Uitspraak 201301646/1/R4


Volledige tekst

201301646/1/R4.
Datum uitspraak: 28 augustus 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Vereniging Verontruste Burgers van Voorne (hierna: VVBV), gevestigd te Rockanje, gemeente Westvoorne,
appellante,

en

de raad van de gemeente Hellevoetsluis,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Discotheek Dammenweg (N57)" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft VVBV beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid N57 Holding BV een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

VVBV heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2013, waar VVBV, vertegenwoordigd door ir. P.A.J. Thomassen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.J. van Es-Bel en M.G.J.W. Gerards, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. L. van Schie-Kooman, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting N57 Holding BV, vertegenwoordigd door ing. R.F. Pichel, gehoord.

Overwegingen

Het plan

1. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor de ontwikkeling van een discotheek met daaraan ondergeschikt een wegrestaurant en een zaalaccommodatie aan de Zwartedijk/N57 te Hellevoetsluis.

Ontvankelijkheid

2. De raad stelt zich op het standpunt dat VVBV niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het plan nu niet duidelijk is welke feitelijke werkzaamheden zij verricht anders dan het voeren van juridische procedures.

2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen tevens beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.2. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.

2.3. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de statuten van VVBV heeft VVBV als doel de bescherming van de (internationaal befaamde) natuurgebieden van en in de nabijheid van Voorne en de kwaliteit van de woon- en leefomgeving van de bewoners van Voorne, alsmede de behartiging van de belangen van de bewoners van de gemeente Westvoorne, welke belangen verband houden met de woon- en leefomgeving van voornoemde bewoners, één en ander in de meest ruime zin des woords.

Ingevolge het tweede lid tracht VVBV dit doel onder meer te bereiken:

a. door kritisch de ontwikkelingen te volgen die mogelijk een negatieve invloed hebben op de woon- en leefomgeving van de bewoners danwel, op welke wijze dan ook, afbreuk doen aan de natuurgebieden van en in de nabijheid van Voorne, het voeren van overleg dienaangaande met partijen en/of (overheids)instanties die daarbij betrokken zijn;

b. het verstrekken van informatie, het organiseren van acties en publieke bijeenkomsten, het onderhouden van contacten met overheden, pers, bedrijven en andere (rechts)personen, alsmede;

c. het benutten van inspraakmogelijkheden, het indienen van bezwaarschriften en het eventueel instellen van rechtsvorderingen en/of optreden als procespartij in (gerechtelijke)procedures wanneer het genoemde doel in het geding is, dan wel;

d. al datgene meer te doen wat nuttig en/of nodig is ter bereiking van het genoemde doel.

VVBV heeft in haar nadere stuk toegelicht welke feitelijke werkzaamheden worden uitgevoerd ter invulling van deze doelstelling.

2.4. De Afdeling is gezien de hiervoor weergegeven statutaire doelstelling in samenhang bezien met de feitelijke werkzaamheden van oordeel dat VVBV door het bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. VVBV is dan ook belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb.

Toetsingskader

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Strijd met provinciale verordening

4. VVBV betoogt dat het mogelijk maken van een discotheek met wegrestaurant en zaalaccommodatie buiten de bebouwingscontouren in strijd is met de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland. Daartoe voert zij aan dat het plan niet voldoet aan het principebesluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college), zodat ontheffing van deze verordening niet geacht kan worden te zijn verleend. Volgens haar zijn het wegrestaurant en de zaalaccommodatie niet ondergeschikt aan de discotheek. VVBV wijst in dit verband op het verschil in aantal bezoekers, aantal verkeersbewegingen, bedrijfseconomische waarde en frequentie van gebruik.

4.1. Volgens de verbeelding is aan het perceel waarop de discotheek met wegrestaurant en zaalaccommodatie is voorzien de bestemming "Horeca" toegekend.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, van de planregels zijn de voor "Horeca" aangewezen gronden bestemd voor:

a. een discotheek met daaraan ruimtelijk ondergeschikt, een zaalaccommodatie en een wegrestaurant, met dien verstande dat:

1. maximaal 4.050 m2 mag worden gebruikt voor de discotheek, waarvan maximaal 500 m2 mag worden gebruikt voor de zaalaccommodatie;

2. maximaal 800 m2 mag worden gebruikt voor het wegrestaurant;

b. bijbehorende voorzieningen, zoals technische ruimten, groen, water, kantoor, magazijn, speelvoorzieningen, verhardingen (waaronder wegen) en parkeervoorzieningen.

4.2. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening Ruimte sluiten bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren (zoals aangegeven op kaart 1) bestemmingen uit die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies mogelijk maken.

