Uitspraak 201407066/1/R6


Volledige tekst

201407066/1/R6.
Datum uitspraak: 15 april 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de vennootschap onder firma Boomkwekerij [appellant sub 1], gevestigd te Waddinxveen, en haar vennoten [vennoot A] en [vennoot B], beiden wonend te Waddinxveen (hierna: [appellant sub 1] en anderen),
2. de maatschap [appellant sub 2], gevestigd te Waddinxveen,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Waddinxveen,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Ruimte voor Ruimte Polder Bloemendaal" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2014, waar [appellant sub 1] en anderen, bijgestaan door mr. M.J. Smaling, en [appellant sub 2], in de persoon van [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.T.A.M. van Mierlo, advocaat te Zwolle, en de raad, vertegenwoordigd door ir. U.H. Yntema, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting als partij gehoord [partij], bijgestaan door [gemachtigden], handelend onder de naam [kwekerij], in de persoon van [naam persoon], bijgestaan door mr. K. de Wit.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend.
Er zijn nog stukken ontvangen van de raad en van [appellant sub 2]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
Met toestemming van partijen is afgezien van een verdere behandeling van de zaak ter zitting.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan beoogt sanering en herstructurering van een deel van de glastuinbouw in de polder Bloemendaal ten oosten van Waddinxveen. Hiertoe voorziet het plan in woonkavels en landschapsontwikkeling. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] exploiteren hun agrarische bedrijven op gronden direct grenzend aan het plangebied.

Het beroep van [appellant sub 1] en anderen

3. [appellant sub 1] en anderen stellen dat het plan ten onrechte voorziet in nieuwe woningen op korte afstand van hun bedrijfsgronden aan de [locatie 1] te Waddinxveen. Zij voeren hiertoe aan dat de raad ten onrechte ervan is uitgegaan dat het een gemengd gebied betreft en dat een afstand van 12,5 meter tussen de woningen en het bedrijf gelet daarop voldoende is. Dit zal leiden tot een belemmering van hun bedrijfsvoering en een onvoldoende aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. Daarbij heeft de raad volgens [appellant sub 1] en anderen ten onrechte geen rekening gehouden met hun mogelijkheden voor bebouwing buiten het bouwvlak. Voorts betogen zij dat de aangehouden afstand tevens te kort is in het licht van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De in dit verband aan te houden afstand zou minimaal 35 meter moeten zijn, aldus [appellant sub 1] en anderen.

3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plangebied een gemengd gebied betreft als bedoeld in de Brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure). Hiertoe wijst de raad erop dat het plangebied grenst aan een drukke provinciale weg en dat in het gebied naast woningen ook agrarische bedrijven voorkomen. Het aanhouden van een grotere afstand dan 12,5 meter is dan ook niet nodig. Bij de voorbereiding van het plan is een milieukundig onderzoek uitgevoerd, waaruit volgens de raad blijkt dat ter plaatse van de voorziene compensatiewoningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Voorts is bij de situering van de bestemmingsvlakken en de bouwvlakken voor de compensatiewoningen rekening gehouden met de aan te houden afstand, zodat ook in het geval nog vergunningsvrije bouwwerken worden gerealiseerd, aan de aanbevolen richtafstand uit de VNG-brochure kan worden voldaan.

Daarnaast stelt de raad dat bij het bepalen van een gepaste afstand tussen sierteelt en gevoelige functies in verband met het ontbreken van richtlijnen of vaste eisen, altijd sprake moet zijn van maatwerk. Bij deze beoordeling heeft de raad zich gebaseerd op het advies van de Omgevingsdienst Midden Holland (hierna: de omgevingsdienst) waarin onder meer is gekeken naar ervaringen in soortgelijke situaties in de Greenport Boskoop. Daarnaast is mede in acht genomen het activiteitenbesluit Milieubeheer, waarin een aan te houden afstand van een halve meter is voorgeschreven tussen boomkwekerijgewassen en watergangen. Bovendien is de afstand tussen de boomkwekerijgewassen en de compensatiewoningen feitelijk minimaal 17,5 meter nu op de dichtstbijzijnde gronden van [appellant sub 1] en anderen een kas staat, aldus de raad.

3.2. De Afdeling stelt vast dat [appellant sub 1] en anderen een boomkwekerij exploiteren aan de [locatie 1] en [….]. Het bedrijf is een vollegrondsboomkwekerij met een ondersteunende kas.

Het plan voorziet voor de gronden aan de [locatie 2] in twee plandelen met de bestemming "Wonen" ten behoeve van twee nieuwe woningen achter de bestaande voormalige bedrijfswoning. De kortste afstand tussen de gronden waarvoor de bestemming "Wonen" is voorzien en de gronden van [appellant sub 1] en anderen is ongeveer 12,5 meter.

