Uitspraak 201409243/3/R6


Volledige tekst

201409243/3/R6.
Datum uitspraak: 4 mei 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1] en anderen, wonend te Eefde, gemeente Lochem (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellant sub 2], wonend te Eefde, gemeente Lochem,
3. [appellante sub 3A] en [appellante sub 3B], wonend te Eefde, gemeente Lochem,
4. [appellant sub 4A] en [appellante sub 4B], wonend te Eefde, gemeente Lochem,

en

de raad van de gemeente Lochem,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 september 2014, kenmerk 2013-00860, heeft de raad het bestemmingsplan "Sluis Eefde" vastgesteld.

Bij besluit van 20 mei 2014 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu het projectplan Waterwet Waterstaatswerk, met nummer RWS 2014/23578, vastgesteld.

Bij besluit van 10 juni 2013 heeft de raad besloten voornoemde besluiten gecoördineerd voor te bereiden en bekend te maken, zoals bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).

[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellante sub 3] en [appellant sub 4] hebben beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] en [appellant sub 4] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2015, waar [appellant sub 2] en [appellante sub 3], beiden bijgestaan door mr. D. Pool, [appellant sub 4], [appellant sub 1], de raad, vertegenwoordigd door drs. S.P.A. van Gageldonk, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. M.M.H.J. Vroemen, advocaat te Arnhem, en de minister, vertegenwoordigd door mr. F.J.G. van den Elsen, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend en de minister bij brief van 7 mei 2015 in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen en nadere informatie te verstrekken, waarop de minister bij brief van 21 mei 2015 heeft geantwoord. Voorts heeft de Afdeling bij brief van 7 mei 2015 aan de raad een aantal vragen voorgelegd, waarop de raad bij brief van 19 mei 2015 heeft geantwoord. [appellant sub 2] en [appellante sub 3] hebben daarop een reactie gegeven bij brief van 8 juni 2015. [appellant sub 1] en [appellant sub 4] hebben daarop een reactie gegeven bij brieven van 4 juni 2015.

Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven.

Bij uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak van 16 september 2015 in zaak nr. 201409243/1/R6 heeft de Afdeling de beroepen, voor zover deze waren gericht tegen het besluit van 20 mei 2014, waarbij de minister van Infrastructuur en Milieu het projectplan Waterwet Waterstaatswerk, met nummer RWS 2014/23578, heeft vastgesteld, ongegrond verklaard.

Voorts heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 22 september 2014, waarbij de raad het bestemmingsplan "Sluis Eefde" heeft vastgesteld, te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij brief van 10 december 2015 heeft de raad te kennen gegeven op welke wijze het uitvoering heeft gegeven aan de in de tussenuitspraak opgenomen opdracht.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellante sub 3] en [appellant sub 4] hun zienswijzen daarover naar voren gebracht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 maart 2016, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door drs. S.P.A. van Gageldonk, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. M.M.H.J. Vroemen, advocaat te Arnhem, zijn verschenen. Voorts is de minister, vertegenwoordigd door mr. F.J.G. Peters-van den Elsen, werkzaam bij het ministerie, als partij gehoord.

Overwegingen

1. Het bestemmingsplan maakt de bouw van een tweede sluiskolk en kleinschalige recreatie nabij de sluis mogelijk. Het plan voorziet tevens in een nieuwe brug over de schutsluis.

[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellante sub 3], en [appellant sub 4] wonen in Eefde. [appellante sub 3] en [appellant sub 1] wonen in de nabijheid van het plangebied. [appellant sub 2] en [appellant sub 4] wonen in het betreffende plangebied en hun woningen dienen te worden gesloopt om de bouw van de nieuwe sluis mogelijk te maken.

2. In de tussenuitspraak is geconcludeerd dat de raad de effecten vanwege verkeer over de nieuwe brug op de verkeersveiligheid, de luchtkwaliteit en de geluidhinder niet inzichtelijk heeft gemaakt. Evenmin heeft de raad, aldus de tussenuitspraak, de verkeersveiligheid van de aansluiting van de brug op de Kapperallee, de gevolgen van een hogere brug, dan wel de gevolgen van een mogelijke ophaalbrug voor hulpdiensten en het verkeer, inzichtelijk gemaakt, zodat het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is vastgesteld.

3. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad nader onderzoek laten uitvoeren door Arcadis. De resultaten daarvan zijn weergegeven in de "Motiveringsnotitie Bestemmingsplan Sluis Eefde, Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 september 2015", van 21 oktober 2015 (hierna: Motiveringsnotitie). De raad stelt zich op het standpunt dat met de Motiveringsnotitie het gebrek in het besluit van 22 september 2014 is hersteld. De raad stelt dat er een vaste brug over de nieuwe schutsluis in de Kapperallee komt. Deze zal iets hoger liggen dan de huidige weg, omdat meer doorvaarthoogte geboden moet worden. De resultaten van de onderzoeken tonen volgens de raad aan dat een vaste brug geen hinder zal veroorzaken voor hulpdiensten. De vormgeving van de weg is een enkelbaans rijbaan van 5 m breed. De weg voldoet aan de actuele CROW-richtlijnen van een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom. De verkeersveiligheid is volgens de raad niet in geding omdat zowel de weginrichting als hellingshoek binnen de geldende richtlijnen vallen.

Volgens de raad zal als gevolg van de nieuwe brug de geluidhinder op de nabijgelegen woningen weliswaar toenemen, maar deze blijft onder de maximaal toelaatbare ontheffingswaarden en dit acht de raad aanvaardbaar. Voorts volgt uit het luchtkwaliteitsonderzoek dat ook na aanleg van de nieuwe brug wordt voldaan aan de geldende grenswaarden. Gelet op de uitkomsten van de onderzoeken zullen de effecten vanwege verkeer over de nieuwe brug niet tot een onaanvaardbare situatie leiden en is het niet nodig een nieuw vaststellingsbesluit te nemen, aldus de raad.

Onafhankelijk onderzoek

4. [appellant sub 1] en [appellant sub 4] stellen dat de in de Motiveringsnotitie weergegeven uitkomsten van de onderzoeken naar de gevolgen van de brug niet betrouwbaar zijn. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd door Arcadis, terwijl Arcadis ook één van de gegadigden is om de nieuwe sluis te realiseren. Arcadis heeft volgens hen belang bij de voortgang van het project en zal een eventueel ongunstig onderzoeksresultaat niet rapporteren. De raad blijft volgens hen klakkeloos de plannen van Rijkswaterstaat volgen en heeft opnieuw geen inhoudelijke afweging gemaakt, aldus [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellante sub 3] en [appellant sub 4].

[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellante sub 3] en [appellant sub 4] stellen in dat verband dat het noodzakelijk is om de effecten op licht, lucht en geluid alsnog door een onafhankelijke partij in kaart te laten brengen.

4.1. De raad stelt dat er gelet op de ervaring van Arcadis, een professionele organisatie waar gevalideerde modellen worden gehanteerd, geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de onafhankelijkheid of deskundigheid van Arcadis.

De minister heeft toegelicht dat in het najaar van 2015 is gestart met de aanbestedingsprocedure voor de realisatie van de tweede sluiskolk. Er hebben zich vier gegadigden gemeld en Arcadis is door één van deze gegadigden ingehuurd. Arcadis is volgens de minister al eerder betrokken geweest bij de planstudiefase. Omdat Arcadis als organisatie zowel bij de planstudie als in de realisatiefase is betrokken, is door de opstellers van de Motiveringsnotitie een integriteits- en geheimhoudingsverklaring ondertekend.

4.2. Ten behoeve van de in de tussenuitspraak gegeven opdracht heeft Arcadis onderzoek verricht naar de effecten die worden veroorzaakt door de (verhoogde) brug over de sluis. De resultaten daarvan zijn weergegeven in de Motiveringsnotitie. Arcadis is ingeschakeld door de minister, initiatiefnemer van het project met betrekking tot de bouw van een tweede sluis. Appellanten hebben geen concrete redenen aangevoerd waarom de in de Motiveringsnotitie weergegeven onderzoeksresultaten niet onafhankelijk en dus niet betrouwbaar zouden zijn. In de enkele
omstandigheid dat Arcadis inmiddels is betrokken bij de realisatie van de tweede sluiskolk, behoefde de raad naar het oordeel van de Afdeling geen aanleiding te zien om de Motiveringsnotitie als niet onafhankelijk en niet betrouwbaar buiten beschouwing te laten. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat door de onderzoekers en opstellers van de motiveringsnotitie een integriteits- en geheimhoudingsverklaring is getekend. De minister heeft deze verklaringen overgelegd bij de schriftelijke reactie van 15 maart 2016. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding om zelf onderzoek te laten verrichten dan wel de raad op te dragen om dergelijk onderzoek te laten uitvoeren.

Het betoog faalt.

Omvang van het geschil

5. In de tussenuitspraak is de opdracht gegeven om de effecten als gevolg van de brug over de sluis, inzichtelijk te maken. Dit betreft de effecten op de verkeersveiligheid, luchtkwaliteit en geluidhinder. De raad heeft deze effecten in de Motiveringsnotitie inzichtelijk gemaakt. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellante sub 3] en [appellant sub 4] hebben de juistheid van de onderzoeksmethodes die ten grondslag zijn gelegd aan het luchtkwaliteitsonderzoek en het geluidonderzoek niet bestreden.