Ingevolge artikel 17, derde lid, wordt, voor zover hier van belang, ontheffing van deze verordening geacht te zijn verleend voor principeverzoeken over ruimtelijke ontwikkelingen waarmee gedeputeerde staten hebben ingestemd tussen 1 januari 2005 en 20 juli 2010.

4.3. Niet in geschil is dat het perceel waarop de discotheek met wegrestaurant en zaalaccommodatie is voorzien buiten de bebouwingscontouren van Hellevoetsluis is gelegen. Bij brief van 27 februari 2007 heeft het college evenwel een principebesluit als bedoeld in artikel 17, derde lid, van de Verordening Ruimte genomen strekkende tot medewerking aan het verzoek om een discotheek met daaraan ondergeschikt een wegrestaurant en een zaalaccommodatie op de hoek van de Zwartedijk Oost/N57 in de gemeente Hellevoetsluis te ontwikkelen. In deze brief zijn als voorwaarden gesteld dat de zalenverhuur en het wegrestaurant ondergeschikt dienen te zijn aan de discotheek, de discotheek goed inpasbaar moet zijn in de omgeving en een hotelvoorziening of mogelijk andere toe te voegen functies niet zijn toegestaan.

Uit de Nota van beantwoording zienswijzen blijkt dat het college over het ontwerpplan een zienswijze naar voren heeft gebracht, omdat het plan niet voldeed aan de voorwaarden bij de principetoestemming. Naar aanleiding van deze zienswijze heeft de gemeente Hellevoetsluis volgens de Nota van beantwoording zienswijzen overleg gevoerd met het college, waaruit naar voren is gekomen dat het plan volgens het college op drie aspecten in strijd is met het principebesluit, te weten een te groot bouwvolume, een te grote bouwhoogte en een opeenstapeling van functies. In reactie daarop heeft N57 Holding BV het bouwplan aangepast en is het plan overeenkomstig het aangepaste bouwplan gewijzigd vastgesteld. In de Nota van beantwoording zienswijzen is vermeld dat door het verkleinen van het wegrestaurant van maximaal 1.200 m2 naar maximaal 800 m2 en het multifunctioneel gebruik van maximaal 500 m2 van de discotheekruimte als zaalaccommodatie, het wegrestaurant en de zaalaccommodatie ruimtelijk ondergeschikt zijn aan de totale oppervlakte van de discotheek. De ruimtelijke ondergeschiktheid van het wegrestaurant en zaalaccommodatie aan de discotheek is gewaarborgd in artikel 3, lid 3.1.1, van de planregels. Bij brief van 13 november 2012 heeft het college laten weten dat het aangepaste bouwplan in overeenstemming wordt geacht met de uitgangspunten van het principebesluit. De Afdeling leidt hieruit af dat door het college onder de ondergeschiktheid van de zaalaccommodatie en het wegrestaurant aan de discotheek wordt verstaan ondergeschiktheid in oppervlakte. Het door VVBV genoemde verschil in aantal bezoekers, aantal verkeersbewegingen, bedrijfseconomische waarde en frequentie van gebruik kunnen in het kader van de beoordeling van de ruimtelijke ondergeschiktheid derhalve geen rol spelen.

Nu het college bij brief van 27 februari 2007 een principebesluit als bedoeld in artikel 17, derde lid, van de Verordening Ruimte heeft genomen strekkende tot medewerking aan het verzoek om te komen tot ontwikkeling van de locatie op de hoek van de Zwartedijk Oost/N57 in de gemeente Hellevoetsluis en aan de in het principebesluit opgenomen voorwaarden wordt voldaan, ziet de Afdeling in hetgeen VVBV aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met artikel 2, eerste lid, van de Verordening Ruimte. Het betoog faalt.

Alternatieve locaties

5. VVBV betoogt dat de raad alternatieve locaties voor de discotheek met wegrestaurant en zaalaccommodatie onvoldoende heeft onderzocht. Volgens haar zijn de onderzochte alternatieve locaties niet geschikt. De raad had naar locaties moeten zoeken die beter landschappelijk inpasbaar zijn, meer aansluiten bij bestaande of in ontwikkeling zijnde recreatieve voorzieningen, goed en veilig bereikbaar zijn met eigen vervoer alsmede openbaar vervoer en meer in overeenstemming zijn met nota’s en visies van het Rijk en de provincie Zuid-Holland waarbij het combineren van functies voorop wordt gesteld, aldus VVBV. In dit verband wijst zij als alternatief op de locatie waar de N497 de landelijke weg kruist.

