loopt in het verlengde van de Bonfut aan de zijde van Berkel en Rodenrijs naar de Schiebroekseweg aan de zijde van Rotterdam.

Het besluit van 14 oktober 2014 bestaat uit een samenstel van verkeersmaatregelen die ertoe leiden dat de Bonfut ter hoogte van de gemeentegrens tussen Lansingerland en Rotterdam wordt afgesloten voor alle verkeer, met uitzondering voor (brom)fietsers en ontheffingshouders. Daarvoor wordt de Bonfut ter hoogte van nr. 25 afgesloten met een verzinkbare paal, die door ontheffinghouders, nood- en hulpdiensten en vuilophaaldiensten kan worden bediend. Bij de Schiebroekseweg wordt ter hoogte van de kruising met de Boterdorpseweg het bord L8 geplaatst (doodlopende weg) met het onderbord OB54 (uitgezonderd fietsers en bromfietsers). Bij de Bonfut ter hoogte van de Rodenrijseweg wordt het bord C12 (gesloten verklaring voor alle motorvoertuigen) met het onderbord "na 150 m" geplaatst. Het bord C7 (vrachtautoverbod) zal bij de Bonfut ter hoogte van de Rodenrijseweg worden verwijderd, omdat het volgens het besluit van 14 oktober 2014 overbodig is gelet op de ter plaatse geldende breedtebeperking van 2,05 m. Op de Bonfut ter hoogte van nr. 25 worden de borden C12 geplaatst met het onderbord "uitgezonderd ontheffingshouders" en het bord J39 (beweegbaar obstakel). Het paaltje bij de bestaande wegversmalling op de Bonfut ter hoogte van nr. 5 zal worden verwijderd. Ter hoogte van de verzinkbare paal zal één parkeervak worden afkruist, zodat ter plaatse door personenauto’s kan worden gekeerd.

[appellant] en anderen zijn bewoners of bedrijven aan de Wildersekade die naar eigen zeggen worden benadeeld door het afsluiten van de Bonfut.

Ontvankelijkheid

2. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank het beroep van appellanten genoemd in groep 4, 5 en 6, meer in het bijzonder van [5 appellanten], ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voeren zij aan dat zij voorafgaand aan het besluit van 14 oktober 2014 een zienswijze hebben ingediend en dat zij tevens een machtiging aan de rechtbank hebben overgelegd.

2.1. De rechtbank heeft het beroep voor zover ingesteld door [3 appellanten] terecht niet-ontvankelijk verklaard nu niet is gebleken dat zij een zienswijze hebben ingediend. De rechtbank heeft het beroep voor zover ingesteld door [appellant A] en voor zover dat is geschaard onder groep 6 "overige bewoners van en bedrijven aan de Wildersekade", terecht niet-ontvankelijk verklaard, nu niet is gebleken dat [appellant A] een zienswijze heeft ingediend.

2.2. De Afdeling stelt vast dat de rechtbank het beroep voor zover ingesteld door [appellant B] en [appellant C] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, aangezien zij een zienswijze hebben ingediend en een machtiging namens hen is overgelegd. De rechtbank heeft hun beroepen ten onrechte geschaard onder de groep personen waarvan het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Het betoog slaagt in zoverre.

Het wettelijk kader

3. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:

a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;

b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;

c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.

Ingevolge het tweede lid, onder a, kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer.

Ingevolge artikel 15, eerste lid, geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.

Ingevolge het tweede lid geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.

Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.

Het verkeersbesluit

4. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit van 14 oktober 2014. Daartoe voeren zij aan dat het college de belangen van de bewoners aan de Bonfut enerzijds, en de belangen van de bewoners en bedrijven aan de Wilderskade anderzijds, niet goed heeft afgewogen. In dat verband stellen [appellant] en anderen dat het verkeersbesluit slechts een kleine verbetering oplevert voor het woon- en leefklimaat van de bewoners aan de Bonfut en dat de negatieve effecten als gevolg van de verminderde bereikbaarheid van de Wildersekade voor de bewoners en bedrijven aan de Wildersekade groot zijn. Zo worden als gevolg van het verkeersbesluit onder meer leveranciers van de aan de Wildersekade gelegen bedrijven getroffen als ook gebruikers van de ter plaatse aanwezige caravanstalling. Voorts stellen zij dat onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen van een calamiteit. [appellant] en anderen wijzen daarbij op het toekomstige tracé van de A13, A16 en N209, waardoor een ondoordringbare barrière van 4 km zal ontstaan. [appellant] en anderen voeren tevens aan dat de noodzaak voor de afsluiting van de weg met een verzinkbare paal ontbreekt. Volgens hen zijn andere oplossingen mogelijk om de verkeersituatie ter plaatse te verbeteren.

