Uitspraak 201211369/1/R2


Volledige tekst

201211369/1/R2.
Datum uitspraak: 19 juni 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B, beiden wonend te Afferden, gemeente Druten,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Druten,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2012, kenmerk 12-33, heeft de raad het gedeelte van de plangrens van het bestemmingsplan "Druten-Oost", dat de scheiding vormt tussen het plandeel met de bestemming "Verkeer" en het perceel aan de [locatie] in Afferden, opnieuw vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 april 2013, waar [appellant A] en de raad, vertegenwoordigd door L. Flier, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de commanditaire vennootschap Ontwikkelingsmaatschappij Druten-Oost C.V., vertegenwoordigd door J.G.W. Hol, als ontwikkelaar van de in het plan voorziene woningbouw, gehoord.

Overwegingen

1. Het bestreden besluit is genomen naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2012 in zaak nr. 201108096/1/R2. Bij deze uitspraak heeft de Afdeling het besluit van de raad van 7 juli 2011, kenmerk 11-25, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Druten-Oost" (hierna: het plan) wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd, voor zover het betreft het gedeelte van de plangrens dat de scheiding vormt tussen het plandeel met de bestemming "Verkeer" en het perceel van [appellant A] en [appellant B aan de [locatie] (lees hiervoor nummer [..] (hierna: het perceel)). Naar aanleiding hiervan heeft de raad bij besluit van 27 september 2012 het gedeelte van de plangrens opnieuw vastgesteld. De plangrens is niet gewijzigd ten opzichte van het besluit van de raad van 7 juli 2011.

2. [appellant A] en [appellant B richten zich tegen het bestreden besluit nu daardoor een gedeelte van het perceel niet in het plan is opgenomen met als gevolg dat de door hen gewenste woningbouw op een gedeelte van het perceel niet kan worden gerealiseerd. Zij betogen dat niet is voldaan aan de uitspraak van de Afdeling, omdat de raad alsnog onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bij de vaststelling van de plangrens een gedeelte van het perceel buiten het plangebied is gelaten.

2.1. De raad acht de door [appellant A] en [appellant B gewenste woningbouw op het perceel ruimtelijk onaanvaardbaar. In het bestreden besluit heeft de raad de bij het besluit van 7 juli 2011 aangevoerde ruimtelijke argumenten nader gemotiveerd. De raad stelt dat de gewenste woningbouw niet past in de stedenbouwkundige opzet van het plan. In dit verband heeft de raad ter zitting naar voren gebracht dat de door [appellant A] en [appellant B gewenste woningbouw op het perceel geen samenhang heeft met de in het plan opgenomen uit te werken woonbestemmingen en andere woningen in de omgeving van het perceel, nu de aangrenzende onbebouwde gronden aan de westzijde van het perceel niet kunnen worden verworven. Voorts stelt de raad dat volgens gemeentelijk beleid, zoals opgenomen in het door de raad opgestelde rapport ‘Faseren en doseren van de woningbouw in Druten’ van 24 maart 2011, geen ruimte meer bestaat voor het toevoegen van nieuwe woningen. Ten slotte stelt de raad dat de ontsluiting van de gewenste woningbouw op de weg die is voorzien op het aan de noordzijde van het perceel gelegen plandeel met de bestemming "Verkeer", op bezwaren stuit. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de voorziene weg als hoofdontsluiting van de nieuwe wijk dient en met een bocht langs het perceel zal worden gerealiseerd. Daardoor zou de ontsluiting van de gewenste woningbouw haaks op de voorziene weg komen te liggen. Volgens de raad is dit ongewenst gezien de onoverzichtelijke situatie die door een ontsluiting in de bochten van de voorziene weg zal ontstaan. Voorts acht de raad een ontsluiting ongewenst door de te verwachten hoge verkeersintensiteit op deze weg. Gelet op voornoemde bezwaren stelt de raad dat het niet nodig is om te bezien of het opnemen van de aanduiding "tuinbouw uitgesloten" op de aan de westzijde van het perceel gelegen onbebouwde gronden mogelijk is.

[appellant A] en [appellant B hebben niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet op voornoemde standpunten betreffende stedenbouw, volkshuisvesting en verkeer heeft kunnen stellen. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de motivering het bestreden besluit niet kan dragen. De Afdeling acht dan ook niet aannemelijk gemaakt dat tussen het perceel en het plangebied een dusdanige samenhang bestaat dat het perceel niet buiten het plangebied had mogen worden gehouden. Dat de raad niet heeft bezien of het opnemen van de aanduiding "tuinbouw uitgesloten" op de aan de westzijde van het perceel gelegen onbebouwde gronden mogelijk is, maakt dit niet anders. De betogen falen.

3. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Vogel-Carprieaux
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2013

458-772.