3.3. In de VNG-brochure is vermeld dat een gemengd gebied een gebied is met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen anderen functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend. Voorts is in de VNG-brochure vermeld dat de aan te houden richtafstand in een gemengd gebied tussen woningen en bedrijfsactiviteiten in categorie 2, 10 meter is.

3.3.1. In de plantoelichting is vermeld dat voor de milieuzonering van glastuinbouwbedrijven ten opzichte van woningen als richtlijn categorie 2 uit de VNG-brochure wordt toegepast. Voor een gemengd gebied geldt daarbij als richtlijn een aan te houden afstand van 10 meter. Op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer is de afstandsmaat tussen een woning en de perceels- of bestemmingsgrens van een glastuinbouwbedrijf 12,5 meter. Daarin is rekening gehouden met de mogelijkheid om bij een woning 2,5 meter vergunningvrij aan te bouwen.

3.3.2. Gezien de ligging van de voorziene woningen in de directe nabijheid van een drukke ontsluitingsweg en de aanwezigheid van diverse bedrijven in de omgeving, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het plangebied een gemengd gebied betreft. Het feit dat op een deel van die weg een 50 km-zone zal worden ingesteld, maakt hiervoor geen verschil. Het betoog faalt derhalve.

3.4. In de plantoelichting is vermeld dat voor spuitzones voor bestrijdingsmiddelen geen afzonderlijke, specifieke wettelijke regelgeving bestaat. In dit verband speelt het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij een belangrijke rol. Dit besluit heeft als doel reductie van bestrijdingsmiddelen in het water. Een belangrijk omgevingsaspect is verder de aan te houden driftafstand van 35 meter bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen tussen een woning en open teelt van omliggende sierteeltbedrijven. Door de aanwezigheid van sloten en het graven van sloten kan aan deze driftafstand voorbij worden gegaan. Dit wordt door de omgevingsdienst als advieslijn aangehouden. In het onderhavige bestemmingsplan is sprake van een watergang tussen de woonpercelen en sierteeltbedrijven, waardoor er geen knelpunten zijn.

Op basis van navraag bij de omgevingsdienst (augustus 2013) wordt opgemerkt dat sierteelt niet te vergelijken is met akkerbouw en niet met fruitteelt of een boomgaard. Dit omdat boomkwekers zeer weinig gewasbeschermingsmiddelen gebruiken, anders dan bij fruitteelt. In eerdere adviezen voor Boskoop en Waddinxveen is als afstandsmaat tussen een sierteeltbedrijf en woningen 10 meter geadviseerd, waardoor sprake is van een acceptabel woonklimaat. Aan deze afstandsmaat wordt voldaan in dit bestemmingsplan.

3.4.1. Uit de stukken, waaronder de plantoelichting, blijkt naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende op basis van welke gegevens de afstand van 10 meter in dit geval als een voldoende afstand moet worden beschouwd ter waarborging van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woningen. Hierbij is in aanmerking genomen dat de adviesafstanden uit de VNG-brochure geen betrekking hebben op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Voor zover de raad ter zitting heeft toegelicht dat de aangehouden afstand van 10 meter is gebaseerd op een specifiek advies van de omgevingsdienst van 12 augustus 2013, overweegt de Afdeling het volgende. Uit dit advies, dat overigens aan alle partijen in deze procedure had moeten worden toegezonden, blijkt niet van een afweging op maat ten aanzien van de aan te houden afstand tot de boomkwekerij. Uit het advies blijkt alleen met welke aspecten bij een beoordeling rekening moet worden gehouden en op welke punten een nadere motivering nodig is. Bovendien is in het advies weliswaar vermeld dat wellicht een kortere afstand dan 50 meter kan worden aangehouden, maar daarbij is in het advies ervan uitgegaan dat het teelt in kassen betreft terwijl de boomkwekerij hoofdzakelijk open teelt betreft. Gelet hierop heeft de raad de aangehouden afstand van 10 meter onvoldoende onderbouwd.

Voorts is ter zitting komen vast te staan dat de kas van [appellant sub 1] en anderen, anders dan waarvan de raad bij zijn besluit is uitgegaan, niet beide voorziene woningen geheel afschermt van de gronden waarop open teelt en derhalve ook het gebruik van bestrijdingsmiddelen plaatsvindt. Daargelaten dat de raad niet heeft onderbouwd waarom een afstand van 10 meter voldoende is in de situatie dat sprake is van een watergang tussen de percelen, hebben [appellant sub 1] en anderen ter zitting toegelicht dat de watergang tussen de percelen een afgedamde watergang betreft ten opzichte waarvan geen spuitvrije zone behoeft te worden aangehouden. Dit is door de raad niet weersproken. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad het bestreden besluit in zoverre niet met de bij het nemen van een besluit te betrachten zorgvuldigheid heeft voorbereid.

