Uitspraak 201410542/1/A3


Volledige tekst

201410542/1/A3.
Datum uitspraak: 22 juli 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Den Haag,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 november 2014 in zaak nr. 14/5780 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.

Procesverloop

Bij besluit van 2 december 2013 heeft het college de aanvraag van [appellante] om haar geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie (thans: basisregistratie personen) te wijzigen, afgewezen.

Bij besluit van 27 mei 2014 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 17 november 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2015, waar het college, vertegenwoordigd door dr. H. Kokken en mr. A.R. Baptist, beiden werkzaam bij de gemeente Den Haag, is verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 2.8, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp), worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;

b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;

c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, als bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

Ingevolge artikel 2.10, tweede lid, worden aan een geschrift, als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.

2. [appellante] staat sinds 12 mei 1997 in de basisregistratie personen geregistreerd met het jaar 1962 (zonder maand en dag) als geboortedatum. Deze datum is destijds ontleend aan haar Marokkaanse paspoort.

[appellante] heeft bij brief van 14 maart 2013 het college verzocht haar geboortedatum te wijzigen in 6 februari 1968. Ter staving van haar verzoek heeft zij een vonnis van een Marokkaanse rechtbank voor hoger beroep van 28 januari 1997 (hierna: vonnis), met een Nederlandse vertaling, overgelegd, waarin wordt geoordeeld dat [appellante] op 6 februari 1968 is geboren. Dit vonnis is gebaseerd op een medische verklaring van 30 augustus 1996 (hierna: medische verklaring) en een notariële getuigenverklaring van 19 augustus 1996 (hierna: notariële getuigenverklaring), welke documenten eveneens door [appellante] zijn overgelegd en zijn voorzien van een Nederlandse vertaling.

Aan het besluit van 27 mei 2014 tot handhaving van de afwijzing van het verzoek heeft het college ten grondslag gelegd dat het door [appellante] overgelegde vonnis niet op - naar objectieve maatstaven gemeten - betrouwbare gegevens is gebaseerd. Aldus is volgens het college niet onomstotelijk komen vast te staan dat [appellante] op 6 februari 1968 is geboren.

3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de uitspraak van de Marokkaanse rechter er geen blijk van geeft op betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd. Hiertoe voert zij aan dat uitspraak van de Marokkaanse rechter is gebaseerd op objectieve stukken, zoals de medische verklaring en de notariële getuigenverklaring.

3.1. Op 6 januari 2014 is de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet gba) vervangen door de Wet brp. Overeenkomstig hetgeen de Afdeling heeft overwogen over de Wet gba (onder meer in haar uitspraak van 5 november 2014 in zaak nr. 201401990/1/A3), dient voorop te worden gesteld dat de gegevens in de basisadministratie betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, is een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het moment van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 13 en 44). Het bewijs dat eenmaal in de basisadministratie opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de basisadministratie geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet gba onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.

Voorts heeft de Afdeling overwogen dat uit de memorie van toelichting bij de Wet gba blijkt dat artikel 37, tweede lid, van deze wet er onder meer toe strekt te voorkomen dat gegevens betreffende de burgerlijke staat in de basisadministratie worden opgenomen, indien bij het tot stand komen van het brondocument naar regels van Nederlands internationaal privaatrecht elementaire processuele regels niet in acht zijn genomen. Daarbij is als een van de eisen waaraan een buitenlandse rechterlijke uitspraak in dit verband moet voldoen vermeld dat deze er blijk van moet geven op - naar objectieve maatstaven gemeten - betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 45).

3.2. Uit de Nederlandse vertaling van het vonnis blijkt dat het vonnis, voor zover van belang, als volgt luidt:

"Gezien het feit dat eiseres de rechtbank verzoekt om haar geboortedatum te wijzigen in 6 februari 1968 in plaats van 1962 en gelet op het feit dat haar verzoek is onderbouwd met een medische verklaring en een notariële verklaring waarin de getuigen bevestigen dat eiseres op 6 februari 1968 is geboren, acht de rechtbank om deze redenen deze bewijstukken voldoende om haar verzoek in te willigen, nu dat er geen feiten zijn die de aangevoerde bewijzen tegenspreken."

3.3. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen is in het vonnis weliswaar vermeld waarop het is gebaseerd, maar dat is van geen enkele toelichting voorzien. Zo geeft het vonnis wat betreft de notariële getuigenverklaring geen inzicht in de identiteit van de getuigen en de grondslag van hun wetenschap over de geboortedatum, noch in de strekking van de door de getuigen afgelegde verklaringen. Voorts volgt uit het vonnis niet wat de conclusie van de medische verklaring is, noch waarom doorslaggevende betekenis aan deze verklaring wordt gegeven. Bovendien blijkt uit het vonnis niet waarom het oordeel van een Marokkaanse rechtbank in eerste aanleg, welke het verzoek van [appellante] tot wijziging van de geboortedatum had afgewezen wegens onvoldoende bewijs, niet juist is.

Uit de notariële verklaring blijkt dat twaalf getuigen hebben verklaard dat [appellante] op 6 februari 1968 is geboren en dat zij tot die verklaring zijn gekomen als gevolg van hun omgang met [appellante]. Uit deze verklaring blijkt niet, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, hoe de getuigen concreet van de door [appellante] gestelde geboortedatum op de hoogte zijn. De medische verklaring houdt slechts in dat de betrokken arts van oordeel is dat de fysiologische leeftijd van [appellante] waarschijnlijk 28 jaar is. Enige onderbouwing van dit oordeel ontbreekt.

Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het vonnis er naar objectieve maatstaven gemeten geen blijk van geeft op betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd. Nu gezien het vorenstaande niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de in de basisregistratie personen geregistreerde geboortedatum feitelijk onjuist is, heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college het verzoek van [appellante] ten onrechte heeft afgewezen.

Het betoog faalt.

4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat haar geboortedatum in de basisregistratie personen moet worden gewijzigd, wegens de nadelige gevolgen die zij van haar huidige registratie ervaart. Dit betoog faalt, aangezien de Wet bpr het college geen ruimte laat voor een belangenafweging. De rechtbank is tot hetzelfde oordeel gekomen.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.

w.g. Lubberdink w.g. Beerse
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2015

280-816.