5.1. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

Volgens de plantoelichting heeft de gemeente Hellevoetsluis diverse onderzoeken uitgevoerd naar mogelijke locaties voor een commerciële discotheek binnen het stedelijk gebied en daarbuiten. Naar aanleiding van de onderzoeken heeft de gemeente Hellevoetsluis een zoekgebied voor de vestiging van een discotheek aangewezen, te weten het gebied aan weerszijden van de rotonde ter hoogte van de Zwartedijk (N496), Dammenweg (N57) en Noorddijk/ Provincialeweg, aldus de plantoelichting. Volgens bijlage 5 bij de plantoelichting is voor dit zoekgebied gekozen, omdat het gebied vanuit verschillende richtingen bereikbaar is, een betere route ten behoeve van langzaam verkeer heeft dan de andere locaties, geen sluiproutes aanwezig zijn en mogelijkheden aanwezig zijn met betrekking tot het realiseren van een multifunctioneel horecakarakter en beveiligd parkeren. Na aanwijzing van dit zoekgebied is de gemeente Hellevoetsluis, volgens de plantoelichting, gestart met het zoeken van een initiatiefnemer voor de ontwikkeling van een discotheek binnen het zoekgebied door het uitnodigen van ondernemers om een bedrijfsplan in te dienen en de gewenste locatie binnen het zoekgebied aan te geven. Het bedrijfsplan van N57 Holding BV werd als beste beoordeeld, waardoor de keuze is gemaakt voor de in dat plan voorziene locatie binnen het zoekgebied. Ter zitting heeft N57 Holding BV toegelicht dat zij in gesprek is met openbaar vervoersbedrijven over een specifiek op de aanwezige functies toegesneden busverbinding naar het plangebied.

Wat betreft de door VVBV aangedragen alternatieve locatie heeft de raad ter zitting onweersproken gesteld dat dit geen reëel alternatief is, omdat een discotheek op grond van de Verordening Ruimte niet op die locatie is toegestaan, de economische haalbaarheid op die locatie niet zeker is en deze locatie minder goed bereikbaar alsmede minder verkeersveilig is.

Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling in hetgeen VVBV aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende onderzoek heeft verricht naar alternatieve locaties. Evenmin geeft hetgeen VVBV aanvoert aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de voorkeur heeft kunnen geven aan de in het plan voorziene locatie boven de door VVBV aangedragen alternatieve locatie. Het betoog faalt.

Gezondheidsrisico’s

6. VVBV voert aan dat een aanvaardbaar leefklimaat voor de bezoekers van de discotheek, het wegrestaurant en de zaalaccommodatie niet is gewaarborgd. Daartoe voert zij aan dat op korte afstand van het plangebied een intensieve veehouderij is gevestigd die plannen heeft om uit te breiden. Volgens VVBV zijn aan een veehouderij risico's verbonden voor de gezondheid van mensen in de directe omgeving, in dit geval de bezoekers van de discotheek, het wegrestaurant en de zaalaccommodatie. Zij wijst op een advies ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’ van de Gezondheidsraad van 30 november 2012. Hier is volgens haar ten onrechte geen rekening mee gehouden.

6.1. Uit de verbeelding volgt dat op een afstand van ongeveer 600 m van het plangebied aan de Quacksedijk 6 te Rockanje een veehouderij is gelegen.

6.2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in gevoelige functies is de mogelijke besmetting met dierziekten vanwege nabijgelegen agrarische bedrijven een mee te wegen belang. De bestrijding van besmettelijke dierenziekten vindt primair regeling in andere wetgeving. Voorts kunnen aan de milieuvergunning voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken.

Het advies ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’ van de Gezondheidsraad van 30 november 2012 heeft betrekking op de risico’s van wonen in de buurt van veehouderijen. Nu het plan ziet op de realisatie van een discotheek met wegrestaurant en zaalaccommodatie gaat het in dit geval niet om mensen die permanent in de omgeving van een veehouderij verblijven. Voorts wordt in het advies geconcludeerd dat de stand van de wetenschap tekortschiet om duidelijke uitspraken over de gezondheidsrisico's van wonen in de buurt van veehouderijen te kunnen doen. Verder bestaan hierin geen aanknopingspunten voor een conclusie over de gezondheidsrisico's in dit geval. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de risico's van besmettelijke dierziekten voor de volksgezondheid geen aanleiding geven om de voorziene discotheek met wegrestaurant en zaalaccommodatie op een afstand van ongeveer 600 m van de veehouderij aan de Quacksedijk 6 te Rockanje niet toe te staan. Het betoog faalt.

Landschappelijke inpassing

7. VVBV voert aan dat de voorziene discotheek met wegrestaurant en zaalaccommodatie onvoldoende landschappelijk wordt ingepast. Volgens VVBV is sprake van een dominant ruimtelijk gebouw in het open en vlakke landelijk gebied. Zij wijst op de ruimtelijke beleving komende vanuit Rockanje en Stellendam.

