Uitspraak 201402828/2/R2


Volledige tekst

201402828/2/R2.
Datum uitspraak: 30 juli 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1. Het Marspoldercomité, gevestigd te Lienden, gemeente Buren,
2. de stichting Stichting Werkgroep Milieubeheer Rhenen (hierna: WMR), gevestigd te Rhenen,
verzoekers,

en

de raad van de gemeente Buren,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 februari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, Middelwaard West, Lienden" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer het Marspoldercomité en WMR beroep ingesteld.
Het Marspoldercomité en WMR hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het Marspoldercomité en de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid AgruniekRijnvallei Voer B.V., Rijnzate B.V., K3Delta B.V. en Middelwaard Hout B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 14 juli 2014, waar het Marspoldercomité, vertegenwoordigd door mr. J.W.D. Roozemond, advocaat te Utrecht, WMR, vertegenwoordigd door drs. J.J. Scholten, mr. A. Derks en drs. R.F. van de Weg, en de raad, vertegenwoordigd door P. Tummers, zijn verschenen. Tevens zijn de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid AgruniekRijnvallei Holding B.V., vertegenwoordigd door M.G. van der Vendel, Middelwaard B.V., vertegenwoordigd door J.S. Bookelmann, en K3Delta B.V., vertegenwoordigd door H. Hooijer, gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het bestaande bedrijventerrein Middelwaard aan de oever van de Nederrijn. Het plan voorziet voor het bedrijf van AgruniekRijnvallei B.V. in de mogelijkheid een nieuwe silo te realiseren. Verder voorziet het plan voor het bedrijf van K3Delta B.V. in de mogelijkheid een klasseerinstallatie in werking te hebben ten behoeve van de opslag van zand en grind onder water.

3. De raad heeft de belanghebbendheid van het Marspoldercomité bestreden, nu het Marspoldercomité volgens hem onvoldoende feitelijke werkzaamheden verricht.

Het Marspoldercomité brengt door het optreden in rechte in dit geval een bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen tot stand waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijke optreden van een groot aantal individuele natuurlijke personen die door het bestreden besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. In de door het Marspoldercomité tot stand gebrachte bundeling van deze individuele belangen, kunnen de in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde feitelijke werkzaamheden besloten worden geacht. Gelet op het vorenstaande is het Marspoldercomité naar het voorlopig oordeel van de voorzitter belanghebbende bij het bestreden besluit.

4. Voorts heeft de raad de spoedeisendheid van de verzoeken om voorlopige voorziening van het Marspoldercomité en WMR bestreden. In dit verband heeft de raad gewezen op het nadere stuk dat is ingediend door de in het plangebied gevestigde bedrijven. Volgens de raad blijkt uit dat stuk dat de bedrijven de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure zullen afwachten, alvorens te beginnen met het realiseren van de in het plan geboden uitbreidingsmogelijkheden.

4.1. In reactie op de verzoeken om voorlopige voorziening van het Marspoldercomité en WMR hebben de in het plangebied gevestigde bedrijven te kennen gegeven dat volgens hen geen spoedeisend belang bestaat dat het treffen van de verzochte voorlopige voorziening noodzakelijk maakt. De bedrijven hebben te kennen gegeven dat zij nog geen aanvragen om omgevingsvergunning hebben ingediend. Ook hebben zij toegezegd dat zij niet zullen starten met het verrichten van vergunningvrije werkzaamheden of het realiseren van vergunningvrije uitbreidingen voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. De bedrijven hebben echter niet toegezegd dat zij de uitspraak van de Afdeling zullen afwachten, alvorens aanvragen om omgevingsvergunning in te dienen om de met het plan mogelijk gemaakte uitbreidingsmogelijkheden te realiseren. Gelet hierop hebben het Marspoldercomité en WMR naar het oordeel van de voorzitter een spoedeisend belang bij hun verzoeken.

5. Het Marspoldercomité en WMR beogen met hun verzoeken onomkeerbare gevolgen als gevolg van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen. Zij voeren aan dat ten gevolge van de in het plan voorziene ontwikkelingen gevolgen zullen optreden voor het Natura 2000-gebied "Uiterwaarden Neder-Rijn", waarin het plangebied gedeeltelijk is gelegen. Zij wijzen in dit verband op de watervogels waarvoor dat gebied is aangewezen, en in het bijzonder op de soorten grauwe gans en kolgans. Deze soorten komen volgens het Marspoldercomité en WMR in niet te verwaarlozen hoeveelheden voor in en nabij het plangebied.

5.1. De raad stelt onder verwijzing naar het aan het plan ten grondslag gelegde rapport "Natuuronderzoeken Middelwaard - Toetsing Natuurbeschermingswet" van Kurstjens Ecologisch adviesbureau uit januari 2014 (hierna: het natuuronderzoek) dat geen significant negatieve effecten voor het Natura 2000-gebied kunnen worden verwacht.

5.2. Volgens het natuuronderzoek is het plangebied van zeer beperkte waarde voor watervogels, nu daar maar weinig vogels voorkomen, en zijn de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied ten gevolge van de in het plan voorziene ontwikkelingen niet in geding.

In het natuuronderzoek is ingegaan op de effecten van de op het bedrijventerrein Middelwaard gevestigde bedrijven op de in het plangebied voorkomende vogels, en slechts beperkt op de effecten op de vogels die leven in de omgeving van het plangebied. De raad heeft naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat rekening is gehouden met het voorkomen van vogels waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen buiten het plangebied en met de daarop betrekking hebbende tellingen van Sovon Vogelonderzoek Nederland. Naar het oordeel van de voorzitter heeft de raad dan ook onvoldoende gemotiveerd dat geen significante effecten op het Natura 2000-gebied "Uiterwaarden Neder-Rijn" kunnen worden verwacht.

6. Gezien het vorenstaande en gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, ziet de voorzitter aanleiding de verzoeken toe te wijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Gelet op de samenhang tussen de verschillende bestemmingen die aan het plangebied zijn toegekend, bestaat aanleiding een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot het gehele plan.

Gelet hierop kan hetgeen het Marspoldercomité en WMR overigens hebben aangevoerd thans buiten bespreking blijven.

7. De raad dient ten aanzien van het Marspoldercomité en WMR op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Buren van 25 februari 2014, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied, Middelwaard West, Lienden" is vastgesteld;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Buren tot vergoeding van:

a. bij het Marspoldercomité in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

b. bij de stichting Stichting Werkgroep Milieubeheer Rhenen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1051,08 (zegge: duizendeenenvijftig euro en acht cent), waarvan € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III. gelast dat de raad van de gemeente Buren aan het Marspoldercomité en de stichting Stichting Werkgroep Milieubeheer Rhenen het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht, ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) ieder, vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.

w.g. Drupsteen w.g. Vogel-Carprieaux
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2014

458-726.