Appellanten hebben in hun zienswijzen alleen bezwaren naar voren gebracht over de juistheid van de hellingshoek van de brug, de gevolgen daarvan voor de verkeersveiligheid van fietsers, de hoogteligging van de weg en de gevolgen daarvan voor de omgeving.

Veiligheid fietsers

6. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellante sub 3] en [appellant sub 4] stellen dat in de Motiveringsnotitie van onjuiste uitgangspunten is uitgegaan. Volgens hen is de stijging van de hellingshoek van gemiddeld 2,67% naar gemiddeld 2,82% niet juist, omdat het hoogteverschil over een kleiner gedeelte van de route moet worden berekend. Zij stellen dat de aanpassing van de hellingshoek van de Kapperallee tot een voor fietsers slecht begaanbare weg en een gevaarlijke route zal leiden.

6.1. De minister heeft toegelicht dat de gehele nieuwe helling een gelijk hellingspercentage krijgt, waarbij het gemiddelde hellingspercentage gelijk is aan het maximale hellingspercentage. De toename van de stijging van het hellingspercentage is marginaal, omdat het eerste deel van de Kapperallee vanaf de kruising met de Schoolstraat nu vlak ligt en in de toekomstige situatie betrokken wordt in de helling.

6.2. De nieuwe Kapperallee komt ter hoogte van de nieuwe schutsluis hoger te liggen dan de huidige weg. Het te overbruggen hoogteverschil wordt uitgevlakt over het noordelijke deel van de Kapperallee tot aan de Schoolstraat/Boedelhofweg, aldus de Motiveringsnotitie. In de Motiveringsnotitie is berekend dat de huidige hellingshoek gemiddeld 2,67% is en dat de nieuwe hellingshoek gemiddeld 2,82% wordt. Met hetgeen appellanten hebben aangevoerd, hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat bij de berekening van de hellingshoek van onjuiste uitgangspunten is uitgegaan.

6.3. In de Motiveringsnotitie staat voorts dat met een hellingspercentage van 2,82% wordt voldaan aan de richtlijnen die zijn opgenomen in CROW-publicatie ASVV 2012, paragraaf 14.1.10 Hellingbaan (of niet geschakeld). In die paragraaf staan richtlijnen, voor voetgangers en mensen met een handicap. Daar staat dat hoogteverschillen die groter zijn dan 1 m door mensen met een handicap alleen via een helling kunnen worden overbrugd wanneer de steilte flauwer is dan 1:25, dit is procentueel 4%. Dergelijke hellingen bieden voldoende gelegenheid om tussentijds op de rem uit te rusten, zonder dat de rolstoel naar beneden rijdt.

In dit geval zal het hellingspercentage maximaal 2,82% bedragen, dat ligt onder de 4%. Gelet hierop is er naar het oordeel van de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat dit hellingspercentage tot een onbegaanbare situatie voor fietsers zal leiden.

6.4. In paragraaf 3.2 van de Motiveringsnotitie zijn het onderzoek naar de verkeersveiligheid en de uitkomsten daarvan weergegeven. Daar staat dat de Kapperallee is gecategoriseerd als een erftoegangsweg type II binnen de bebouwde kom. Voor de weg geldt een maximumsnelheid van 30 km/u. De CROW-richtlijnen geven voor een dergelijke weg een intensiteit aan van maximaal 4.000 mvt/etm. De verkeersintensiteit op de Kapperallee ligt rond de 3.000 motorvoertuigen per etmaal. Deze intensiteit past bij een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom. Bij een dergelijke weg en verkeersintensiteiten tot 4.000 a 5.000 mvt/etm is gemengd verkeer een verkeersveilige oplossing met fietsintensiteiten tot ongeveer 2.000-2.500 fietsers per etmaal. Voor het weggedeelte ten zuiden van de schutsluis tot aan de kruising met de Almenseweg geldt een vrachtverkeerverbod.

Gezien het voorgaande zijn de effecten van de nieuwe brug en de verhoogde Kapperallee op de verkeersveiligheid onderzocht. Hetgeen appellanten hebben aangevoerd over de verkeersveiligheid voor fietsers geeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het onderzoek zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat de raad zich hierop niet heeft mogen baseren. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de nieuwe brug en de verhoogde Kapperallee niet tot een verkeersonveilige situatie voor fietsers zal leiden.

Het betoog faalt.

7. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellante sub 3], en [appellant sub 4] stellen dat de in de Motiveringsnotitie genoemde hoogtes van 99 cm ter hoogte van het perceel [locatie], en de genoemde 116 cm ter hoogte van de brug onjuist zijn. Volgens hen leidt de aanpassing tot een hoogteverschil van 130 cm.

7.1. De minister heeft toegelicht dat ter hoogte van het perceel [locatie] de weg met 99 cm wordt verhoogd en dat de door appellanten genoemde hoogte van 116 cm de maximale verhoging van de Kapperallee bij de sluis zelf betreft. De door hen genoemde hoogte van 130 cm ziet niet op de verhoging van de Kapperallee.

7.2. In de Motiveringsnotitie staat beschreven dat de Kapperallee wordt vervangen door een vaste brug, die maximaal 116 cm hoger komt te liggen ten opzichte van de weg in de huidige situatie, omdat meer doorvaarthoogte geboden moet worden. Hierdoor komen beide bruggen op vrijwel gelijke hoogte te liggen. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellante sub 3] en [appellant sub 4] hebben niet aan de hand van objectief verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat in de Motiveringsnotitie van onjuiste hoogtes is uitgegaan.

8. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellante sub 3], en [appellant sub 4] stellen dat de effecten van de (verhoogde) brug op de leefomgeving groter zijn dan eerder bekend was en dat nu pas duidelijk wordt dat hierdoor de toegang tot de woning aan de [locatie] feitelijk onmogelijk wordt. Dit geldt ook voor de aansluiting van de Kapperallee op de Yserenstraat.

8.1. De minister heeft toegelicht dat op 30 september 2014 met de bewoners van de [locatie] is gesproken over de gevolgen van de aanpassing van de Kapperallee. Op 6 november 2015 heeft de eigenaar van de [locatie] een tuinontwerp geaccordeerd dat in overleg met Rijkswaterstaat tot stand is gekomen. De bewoners waren derhalve op de hoogte van de eventuele gevolgen. Voorts wordt de aansluiting Kapperallee-Yserenstraat aangepast op de verhoging van de Kapperallee, zodat toegang en functie behouden blijven.

8.2. De Afdeling overweegt dat hetgeen appellanten hebben aangevoerd over de toegang tot de woning aan de [locatie] en de aansluiting van de Kapperallee op de Yserenstraat, wat daar verder ook van zij, geen betrekking heeft op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Deze beroepsgrond moet derhalve buiten beschouwing blijven.

Het betoog faalt.

Conclusie

9. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellante sub 3] zijn gezien de tussenuitspraak gegrond. Het besluit van 22 september 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Sluis Eefde", dient te worden vernietigd, omdat de raad in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht de effecten veroorzaakt door de nieuwe brug niet inzichtelijk heeft gemaakt.

De beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 4] tegen het besluit van 22 september 2014 zijn gezien de tussenuitspraak ongegrond.

10. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen naar aanleiding van de brief van de raad van 10 december 2015, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit van 22 september 2014 in stand blijven. Dit betekent dat het bestemmingsplan van kracht blijft. De mogelijkheden waarin het plan voorziet, kunnen worden gerealiseerd. In dit geval betreft dit onder meer de bouw van een tweede sluiskolk en het realiseren van een nieuwe brug over de schutsluis. Dit oordeel staat los van de vraag of daarvoor nog afzonderlijke vergunningen nodig zijn.

11. De raad dient ten aanzien van [appellante sub 3] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 1] is niet van proceskosten gebleken. Ten aanzien van [appellant sub 2] en [appellant sub 4] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 4A] en [appellante sub 4B] tegen het besluit van 22 september 2014 van de raad van de gemeente Lochem tot vaststelling van het bestemmingsplan "Sluis Eefde", kenmerk 2013-00860, ongegrond;

II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellante sub 3A] en [appellante sub 3B] tegen het besluit van 22 september 2014 van de raad van de gemeente Lochem tot vaststelling van het bestemmingsplan "Sluis Eefde", kenmerk 2013-00860, gegrond;

III. vernietigt het besluit van 22 september 2014 van de raad van de gemeente Lochem tot vaststelling van het bestemmingsplan "Sluis Eefde", kenmerk 2013-00860;

IV. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;

V. veroordeelt de raad van de gemeente Lochem tot vergoeding van in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten bij [appellante sub 3A] en [appellante sub 3B] tot een bedrag van € 1.240,00 (twaalfhonderdveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Lochem aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

a. € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor [appellant sub 1] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

b. € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor [appellante sub 3A] en [appellante sub 3B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. R.J.J.M. Pans en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Alderlieste, griffier.

w.g. Van Ettekoven w.g. Alderlieste
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2016

590.