3.5. In hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de vaststelling van de plandelen met de bestemming "Wonen" die betrekking hebben op de nieuwe woningen op de gronden aan de [locatie 2], is genomen in strijd met artikel 3:2 respectievelijk 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.

Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd. In verband met de samenhang dienen tevens te worden vernietigd de plandelen met de bestemming "Tuin" die zien op de tuinen voor de nieuwe woningen op de gronden aan de [locatie 2].

In verband met de aard van het gebrek, ziet de Afdeling geen aanleiding om toepassing te geven aan de mogelijkheid van een bestuurlijke lus.

Het beroep van [appellant sub 2]

4. [appellant sub 2] stelt dat het plan ten onrechte voorziet in burgerwoningen op korte afstand van haar bedrijf aan de [locatie 3] te Waddinxveen. Hierbij is ten onrechte geen rekening gehouden met haar uitbreidingsplannen. Voorts voert [appellant sub 2] aan dat de omstandigheid dat de bestaande bedrijfswoning op [….] al maatgevend is bij de beoordeling van een vergunningaanvraag niet betekent dat ter plaatse van de voorziene woningen een goed woon- en leefklimaat, met name wat betreft geur, kan worden gegarandeerd. Daarnaast brengt [appellant sub 2] naar voren dat de nieuwe compensatiewoningen juist zullen leiden tot een aantasting van het open landschap, hetgeen in strijd is met het provinciale beleid. Tevens is onvoldoende gemotiveerd waarom gebruik is gemaakt van de wijzigingsbevoegdheden uit het bestemmingsplan "Landelijk Veen", terwijl het agrarische karakter van het gebied door de compensatiewoningen verloren gaat, aldus [appellant sub 2].

4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat bij de voorbereiding van het plan meermalen overleg heeft plaatsgevonden met [appellant sub 2] en dat daarbij de uitbreidingsplannen ook aan de orde zijn gekomen. Ten opzichte van de bestaande situatie wordt [appellant sub 2] niet in haar uitbreidingsmogelijkheden of bedrijfsvoering beperkt omdat er al bedrijfs- en burgerwoningen in de nabijheid staan die niet behoren tot de inrichting van [appellant sub 2] en geen deel uitmaken van een andere (voormalige) veehouderij. Daarnaast is de verwachting dat de door [appellant sub 2] aangevraagde uitbreiding zal kunnen worden toegestaan. De raad stelt voorts dat ter plaatse van de voorziene woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Tevens beroept de raad zich op dit punt op het relativiteitsvereiste. Voor de onderbouwing van de ruimtelijke aanvaardbaarheid wijst de raad op het landelijke, provinciale en gemeentelijke beleid dat is gericht op sanering van verspreide glastuinbouwbedrijven buiten de aangewezen concentratiegebieden. Gelet op de doelstellingen van de gemeentelijke inrichtingsvisie "Weids Bloemendaal", die is vastgesteld op 14 december 2011, is van belang dat de glasopstanden actief worden gesaneerd, zodat kan worden ingezet op recreatie, landschap en natuur als grondgebruik in de polder. Om deze ontwikkeling te stimuleren, is het nodig dat compensatiewoningen mogelijk worden gemaakt. Omdat voor iedere compensatiewoning 1000 m² gebouwen of 5000 m² aan kassen moet worden gesloopt, zal deze ontwikkeling hoe dan ook leiden tot het behoud en de versterking van het open landschap, aldus de raad. Tot slot merkt de raad op dat bij dit plan geen gebruik is gemaakt van de wijzigingsbevoegdheden uit het vorige bestemmingsplan.

4.2. Het bedrijf van [appellant sub 2] is gevestigd aan de [locatie 3] te Waddinxveen. Zij exploiteert op dat perceel een intensieve veehouderij. Tevens exploiteert [appellant sub 2] op het perceel [locatie 4] een grondgebonden agrarisch bedrijf. Op de naastgelegen percelen aan de [locaties 5] staan bedrijfswoningen. Het plan voorziet voor deze woningen in de bestemming "Wonen". De dichtstbijzijnde woning op die percelen staat op een afstand van ongeveer 20 meter van het perceel [locatie 3].

Het plan voorziet voor het perceel [locatie 6] in de bestemming "Wonen" ten behoeve van twee nieuwe woningen. De kortste afstand tussen deze voorziene woningen en de percelen van [appellant sub 2] is ongeveer 140 meter.

4.3. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

4.3.1. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

4.3.2. De Afdeling overweegt dat de beroepsgrond van [appellant sub 2] ten aanzien van het woon- en leefklimaat van de voorziene woningen betrekking heeft op de toepassing van milieuwetgeving, waaronder de Wet geurhinder en veehouderij. De bepalingen daarvan beogen zowel de belangen van de omwonenden bij een goed woon- en leefklimaat als de belangen van bedrijven bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening te waarborgen. Deze bepalingen strekken dan ook mede tot bescherming van de belangen van [appellant sub 2] nu zij door de bestemming "Wonen" mogelijk geconfronteerd zal worden met klachten over hinder. Artikel 8:69a van de Awb staat dan ook niet aan vernietiging van het bestreden besluit in de weg. Het betoog van de raad faalt.

