Uitspraak 201300506/3/R2


Volledige tekst

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.

201300506/3/R2.
Datum uitspraak: 18 juni 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de stichting Stichting Wijk C Komitee, gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoog Catharijne B.V., gevestigd te Utrecht, en andere,
appellanten,

en

1. de raad van de gemeente Utrecht,
2. het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoek Sint Jacobsstraat-Lange Viestraat, Binnenstad" (hierna: het plan) vastgesteld.

Bij besluit van 4 december 2012 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het in- en uitwendig veranderen en vergroten van het winkelcentrum La Vie, de parkeergarage en kantoren en het slopen van een loopbrug (hierna: de omgevingsvergunning).

De raad heeft besloten voornoemde besluiten gecoördineerd voor te bereiden en bekend te maken, zoals bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro).

Tegen voormelde besluiten hebben onder meer Stichting Wijk C Komitee en Hoog Catharijne B.V. en andere beroep ingesteld.

Het college en de raad hebben een gezamenlijk verweerschrift ingediend.

De stichting Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

Stichting Wijk C Komitee heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juli 2013, waar Stichting Wijk C Komitee, vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten, Hoog Catharijne B.V. en andere, vertegenwoordigd door mr. M.Y.C.L. de Wit, advocaat te Rotterdam, en ir. J.P.J.G. Spierts, de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. T. Brouwer en K. Ulrich, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord de stichting Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, vertegenwoordigd door mr. A.R. Klijn, advocaat te Amsterdam, mr. B.A.J. Haagen, G. de Vries, S. Stienstra, ing. R.H.M. Liefting en ing. P.A.G. van der Vleuten.

Bij tussenuitspraak van 18 december 2013, in zaak nr. 201300506/1/R2, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 12 weken na de verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 29 november 2012 te herstellen, alsmede te bezien in hoeverre dit gevolgen heeft voor de op 4 december 2012 verleende omgevingsvergunning. De tussenuitspraak is aangehecht.

Bij brief van 29 januari 2014 heeft de raad het besluit van 29 november 2012 waarbij het plan is vastgesteld, nader gemotiveerd en aangegeven in hoeverre dit gevolgen heeft voor het besluit van 4 december 2012, waarbij de omgevingsvergunning is verleend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben Stichting Wijk C Komitee, Hoog Catharijne B.V. en andere en Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld.

De Afdeling heeft de zaak op een tweede zitting behandeld op 8 april 2014, waar Stichting Wijk C Komitee, vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten, B. Neijssen en T. Zorn, Hoog Catharijne B.V. en andere, vertegenwoordigd door mr. M.Y.C.L. de Wit, advocaat te Rotterdam, en ir. E. Bos, de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. T. Brouwer en K. Ulrich, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord de stichting Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, vertegenwoordigd door mr. A.R. Klijn, advocaat te Amsterdam, en ir. S. Stienstra.

Overwegingen

Toetsingskader en planbeschrijving

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan voorziet in de uitbreiding en modernisering van De Bijenkorf op de hoek van de Sint Jacobsstraat en de Lange Viestraat te Utrecht.

Tussenuitspraak

3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om het besluit van 29 november 2012 tot vaststelling van het plan te herstellen door met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen onder 22 en 23 alsnog te motiveren hoe de in het plan voorziene uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen met 19 zich verhoudt tot het gemeentelijke parkeerbeleid zoals vervat in de "Nota stallen en parkeren", vastgesteld op 28 maart 2013, dan wel indien daartoe aanleiding bestaat, het besluit te wijzigen. Voorts is overwogen dat ingeval het plan op dit onderdeel gewijzigd wordt vastgesteld, de raad eveneens dient te bezien in hoeverre de uitkomsten van de luchtkwaliteit- en geluidonderzoeken zoals die thans aan het plan ten grondslag zijn gelegd, tevens kunnen dienen ter onderbouwing van het gewijzigd vastgestelde plan. Tot slot is met het oog op artikel 3.30 van de Wro waaraan toepassing is gegeven, de raad opgedragen te bezien in hoeverre dit gevolgen heeft voor de verleende omgevingsvergunning.