7.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.5.1, van de planregels moet voorafgaande aan de ingebruikname van het hoofdgebouw, zoals bedoeld in lid 3.1.1, voldaan worden respectievelijk moet blijvend voldaan zijn aan de volgende voorwaardelijke verplichtingen:

a. in het actieve seizoen van vleermuizen (= van begin maart tot eind november) mag gedurende de schemer- en nachtperiodes niet met bouwverlichting worden gewerkt;

b. het aanleggen van een natuurzone, bestaande uit onder andere moerasgebied en struweel, met een natuurlijke overgang van nat naar droog in het noordelijke deel van het plangebied. De oppervlakte van de natuurzone dient minimaal 6.000 m2 te bedragen. De natuurzone wordt extensief beheerd waarbij de natuurlijke groei en harmonische ontwikkeling zoveel mogelijk worden gerespecteerd;

c. de moeraszone bestaat uit gras- en plasdraszone, ten behoeve van het creëren van foerageergebied voor de boomvalk en weidevogels;

d. inpassing van 1) struweel in het noordwestelijke deel van het plangebied, 2) bomen op de parkeerplaats, 3) struweel rondom nestplaats van de boomvalk en 4) kruidenrijk grasland op dak van het gebouw;

e. aanleg van een verflauwde (niet-steile) oever in een sloot aan de oostzijde van het plangebied;

f. het dak van het hoofdgebouw loopt van uit het oostelijk deel van het plangebied vanaf maaiveld op richting het westen en is voorzien van een grasdak;

g. het aanleggen van verlichting met een maximale hoogte van 2,5 m die niet uitstraalt naar bomenrijen, boomkronen of wateroppervlak;

h. het handhaven van de vliegroute voor vleermuizen langs de Zwartedijk. Alleen die bomen mogen worden verwijderd die strikt noodzakelijk zijn voor de aanleg van de weg. Een onderbreking van de bomenrij als gevolg van de aanleg van de weg dient derhalve minimaal te zijn;

i. het realiseren van alternatieve nestgelegenheden voor zowel vleermuizen als voor huismussen. Hiervoor moeten voor vleermuizen 5 neststenen en voor huismussen 10 nestkassen worden geplaatst. Deze nestgelegenheden dienen aan de zuidzijde van het gebouw gerealiseerd te zijn;

j. het aanleggen van een aarden wal/keerwand als overgang richting de moeraszone, met als doel het zoveel mogelijk voorkomen van lichthinder van auto’s;

k. de discotheek wordt uitgevoerd in een doos-in-doos-constructie met een geluidsisolerende werking.

7.2. Volgens de plantoelichting en bijlagen 1, 2, 3 en 22 bij de plantoelichting heeft de raad beoogd te voorzien in een landschappelijke inpassing van het beoogde te realiseren gebouw voor de discotheek met wegrestaurant en zaalaccommodatie. In de plantoelichting is vermeld dat de bebouwing komt te liggen onder een groen dak dat oploopt vanaf het maaiveld in het buitengebied naar het parkeerterrein, waardoor het gebouw vrijwel volledig opgaat in het landschap. Voorts is in de plantoelichting vermeld dat het plangebied grotendeels groen zal worden ingericht. In dit verband volgt uit de plantoelichting dat de bestaande bomen in het plangebied zoveel mogelijk worden behouden, aan de noordzijde van het plangebied een ecologische zone met waterbergingsfunctie zal worden ontwikkeld en tussen de parkeerplaatsen hagen komen te staan en enkele parkeerplaatsen zullen worden ingevuld als boomvak. Met het oog op de realisatie van deze landschappelijke inpassing zijn in artikel 3, lid 3.5.1, van de planregels voorwaardelijke verplichtingen opgenomen waaraan voorafgaande aan de ingebruikname van het gebouw voldaan moet worden respectievelijk blijvend voldaan moet zijn. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan er in voorziet dat het gebouw, waarin een discotheek met wegrestaurant en zaalaccommodatie mogelijk wordt gemaakt, landschappelijk wordt ingepast. Het betoog faalt.

Herhaling zienswijze

8. Voor zover VVBV in haar beroepschrift verzoekt de inhoud van haar zienswijze als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de Nota van beantwoording zienswijzen behorende bij het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. VVBV heeft in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Conclusie

9. Het beroep is ongegrond.

10. Voor zover in deze uitspraak is geoordeeld dat de beroepsgronden falen, heeft de Afdeling zich niet uitgesproken over de vraag of artikel 8:69a van de Awb aan vernietiging van het bestreden besluit in de weg zou hebben gestaan.

Proceskosten

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.

w.g. Helder w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2013

625.