Uitspraak 201507651/1/R2


Volledige tekst

201507651/1/R2.
Datum uitspraak: 6 november 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en vereniging Leefmilieu, beiden gevestigd te Nijmegen, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

verzoekers,

en

1. het college van gedeputeerde staten van Gelderland, en
2. de staatssecretaris van Economische Zaken
verweerders.

Procesverloop

Op 28 augustus 2015 is een meldingsbevestiging verstuurd aan [vergunninghouder] naar aanleiding van de door hem op grond van de Regeling programmatische aanpak stikstof (hierna: Regeling pas) gedane melding van de voorgenomen wijziging van het agrarisch bedrijf [locatie] te [plaats].

Verzoekers hebben tegen deze bevestiging bezwaar gemaakt bij het college en de staatssecretaris.
Mob en de vereniging hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Op 9 oktober 2015 heeft [vergunninghouder] een nieuwe melding gedaan van de voorgenomen wijziging van het agrarisch bedrijf. Op 14 oktober 2015 is aan [vergunninghouder] een meldingsbevestiging van deze melding verstuurd.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 oktober 2015, waar Mob en de vereniging, vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, het college, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.E.W. Tieleman, werkzaam op het ministerie, zijn verschenen.
Tevens is [vergunninghouder], indiener van de melding, daar gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. [vergunninghouder] exploiteert een melkveehouderij aan de [locatie] te Geesteren. Hij is voornemens zijn veestapel uit te breiden tot 160 melkkoeien en 82 stuks jongvee. Daartoe wordt onder meer een bestaande stal uitgebreid en het stalsysteem gewijzigd.

[vergunninghouder] heeft voor de voorgenomen wijzigingen van zijn agrarisch bedrijf een stikstofdepositieberekening gemaakt met AERIUS Calculator. Uit deze berekeningen volgde dat de stikstofdepositie van het voorgenomen project op voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden de grenswaarde van 1 mol per hectare per jaar niet overschrijdt. Met gebruikmaking van AERIUS Calculator is de wijziging van de bedrijfsvoering gemeld. Vervolgens heeft [vergunninghouder] op 28 augustus 2015 uit AERIUS Register een meldingsbevestiging ontvangen.

De melding van 9 oktober 2015 heeft betrekking op hetzelfde project. Een aantal invoergegevens is ten opzichte van de eerdere melding gecorrigeerd.

3. Mob en de vereniging hebben bezwaar gemaakt tegen de meldingsbevestiging, omdat de voorgenomen wijzigingen in de bedrijfsvoering zullen leiden tot een toename van stikstofdepositie op onder meer het Natura 2000-gebied Stelkampseveld. Zij stellen dat de meldingsbevestiging een besluit is omdat daarmee toestemming wordt verleend voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf. Het verzoek om voorlopige voorziening strekt ertoe dat deze toestemming wordt geschorst.

4. Het college en de staatssecretaris stellen zich op het standpunt dat de meldingsbevestiging geen besluit is waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De uitzondering op de vergunningplicht voor projecten en handelingen die de grenswaarde van 1 mol N/ha/jr niet overschrijden volgt volgens het college en de staatssecretaris rechtstreeks uit de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) en het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof (hierna: Besluit grenswaarden pas). De melding, noch de meldingsbevestiging, is volgens het college en de staatssecretaris een voorwaarde voor het ontstaan van de uitzondering op de vergunningplicht.

5. Ingevolge artikel 19kh, zevende lid, van de Nbw 1998, voor zover relevant, is het verbod, bedoeld in artikel 19d, eerste lid, met betrekking tot een Natura 2000-gebied niet van toepassing op een project of andere handeling dat voldoet aan elk van de volgende voorwaarden:

a. het project of de handeling:

1º veroorzaakt een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in het Natura 2000-gebied die afzonderlijk en, ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma geldt, niet een waarde die is vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur, overschrijdt, of,

2º. (…)

b. het project of de handeling kan voor het desbetreffende Natura 2000-gebied geen andere gevolgen veroorzaken dan stikstofdepositie die, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Ingevolge artikel 19koa, eerste lid, van de Nbw 1998 kan bij ministeriële regeling aan degenen die projecten realiseren of andere handelingen verrichten waarop artikel 19kh, zevende of negende lid, van toepassing is, een verplichting worden opgelegd tot het melden van het project of de andere handeling bij het bij die regeling aan te wijzen bestuursorgaan, indien het project of de andere handeling behoort tot een bij die regeling aangewezen categorie van projecten, onderscheidenlijk andere handelingen.