Nadere motivering

4. In de brief van 29 januari 2014 heeft de raad naar aanleiding van de tussenuitspraak het besluit van 29 november 2012, waarbij het bestemmingsplan is vastgesteld, nader gemotiveerd. De raad wijst erop dat in de "Nota stallen en parkeren" de minimumnormen voor autoparkeerplaatsen in het centrum en aan de randen van het centrum zijn verlaagd met 25% ten opzichte van de CROW-parkeerkencijfers om de economische vitaliteit, leefbaarheid en bereikbaarheid van de stad te vergroten. Daartoe wordt onder meer de aanleg en het gebruik van P+R voorzieningen geconcentreerd en gestimuleerd om een goed alternatief te bieden voor parkeren in de stad. Daarnaast is in de "Nota stallen en parkeren" voorzien in de mogelijkheid om - onder meer - in het centrumgebied in concrete gevallen maatwerk toe te passen. Volgens de raad bestaat daartoe in dit geval aanleiding omdat het gebouw La Vie in het kernwinkelgebied ligt, aan de Lange Viestraat (hoofdingang), die niet voor het autoverkeer bereikbaar is, het plangebied op zeer korte afstand ligt van openbaar vervoersvoorzieningen, een grotere uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen in de parkeergarage op fysieke, technische en ruimtelijke bezwaren stuit en op korte afstand van het plangebied een openbare parkeergarage ligt met voldoende restcapaciteit. Onder verwijzing naar publicatie 317 van de CROW, kan volgens de raad in dit geval een correctiefactor 4 worden toegepast vanwege multi-/combinatiebezoek van winkels. Bezoekers van De Bijenkorf zullen, aldus de raad, veelal tevens andere winkels in de binnenstad bezoeken. Indien wordt uitgegaan van een totale uitbreiding van de bebouwing met 5.521 m2, dan geldt volgens de raad op grond van de "Nota stallen en parkeren" een parkeereis van in totaal 100 parkeerplaatsen. Met toepassing van een correctiefactor 4 resulteert dit in een parkeereis van 25 plaatsen, waarvan 19 parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn in de parkeergarage van De Bijenkorf. Voor de overige parkeerplaatsen kan structureel en duurzaam gebruik worden gemaakt van de restcapaciteit die beschikbaar is in de parkeergarage Paardenveld, waar blijkens uitdraaien uit het zogenoemde PRIS-systeem op drukke momenten nog 134 parkeerplaatsen beschikbaar zijn, aldus de raad. Ook indien geen correctiefactor 4 wordt toegepast, biedt deze parkeergarage volgens de raad voldoende ruimte om aan de parkeereis van 100 plaatsen te kunnen voldoen.

De raad ziet gelet hierop geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en de uitkomsten van de geluid- en luchtkwaliteitonderzoeken die aan het plan ten grondslag zijn gelegd. In dat verband wijst de raad erop dat de gevolgen vanwege het benutten van de restcapaciteit in de parkeergarage Paardenveld niet behoeven te worden onderzocht nu bij de bouw van deze parkeergarage reeds rekening is gehouden met de akoestische effecten bij volledige benutting ervan. Wat betreft het luchtkwaliteitonderzoek stelt de raad dat reeds is uitgegaan van de bouw van een geheel nieuwe parkeergarage en de daarbij behorende verkeersaantrekkende werking.

De raad stelt tot slot dat nu een wijziging van het plan niet noodzakelijk is, evenmin aanleiding bestaat de eventuele gevolgen voor de verleende omgevingsvergunning opnieuw te beoordelen.

5. Stichting Wijk C Komitee heeft naar voren gebracht dat niet is gebleken dat het college bevoegd was de brief van 29 januari 2014 mede namens de raad op te stellen terwijl evenmin is gebleken dat de raad heeft ingestemd met de nadere motivering.

Voorts voert zij aan dat in deze brief een aantal onjuistheden is vermeld wat de weergave van het gemeentelijke parkeerbeleid betreft. Stichting Wijk C Komitee betwist dat is gekozen voor een autoluwe binnenstad, dat het gemeentelijke parkeerbeleid door middel van tarifering kan worden beïnvloed en dat uit de "Nota stallen en parkeren" volgt dat het gebruik van P+R voorzieningen aanleiding is geweest voor de verlaging van de gemeentelijke parkeernorm met 25%. Voorts noopt het nieuwe parkeerbeleid volgens Stichting Wijk C Komitee ertoe dat een openbare fietsenstalling voor circa 150 fietsen dient te worden gerealiseerd, hetgeen niet in het plan is opgenomen.