4.1. Het college heeft zich in het besluit van 14 oktober 2014 op het standpunt gesteld dat met het besluit is beoogd de verkeersveiligheid te verbeteren en de overlast voor de bewoners van de Bonfut te verminderen door de hoeveelheid verkeer te beperken. Het college heeft in het besluit van 14 oktober 2014 gesteld dat de Bonfut een smalle straat is waar het niet of nauwelijks mogelijk is elkaar met een auto te passeren. In de straat zijn geen trottoirs aanwezig en de voordeuren komen vrijwel direct uit op de straat. Uit verkeerstellingen volgt volgens het college dat er te hard wordt gereden, dat het geldende vrachtautoverbod regelmatig wordt overtreden en dat ruim een kwart van het verkeer geen herkomst of bestemming heeft op de Bonfut, Wildersekade, Wilsonerf of Schiebroekseweg. De huizen aan de Bonfut zijn grotendeels oude woningen zonder heifundering, zodat vrachtverkeer zorgt voor geluid- en trillingoverlast en ook tot schade aan woningen. Het college heeft volgens het besluit van 14 oktober 2014 andere dan de gekozen maatregelen bekeken zoals een wegversmalling, een drempel, een verbindingsweg over het terrein "Hordijk" of eenrichtingsverkeer. Deze alternatieven hebben volgens het college te weinig effect, leiden tot extra overlast of zijn niet uitvoerbaar. Naar aanleiding van de zienswijzen van met name de bewoners en bedrijven aan de Wildersekade, heeft het college besloten om een verzinkbare - en geen vaste - paal aan te brengen en om de huidige woningen en bestaande bedrijven aan de Bonfut, Wildersekade en Wilsonerf in aanmerking te laten komen voor een transponder om de verzinkbare paal mee te bedienen. Ook komen nieuwe eigenaren in aanmerking voor een ontheffing. Zowel bewoners als bedrijven kunnen maximaal twee ontheffingen aanvragen met een maximum van drie per adres. De borg bedraagt € 50,00 per transponder en de huidige bewoners kunnen de transponder eenmalig zonder leges aanvragen. Het college heeft over de gestelde verslechterde bereikbaarheid van de Bonfut gesteld dat bewoners niet hoeven omrijden vanwege de transponders en dat vrachtwagens en andere voertuigen breder dan 2,05 m nu ook al geen gebruik mogen maken van de Bonfut. Voor verkeer vanuit het noorden (Berkel Noord, Bergschenhoek, Bleiswijk en verder) naar de Bonfut/Wildersekade is de snelste route via de Schiebroekseweg volgens het college zonder de afsluiting van de Bonfut ook al de kortste en snelste route. Vanuit het zuiden is de omrijdafstand volgens het college ongeveer 3 km of 3 minuten. Die omrijdafstand acht het college acceptabel.

Verder heeft het college in het besluit opgenomen dat het in bijzondere gevallen van het besluit kan afwijken, voor zover toepassing van het verkeersbesluit leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. In het besluit van 14 oktober 2014 is verder vermeld dat overleg heeft plaatsgevonden met de gemeente Rotterdam en dat Rotterdam in beginsel positief is. Voorts heeft overleg plaatsgevonden met de politie, brandweer en de vuilophaaldienst.

4.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college bevoegd was het besluit van 14 oktober 2014 te nemen, aangezien het strekt tot de doelen als genoemd in artikel 2 van de Wvw. In geschil is de vraag of het college in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid om het besluit van 14 oktober 2014 te nemen. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat dit het geval is en overweegt daartoe als volgt.

Het college heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt kunnen stellen dat het treffen van verkeersmaatregelen op de Bonfut noodzakelijk is, gelet op de beperkte breedte van de weg, het ontbreken van trottoirs en de bouwwijze van de woningen. Het college heeft naar het oordeel van de Afdeling aannemelijk mogen achten dat met het afsluiten van de Bonfut anders dan voor ontheffinghouders, nood- en hulpdiensten en vuilophaaldiensten, de verkeersintensiteit ter plaatse afneemt en de verkeersveiligheid verbetert, alsmede dat de overlast van het verkeer voor de bewoners van de Bonfut vermindert.