Ingevolge het tweede lid, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de wijze waarop een melding als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan en over de bij de melding te verstrekken gegevens.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit grenswaarden pas, is de waarde bedoeld in artikel 19kh, zevende lid, onderdeel a, onder 1º, van de wet, 1 mol per hectare per jaar.

Ingevolge het derde lid is, in afwijking van het eerste lid de waarde, bedoeld, in artikel 19kh, zevende lid, onderdeel a, onder 1º, van de wet, voor een project of andere handeling, niet zijnde een project of andere handeling als bedoeld in artikel 19kn, eerste lid, van de wet, 0,05 mol per hectare per jaar, zolang uit het krachtens artikel 19kb voorgeschreven rekenmodel blijkt dat ten aanzien van een hectare van een voor stikstof gevoelige habitat in het desbetreffende Natura 2000-gebied 5% of minder van de depositieruimte voor grenswaarden beschikbaar is.

Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Regeling pas doet degene die voornemens is een project te realiseren of een andere handeling te verrichten waarop artikel 19kh, zevende lid, onderdeel a, onder 1°, van de wet van toepassing is, ten minste vier weken maar ten hoogste twee jaar voor de aanvang daarvan een melding, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

a. 1°. het project of de andere handeling heeft betrekking op de oprichting, verandering of uitbreiding van een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer bestemd voor landbouw, industrie of het gebruik van gemotoriseerde voertuigen voor wedstrijden, of

2°. de andere handeling heeft betrekking op het plaatsen van extra landbouwhuisdieren in een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer bestemd voor landbouw, of

[...], en

b. het project of de andere handeling veroorzaakt stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied die hoger is dan 0,05 mol per hectare per jaar.

Ingevolge het derde lid wordt de melding, bedoeld in het eerste lid, gedaan bij gedeputeerde staten van de provincie waarin het project of de andere handeling in hoofdzaak wordt gerealiseerd, of, indien het een project of andere handeling of een gebied als bedoeld in artikel 19d, vijfde lid, van de wet betreft, bij de minister.

Ingevolge het vierde lid kan de melding, bedoeld in het eerste lid, worden gedaan met gebruikmaking van AERIUS Calculator.

Ingevolge het achtste lid registreert het bestuursorgaan waarbij een melding is gedaan de melding terstond na de ontvangst daarvan in AERIUS Register.

Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

6. De vraag die partijen verdeeld houdt is of de meldingsbevestiging die aan [vergunninghouder] is verzonden een besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Om als besluit te kunnen kwalificeren is onder meer vereist dat de meldingsbevestiging op rechtsgevolg is gericht.

6.1. De uitzondering op de vergunningplicht voor projecten en andere handelingen die stikstofdepositie veroorzaken die de vastgestelde grenswaarde van 1 mol N/ha/jr niet overschrijden volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter rechtstreeks uit artikel 19kh, zevende lid, van de Nbw 1998 gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, van het Besluit grenswaarden pas. De melding, noch de meldingsbevestiging is in de Nbw 1998, het Besluit grenswaarden pas of de Regeling pas als voorwaarde gesteld voor het van toepassing zijn van de uitzondering op de vergunningplicht.

Ter zitting is toegelicht dat degene die met gebruikmaking van AERIUS Calculator een melding doet, automatisch een meldingsbevestiging ontvangt. De meldingsbevestiging bevat een weergave van de gegevens die de melder heeft ingevoerd en een berekening van de stikstofdepositie op voor stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden op basis van die gegevens. De melding wordt niet beoordeeld door het bevoegd gezag; evenmin vindt een controle plaats of de gemelde activiteit onder de meldingsplicht valt en is uitgezonderd van de vergunningplicht.

6.2. De voorzieningenrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat de meldingsbevestiging niet op rechtsgevolg is gericht. Het betreft een bevestiging aan de melder dat een melding is gedaan. De meldingsbevestiging behelst anders dan Mob en de vereniging veronderstellen niet de toestemming om het gemelde uit te voeren. De uitzondering op de vergunningplicht voor projecten en andere handelingen die stikstofdepositie veroorzaken die de vastgestelde grenswaarde niet overschrijden geldt ongeacht of het project of de handeling is gemeld en van een gedane melding een meldingsbevestiging is ontvangen. De meldingsbevestiging is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.

7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.

w.g. Hagen w.g. Verbeek
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2015

388.