Verder heeft Stichting Wijk C Komitee naar voren gebracht dat de raad voor de toepassing van de correctiefactor ten onrechte verwijst naar publicatie 317 van de CROW, nu deze correctiefactor hierin niet is vermeld. Publicatie 256 van de CROW, waarin deze correctiefactor wel is vermeld, heeft betrekking op woon- en werkgebieden waarvoor beduidend andere parkeerkencijfers gelden, aldus Stichting Wijk C Komitee. Nu de raad evenwel is aangesloten bij publicatie 317 had hij ten aanzien van de verkeersgeneratie moeten uitgaan van de oppervlakte waarmee De Bijenkorf wordt uitgebreid.

Stichting Wijk C Komitee is voorts van mening dat in de parkeergarage Paardenveld op drukke momenten onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Volgens haar bevat de onderbouwing van de raad in dit verband onjuistheden en is niet verzekerd dat elders en binnen loopafstand structureel en duurzaam parkeerplaatsen beschikbaar zijn zoals op grond van de Nota stallen en parkeren wordt vereist.

Ook had het luchtkwaliteitonderzoek volgens Stichting Wijk C Komitee moeten worden geactualiseerd nu het huidige onderzoek is gebaseerd op een verouderd rekenmodel. In dat verband stelt zij tevens dat inmiddels een nieuw verkeersmodel in gebruik is waaruit blijkt dat de huidige prognose wat de verkeersintensiteit betreft bijgesteld moet worden met 15%.

Tot slot heeft Stichting Wijk C Komitee naar voren gebracht dat in de tussenuitspraak ten onrechte is vermeld dat het wegdektype verandert, terwijl bedoeld is te betogen dat het wegtype verandert.

6. Hoog Catharijne B.V. en andere hebben naar aanleiding van de brief van de raad van 29 januari 2014 naar voren gebracht dat de raad bij de vaststelling van het plan noch in de nadere motivering is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden. Hetgeen op grond van het bouwplan mogelijk is betreft volgens Hoog Catharijne B.V. en andere geen representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden.

Voorts hebben Hoog Catharijne B.V. en andere naar voren gebracht dat artikel 8, onder c, aanhef en onderdeel 4, van de planregels, in strijd is met artikel 9, lid 2, van de Woningwet, zodat het plan wat het aspect parkeren betreft dient te worden getoetst aan de normen in de bouwverordening. Volgens Hoog Catharijne B.V. en andere is het plan ten onrechte niet getoetst aan artikel 2.5.30, lid 5, van de bouwverordening en is het plan overigens ook in strijd met dit artikel.

Onder verwijzing naar het rapport van Spark van 26 februari 2014, brengen Hoog Catharijne B.V. en andere voorts naar voren dat de door de raad aangevoerde redenen om van de gemeentelijke parkeernormen af te wijken onvoldoende zwaarwegend zijn en dat niet is verzekerd dat in de Paardenveldgarage dan wel elders structureel en duurzaam 81 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Ook is volgens Hoog Catharijne B.V. en andere ten onrechte een correctiefactor 4 toegepast op het aantal berekende parkeerplaatsen. Volgens hen is in de "Nota stallen en parkeren" reeds rekening gehouden met de ligging van het plangebied in de centrumzone en is deze correctiefactor ook gebaseerd op een onjuiste uitleg en overigens reeds vervallen publicatie van de CROW.

7. Ten aanzien van de zienswijze van Stichting Wijk C Komitee dat niet is gebleken dat het college bevoegd was de brief van 29 januari 2014 mede namens de raad op te stellen terwijl evenmin is gebleken dat de raad heeft ingestemd met de nadere motivering, overweegt de Afdeling dat zowel de raad als het college van burgemeester en wethouders verweerder zijn in de onderhavige procedure en dat de brief van 29 januari 2014 door beide is ondertekend. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de brief van 29 januari 2014 niet aan de raad zou zijn voorgelegd, noch dat hij daarmee niet zou hebben ingestemd.

