Uitspraak 201501287/2/R6


Volledige tekst

201501287/2/R6.
Datum uitspraak: 1 april 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoekster 1], [verzoeker 2] en [verzoekster 3] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), allen wonend dan wel gevestigd te Wormerveer, gemeente Zaanstad,
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Zaanstad,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Wormerveer" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Stichting Agora Stichting voor Bijzonder Primair Onderwijs in de Zaanstreek heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 maart 2015, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. H. Elmas, advocaat te Zaandam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.H. Kroeze, mr. P.E. Egthuijsen-Basseluer en mr. F. Brouwer, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord Agora, vertegenwoordigd door [voorzitter], bijgestaan door mr. I.L. Haverkate, advocaat te Amsterdam.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. [verzoeker] woont aan [locatie 1] te Wormerveer. Achter zijn woning, aan [locatie 2], ligt de werkplaats van zijn aannemersbedrijf. [verzoeker] richt zich in zijn verzoek tegen de plandelen voor de gronden aan Krommenieërpad 7 en 7A en Marktstraat 22.

Het plan voorziet voor de gronden aan Krommenieërpad 7 en 7A in de bestemming "Maatschappelijk" ten behoeve van twee met een luchtbrug verbonden gebouwen voor de gemengde functies school, kinderdagverblijf en biljartcentrum. Deze functies waren voorheen gevestigd op dezelfde gronden en Marktstraat 22. Het historische gebouwdeel Marktstraat 22 zal een andere invulling krijgen en is daartoe voorzien van de bestemming "Centrum".

Het plan voorziet hiermee in dezelfde ontwikkeling als waarvoor op 29 maart 2013 een omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen aan [locatie 2] en 7 in afwijking van het tot dusver geldende bestemmingsplan "Wormerveer Noord" uit 2006. Bij beslissing op bezwaar van 18 juli 2013 is de omgevingsvergunning in stand gebleven met de aanvulling dat de vergunning ziet op Krommenieërpad 7 en 7A. De beslissing op bezwaar is nog niet onherroepelijk.

3. De raad stelt zich op het standpunt dat met het verzoek om voorlopige voorziening geen spoedeisend belang is gemoeid.

3.1. Na een eventuele vernietiging door de rechtbank in de vergunningprocedure zou het plan het toetsingskader vormen voor de verlening van een omgevingsvergunning. Gelet hierop, en nu Agora reeds begonnen is met de uitvoering van de bouw, is met het verzoek een spoedeisend belang gemoeid wat betreft de plandelen aan Krommenieërpad 7 en 7A.

3.2. Niet gebleken is dat het plan ter plaatse van Marktstraat 22 voorziet in ontwikkelingen die met zich brengen dat inwerkingtreding van het betrokken plandeel kan leiden tot een onomkeerbare situatie. Met het verzoek is dan ook geen spoedeisend belang gemoeid wat betreft het plandeel aan Marktstraat 22.

4. [verzoeker] betoogt dat het plan leidt tot een onevenredige aantasting van zijn woon- en leefklimaat in de vorm van onder meer geluidsoverlast en schaduwhinder, nu op korte afstand van zijn woning aan [locatie 1] is voorzien in een schoolgebouw en kinderdagverblijf van 9 m hoog en een bijbehorend schoolplein.

Het vorenstaande klemt temeer nu het voorziene gebouw, en de belangenafweging omtrent de nadelige gevolgen voor [verzoeker], niet zijn gemotiveerd in het kader van het plan. Voorts is onvoldoende gemotiveerd waarom de nadelige gevolgen niet konden worden voorkomen door andere keuzes te maken ten aanzien van de bij de herontwikkeling te betrekken gronden, de situering van de bebouwing op die gronden en de toe te laten functies, aldus [verzoeker].

4.1. Het plan voorziet ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" aan Krommenieërpad 7 en 7A in een gebouw met een bouwhoogte van 9 m. De afstand van het bouwvlak tot de woning en de tuin van [verzoeker] bedraagt ongeveer 2,3 m. Aan de voorzijde voorziet het plan in een schoolplein op ongeveer 2,8 m van de zij- en de voorgevel van [verzoeker]. Ter hoogte van de werkplaats van [verzoeker] ligt het bouwvlak op een afstand van ongeveer 1,5 m.

4.2. In de VNG-brochure wordt voor geluidhinder vanwege scholen en kinderopvang een afstand tot milieugevoelige functies aanbevolen van 30 m. In geval van het omgevingstype gemengd gebied mag deze afstand volgens de VNG-brochure met één afstandstap worden teruggebracht naar 10 m. Ter zitting is gebleken dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woning van [verzoeker] vanwege de school, de kinderopvang en het bijbehorende schoolplein niet is onderzocht. De raad heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom een gebouw op 2,3 m en een schoolplein op 2,8 m van de woning van [verzoeker] in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

4.3. De raad acht de schaduwhinder voor [verzoeker] als gevolg van het gebouw niet onaanvaardbaar en baseert zich hierbij op een schaduwonderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning. Gebleken is dat het schaduwonderzoek is gebaseerd op de vergunde goot- en bouwhoogte van 7 onderscheidenlijk 9 m. Het plan voorziet evenwel in een bouwhoogte van 9 m zonder een verlaagde goothoogte. Derhalve heeft de raad zich bij de beoordeling van de schaduwhinder als gevolg van het plan niet kunnen baseren op het schaduwonderzoek. In zoverre is het plan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gemotiveerd.

4.4. Wat betreft de locatie en de situering van de nieuwe huisvesting van de school, het kinderdagverblijf en het biljartcentrum is gebleken dat in elk geval een alternatief is overwogen, waarbij de bebouwing 0,5 m in noordelijke richting zou verschuiven en beide gebouwdelen tegen elkaar aan worden gebouwd. Hiermee zou het bouwvlak op ongeveer 5,5 tot 7,3 m bij [verzoeker] vandaan komen te liggen in plaats van 1,5 tot 2,3 m. De motivering dat hier niet voor is gekozen omdat andere buurtbewoners hier nadeel van ondervinden acht de voorzieningenrechter op voorhand niet overtuigend, nu de nadelige gevolgen van de gekozen situering voor [verzoeker] aanzienlijk zijn.

Voorts heeft [verzoeker] naar voren gebracht dat de afstand tot zijn woning en werkplaats had kunnen worden vergroot door het biljartcentrum op een andere locatie in Wormerveer te huisvesten. De motivering dat dit niet kon omdat het biljartcentrum een bestaande functie was acht de voorzieningenrechter op voorhand niet overtuigend nu het oorspronkelijke gebouw van het biljartcentrum is gesloopt en de gronden opnieuw worden ingericht.

5. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding ten aanzien van de plandelen aan Krommenieërpad 7 en 7A de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

6. Gelet op het vorenstaande behoeven de overige gronden geen bespreking meer.

7. De raad dient ten aanzien van [verzoeker] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Zaanstad van 27 november 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Wormerveer", voor zover het betreft de plandelen aan Krommenieërpad 7 en 7A;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Zaanstad tot vergoeding van bij [verzoekster 1], [verzoeker 2] en [verzoekster 3] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

III. gelast dat de raad van de gemeente Zaanstad aan [verzoekster 1], [verzoeker 2] en [verzoekster 3] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.

w.g. Kranenburg w.g. Hupkes
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2015

635.