4.4. In de plantoelichting is over geurhinder vermeld dat de 8 ouE/m³-contour van de pluimveehouderij op nummer [….] is berekend. Daarbij is gebleken dat een deel van het perceel [locatie 7] binnen die geurcontour valt. Voorts is vermeld dat de bedrijfswoning op [….] ook in de bestaande situatie maatgevend is bij het beoordelen van milieugevolgen vanwege de pluimveehouderij. Door het plan zal derhalve geen knelpunt ontstaan.

4.4.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de locaties voor de voorziene nieuwe woningen op het perceel [locatie 6] buiten de geurcontour van 8 ouE/m³ van de pluimveehouderij liggen. Voorts staan tussen de voorziene woningen en de pluimveehouderij twee bestaande bedrijfswoningen. Gelet hierop is de raad terecht ervan uitgegaan dat de bestaande bedrijfswoningen maatgevend zijn bij het beoordelen van de milieugevolgen van een eventuele uitbreiding van het bedrijf van [appellant sub 2]. Op grond hiervan heeft de raad zich bij het nemen van het bestreden besluit in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat [appellant sub 2] door het plan niet onevenredig in haar bedrijfsbelangen wordt geraakt. Het tot het tegendeel strekkende betoog faalt.

Over de voorziene woonbestemming voor de twee voormalige bedrijfswoningen overweegt de Afdeling dat de raad in zijn nadere stuk desgevraagd heeft toegelicht dat het bestaande woningen betreft en dat uit de onderzoeken die ten behoeve van het plan zijn uitgevoerd, blijkt dat deze voorziene woonbestemmingen geen belemmering vormen voor de bedrijfsvoering van [appellant sub 2]. In verband hiermee heeft de raad zich, mede gezien de afstand tussen de woningen en het bedrijf van [appellant sub 2], op het standpunt gesteld dat hoewel niet vaststaat dat de norm van 8 ouE/m³ ter plaatse niet wordt overschreden, toch sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. [appellant sub 2] heeft haar betoog dat ter plaatse van de voorziene woonbestemmingen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd niet nader onderbouwd. Het betoog faalt derhalve.

Overigens merkt de Afdeling op dat de raad onbetwist heeft gesteld dat uit de onderzoeken ten behoeve van de door [appellant sub 2] aangevraagde omgevingsvergunningen blijkt, dat ter plaatse van de voorziene woonbestemmingen wel aan de norm van 8 ouE/m³ kan worden voldaan.

4.5. Vaststaat dat ten behoeve van iedere compensatiewoning minimaal 1.000 m² aan gebouwen of 5.000 m² aan kassen zal worden gesloopt en dat de compensatiewoningen geclusterd in de nabijheid van de Henegouwerweg zullen worden gebouwd. Deze ontwikkelingen hebben een positief effect op het open landschap. [appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het open landschap desondanks vanwege het plan zal worden aangetast. Gelet hierop faalt het betoog.

4.6. Voorts overweegt de Afdeling dat bij de vaststelling van het plan geen toepassing is gegeven aan de wijzigingsbevoegdheden die in het vorige plan waren opgenomen. Het betoog van [appellant sub 2] dat de toepassing van die wijzigingsbevoegdheden ten behoeve van het plan onrechtmatig is, mist dan ook feitelijke grondslag.

4.7. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant sub 2] ongegrond.

5. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 2] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van de vennootschap onder firma Boomkwekerij [appellant sub 1] en haar vennoten [vennoot A] en [vennoot B], gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Waddinxveen van 9 juli 2014, kenmerk RV/14/00304, waarbij het bestemmingplan "Ruimte voor Ruimte Polder Bloemendaal" is vastgesteld, voor zover het betreft:

a. de plandelen met de bestemming "Wonen" ten behoeve van de compensatiewoningen op het perceel […]; en

b. de plandelen met de bestemming "Tuin" die zien op de tuinen voor de nieuwe woningen op de gronden aan de [locatie 2];

III. draagt de raad van de gemeente Waddinxveen op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV. verklaart het beroep van de maatschap [appellant sub 2] ongegrond;

V. veroordeelt de raad van de gemeente Waddinxveen tot vergoeding van bij de vennootschap onder firma Boomkwekerij [appellant sub 1] en haar vennoten [vennoot A] en [vennoot B], in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderd vierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Waddinxveen aan de vennootschap onder firma Boomkwekerij [appellant sub 1] en haar vennoten [vennoot A] en [vennoot B], het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.

w.g. Polak w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2015

545.