8. Voor zover Stichting Wijk C Komitee in haar zienswijze naar aanleiding van de brief van de raad van 29 januari 2014 naar voren heeft gebracht dat in de tussenuitspraak van 18 december 2013 ten onrechte is vermeld dat het wegdektype is veranderd, terwijl bedoeld is te betogen dat het wegtype is veranderd, wordt overwogen dat Stichting Wijk C Komitee zich hiermee keert tegen overwegingen van de tussenuitspraak. Onder verwijzing naar de uitspraak van 15 augustus 2012 in zaak nr. 201009068/1/A2 overweegt de Afdeling dat zij behoudens zeer uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan.

9. Ten aanzien van de door Stichting Wijk C Komitee gestelde onjuistheden in de brief van de raad van 29 januari 2014 met betrekking tot de weergave van het beleid in de "Nota stallen en parkeren", overweegt de Afdeling dat, daargelaten de juistheid van deze betogen, dit niet kan leiden tot vernietiging van de bestreden besluiten. Dit betoog heeft betrekking op de uitgangspunten van het beleid in de "Nota stallen en parkeren" en niet op de toepassing ervan in het onderhavige geval, waartoe de opdracht in de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2013 strekt. Het voorgaande geldt eveneens voor het betoog van Stichting Wijk C Komitee dat het nieuwe parkeerbeleid noopt tot de aanleg van 150 fietsparkeerplaatsen.

10. Hoog Catharijne B.V. en andere betogen tevergeefs dat artikel 8, onder c, aanhef en onderdeel 4, van de planregels in strijd is met het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van de Woningwet. In artikel 9, tweede lid, van de Woningwet is bepaald dat de voorschriften van de bouwverordening van toepassing blijven indien het desbetreffende bestemmingsplan geen voorschriften bevat, die hetzelfde onderwerp regelen, tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt. In artikel 8, onder c, aanhef en onderdeel 4, van de planregels, is bepaald dat de regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard overeenkomstig het gestelde in artikel 9, tweede lid, van de Woningwet buiten toepassing blijven behoudens ten aanzien van de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, met dien verstande dat dit niet geldt voor een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van het hoofdgebouw en de parkeergarage die tegelijkertijd met dit bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen. Voor de onderhavige omgevingsvergunning voor het bouwen is in het plan derhalve uitdrukkelijk bepaald dat de regels in de bouwverordening ten aanzien van de parkeergelegenheid niet van toepassing zijn. Gelet hierop faalt ook het betoog van Hoog Catharijne B.V. en andere dat de omgevingsvergunning wat betreft het aspect parkeren ten onrechte niet is getoetst aan het bepaalde in artikel 2.5.30, van de bouwverordening, zoals die luidde ten tijde van belang.

11. In de plantoelichting is vermeld dat het aantal extra parkeerplaatsen dat noodzakelijk is, wordt bepaald op basis van de uitbreiding van het bruto vloeroppervlak van de detailhandels- en kantoorfunctie. Bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen is uitgegaan van de toevoeging van 4600 m2 hoofdwinkelgebied en 450 m2 kantooroppervlak. Naar het oordeel van de Afdeling is de raad hierbij evenwel ten onrechte niet uitgegaan van hetgeen op grond van het plan maximaal aan gebruiksmogelijkheden is toegestaan. Hiertoe overweegt de Afdeling dat aan het gebouw de bestemming "Centrum" is toegekend en dat op grond van artikel 3, lid 3.1, van de planregels het gebruik van deze gronden voor detailhandel en kantoren is toegestaan. Het plan bevat geen maximering wat deze toegelaten functies betreft. Ter zitting heeft de raad erop gewezen dat wat de kantoorfunctie betreft een langlopend contract is afgesloten dat de planperiode overstijgt, zodat de oppervlakten voor detailhandel en kantoor waarvan is uitgegaan in de parkeerberekening, zijn te beschouwen als een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Naar het oordeel van de Afdeling biedt deze omstandigheid evenwel onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat is uitgesloten dat de maximale planologische mogelijkheden niet binnen de planperiode kunnen en zullen worden benut. Nu voor detailhandel een hogere parkeernorm geldt dan voor een kantoorfunctie, moet worden geoordeeld dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met de bij het nemen van een besluit op grond van artikel 3:2 van de Awb te betrachten zorgvuldigheid.