Wat betreft de door het college gemaakte belangenafweging, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college tegemoet is gekomen aan de wens van de bewoners en bedrijven in de omgeving van de Bonfut om zelf met de auto gebruik te kunnen blijven maken van de Bonfut, doordat de afsluitpaal verzinkbaar is gemaakt en die bewoners en bedrijven als ontheffinghouders de mogelijkheid krijgen om de paal met behulp van een transponder te bedienen. De rechtbank heeft voorts terecht bij haar overwegingen betrokken dat door de afsluiting van de Bonfut alleen de reistijd van personenauto’s vanuit het (zuiden van) Berkel en Rodenrijs toeneemt. De Afdeling deelt het oordeel van de rechtbank dat de vergroting van de reisafstand met 3 km voor een beperkte groep verkeersdeelnemers, aanvaardbaar kan worden geacht. Vrachtverkeer was en is ter plaatse niet toegestaan, zodat voor dat verkeer geen toename van de reistijd ontstaat. Datzelfde geldt voor de gebruikers van de caravanstalling aan de Wildersekade nu de Bonfut reeds gesloten was voor verkeer breder dan 2,05 m. De Bonfut en de omliggende straten blijven bereikbaar voor nood- en hulpdiensten. Het college heeft ter zitting van de Afdeling toegelicht dat de ambulances in de regio Rijnmond over een systeem beschikken waardoor de verzinkbare paal automatisch naar beneden gaat en ook kan de paal, indien nodig, door het bellen van een noodnummer op afstand worden bediend.

Voor zover [appellant] en anderen betogen dat de bereikbaarheid van de Wildersekade moet worden verbeterd door het herstellen van de verbinding voor gemotoriseerd verkeer tussen de Bergschenhoekseweg en de Schiebroekseweg en Wildersekade, wordt overwogen dat het besluit van 14 oktober 2014 over de afsluiting van de Bonfut daarop geen betrekking heeft en voor een dergelijk besluit medewerking van de gemeente Rotterdam is vereist. De omstandigheid dat de toegang voor gemotoriseerd verkeer naar de Wildersekade via de Schiebroekseweg als gesteld niet direct door elke weggebruiker wordt gevonden, maakt niet dat het college niet in redelijkheid tot het besluit van 14 oktober 2014 heeft kunnen komen. De bestaande toegang tot de Wildersekade via de Schiebroekseweg wordt door het besluit van 14 oktober 2014 immers niet gewijzigd. De verwachte toename van het verkeer over de Schiebroekseweg heeft de rechtbank, gelet op de aanwezigheid van passeerstroken op de Schiebroekseweg, terecht niet van een zodanig gewicht geacht voor het oordeel dat het college om die reden had moeten afzien van het besluit.

Over de vrees van [appellant] en anderen dat hun woningen en bedrijven door het toekomstige tracé van de A13, A16 en N209 onbereikbaar worden, wordt overwogen dat het besluit van 14 oktober 2014 los staat van die ontwikkelingen. Het college heeft in dat verband gesteld dat Rijkswaterstaat de verplichting heeft om de verbinding tussen de Schiebroekseweg en de Wildersekade in stand te houden.

Het betoog faalt.

5. Aangezien [appellant B] en [appellant C] in beroep dezelfde gronden hebben aangevoerd als [appellant] en anderen, zijn er geen gronden meer die bespreking behoeven.

Slot en conclusie

6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank het beroep van [appellant B] en [appellant C] niet-ontvankelijk heeft verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling hun beroep tegen het besluit van 14 oktober 2014 alsnog ongegrond verklaren. De aangevallen uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd.

7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 juli 2015 in zaak nr. 14/8346, voor zover de rechtbank het beroep van [appellant B] en [appellant C] niet-ontvankelijk heeft verklaard;

III. verklaart het bij de rechtbank door [appellant B] en [appellant C] ingestelde beroep ongegrond;

IV. bevestigt de uitspraak voor het overige;

V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland aan [appellant] en anderen het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 497,00 (zegge: vierhonderdzevenennegentig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Wijgerde
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2016

672.