12. In de "Nota stallen en parkeren" is onder meer het beleid met betrekking tot minimum parkeernormen voor auto’s in Utrecht opgenomen. In bijlage 1 bij de Nota is vermeld dat de parkeernormen hun basis vinden in de parkeerkencijfers van de CROW. Ten opzichte van het huidige gemeentelijke parkeerbeleid zijn de parkeernormen in het centrum met circa 25% naar beneden bijgesteld, zo staat in de Nota, omdat in deze hoogstedelijke en centraalstedelijke gebieden het autobezit veel lager is dan het landelijk gemiddelde terwijl hier ook goed openbaar vervoer voor handen is. Voorts is in de "Nota stallen en parkeren" de mogelijkheid opgenomen om maatwerk toe te passen in bijzondere gebieden. Vermeld is dat in een centrumgebied soms maatwerk ten aanzien van de toepassing van parkeernormen nodig is, omdat vaak sprake is van bijzondere functies en beperkte ruimte. In bijlage 1 bij de "Nota stallen en parkeren" staat dat het toepassen van maatwerk mogelijk is indien wordt aangetoond dat op andere wijze binnen acceptabele loopafstand rond de ontwikkeling in de nodige parkeerruimte wordt voorzien. In dat verband dient te worden aangetoond dat deze alternatieve parkeerruimte structureel en duurzaam beschikbaar is op tijden dat het nodig is voor de parkeervraag van de ontwikkeling.

De raad heeft in de brief van 29 januari 2014 uiteengezet dat het plan in overeenstemming is met het beleid in de "Nota stallen en parkeren". Er bestaat volgens de raad in dit geval aanleiding om af te wijken van de in de "Nota stallen en parkeren" opgenomen parkeernormen. Onder verwijzing naar publicatie 317 van de CROW, kan volgens de raad een correctiefactor 4 worden toegepast op het berekende aantal parkeerplaatsen vanwege multi-/combinatiebezoek omdat bezoekers van De Bijenkorf veelal tevens een bezoek zullen brengen aan andere winkels in de binnenstad.

De Afdeling overweegt dat op grond van de "Nota stallen en parkeren" weliswaar de mogelijkheid bestaat om met toepassing van maatwerk af te wijken van de parkeernormen, maar acht onvoldoende gemotiveerd waarom in dit geval het toepassen van een correctiefactor 4 is gerechtvaardigd. Hiertoe wordt overwogen dat in publicatie 317 van de CROW deze correctiefactor niet wordt vermeld, zodat de raad ter motivering van de afwijking van zijn parkeernormen niet kan verwijzen naar deze publicatie. Dat bezoekers van De Bijenkorf tevens een bezoek zullen brengen aan andere winkels in de binnenstad en dat dit multi-/combinatiebezoek kan worden verdisconteerd door het toepassen van een correctiefactor 4 op de parkeernorm, acht de Afdeling op zichzelf evenmin afdoende gemotiveerd. Bij dit oordeel wordt betrokken dat de parkeernormen hun basis vinden in de parkeerkencijfers van de CROW, dat deze in de "Nota stallen en parkeren" voor het centrum met 25% naar beneden zijn bijgesteld voor de centrumzone, terwijl blijkens publicatie 317 van de CROW, waarnaar de raad verwijst, voor de verschillende functies eveneens reeds onderscheid is gemaakt tussen de mate van verstedelijking, variërend van niet stedelijk tot zeer sterk stedelijk gebied, waarvoor de parkeerkencijfers verschillen. Gelet op het vorenstaande is het plan dan ook vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de Awb nu een deugdelijke motivering voor de toepassing van een correctiefactor 4 ontbreekt.

13. In de brief van 29 januari 2014 staat dat indien de correctiefactor 4 niet wordt toegepast, dient te worden voorzien in de aanleg van 100 extra parkeerplaatsen, waarvan 19 parkeerplaatsen na uitbreiding van de parkeergarage in het plangebied beschikbaar zijn. Volgens de raad is in de nabijgelegen parkeergarage Paardenveld voldoende restcapaciteit om de overige parkeervraag van 81 plaatsen structureel op te kunnen vangen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft de raad verwezen naar een aantal grafieken waaruit blijkt dat de representatieve bezetting van de parkeergarage Paardenveld niet boven de 65% uitkomt. De parkeergarage heeft, aldus de raad, een restcapaciteit van 134 parkeerplaatsen. Ter zitting heeft de raad evenwel aangegeven dat in de bijgevoegde grafieken uit het zogenoemde PRIS-systeem een verkeerde parameter is aangevinkt waardoor de grafieken niet de totale bezettingsgraad op de verschillende meetmomenten weergeven. Hieruit volgt dat de stelling van de raad dat de bezetting van de parkeergarage Paardenveld niet boven de 65% uitkomt, niet kan worden onderbouwd door middel van deze grafieken. De raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat de grafieken zo dienen te worden gelezen dat de parkeergarage bij een percentage van 65 vol zit. Volgens de raad is op drukke momenten geen parkeerruimte beschikbaar in de garage. Deze piekmomenten acht de raad evenwel niet maatgevend bij de beoordeling van de vraag of structureel en duurzaam de ten behoeve van het plan noodzakelijke parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Daarvoor dient volgens de raad te worden uitgegaan van de reguliere winkeltijden, waarbij de zaterdagen niet dienen te worden meegerekend. Daargelaten de vraag wat als maatgevende bezetting van de parkeergarage dient te worden beschouwd, acht de Afdeling onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat de parkeergarage Paardenveld structureel en duurzaam beschikt over een restcapaciteit van 81 parkeerplaatsen die kan worden benut ten behoeve van de parkeervraag van bezoekers van De Bijenkorf. De enkele verwijzing van de raad naar de bijgevoegde grafieken is hiertoe onvoldoende. Gelet hierop is het plan op dit punt eveneens vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de Awb.

Conclusie

14. In hetgeen Stichting Wijk C Komitee en Hoog Catharijne B.V. en andere hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 29 november 2012, waarbij het bestemmingsplan is vastgesteld, is genomen in strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De vraag in hoeverre de uitkomsten van de luchtkwaliteit- en geluidonderzoeken zoals die thans aan het plan ten grondslag zijn gelegd, kunnen dienen ter onderbouwing van het plan, behoeft gelet hierop geen bespreking.

Gelet op artikel 3.30, derde lid, van de Wro dient de door het college op 4 december 2012 verleende omgevingsvergunning voor het in- en uitwendig veranderen en vergroten van het winkelcentrum La Vie, de parkeergarage en kantoren en het slopen van een loopbrug - waarvoor het onderhavige bestemmingsplan het toetsingskader heeft gevormd - eveneens te worden vernietigd. Het beroep van Hoog Catharijne B.V. en andere voor zover gericht tegen het laatstgenoemde besluit is eveneens gegrond.

Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

15. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

De Afdeling ziet aanleiding de door Stichting Wijk C Komitee gewenste vergoeding van de kosten van de door hen ingebrachte deskundigenrapporten in verband met de daaraan bestede uren, in samenhang bezien met de omvang van het rapport, te matigen. De Afdeling zal in de berekening van de vergoeding van de kosten voor de deskundigenrapporten uitgaan van 30 uren die aan het opstellen van de rapporten zijn besteed.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van de Stichting stichting Wijk C Komitee en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoog Catharijne B.V. en andere gegrond;

II. vernietigt het besluit:

a. van de raad van de gemeente Utrecht van 29 november 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Hoek Sint Jacobsstraat-Lange Viestraat, Binnenstad";

b. van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht van 4 december 2012 tot verlening van een omgevingsvergunning voor het in- en uitwendig veranderen en vergroten van het winkelcentrum La Vie, de parkeergarage en kantoren en het slopen van een loopbrug;

III. draagt de raad van de gemeente Utrecht op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de onder II. vernietigde onderdelen worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Utrecht tot vergoeding van bij Stichting Wijk C Komitee in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3954,50 (zegge: negenendertighonderdvierenvijftig euro en vijftig cent), waarvan € 1704,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

veroordeelt de raad van de gemeente Utrecht tot vergoeding van bij Hoog Catharijne B.V. en andere in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1704,50 (zegge: zeventienhonderdvier euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;

V. gelast dat de raad van de gemeente Utrecht aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt, ten bedrage van:

a. € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) voor de stichting Stichting Wijk C Komitee;

b. € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoog Catharijne B.V. en andere, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;

Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.C.V. Fenwick, ambtenaar van staat.

w.g. Drupsteen w.g. Fenwick
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2014

608.