Uitspraak 201204384/1/T1/R4


Volledige tekst

201204384/1/T1/R4.
Datum uitspraak: 20 februari 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Nijemirdum, gemeente Gaasterlân-Sleat,

en

de raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Nijemirdum-Wytlân" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2012, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door K. Witteveen, en de raad, vertegenwoordigd door drs. T.J. Jagersma, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [directeur] gehoord.

Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, zoals dit luidde ten tijde van belang, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Planbeschrijving

2. Het plan voorziet in de bouw van negentien woningen, te bouwen aan een nieuwe ontsluitingsweg vanaf de Lyklamawei. Voorts voorziet het plan in een ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje, een evenemententerrein, een bedrijf en een maatschappelijke bestemming, te weten voor een kerk en een dorpshuis.

Woningen

3. [appellant] betoogt dat hij door het plan privacy, rust en vrijheid verliest, omdat de bebouwing te dicht bij zijn perceel is voorzien.

3.1. De raad stelt dat voldoende rekening is gehouden met de belangen van [appellant]. De raad wijst daarbij met name op de verplaatsing van de woningen die in het ontwerpbestemmingsplan dichter bij het perceel van [appellant] waren voorzien. Verder wijst de raad erop dat [appellant] geen recht heeft op een blijvend vrij uitzicht en dat het uitzicht alleen aan de zuidkant van het perceel wordt aangetast.

3.2. Vast staat dat het perceel van [appellant] wordt gescheiden van de voorziene woningen door een strook grond met de bestemming "Groen". Uit de reactie van het college van burgemeester en wethouders op een inspraakreactie blijkt voorts dat deze strook beplant zal worden, hetgeen eveneens is vastgelegd in de overeenkomst tussen [belanghebbende] en de gemeente. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aantasting van de privacy, rust en vrijheid van [appellant] niet zo ernstig is, dat daaraan een doorslaggevend gewicht had moeten worden toegekend. Het betoog faalt.

Ontsluitingsweg

4. [appellant] voert aan dat de ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje zal leiden tot overlast, omdat de ontsluitingsweg zeer dicht tegen zijn perceel zal worden aangelegd en sluipverkeer van en naar de kerk en het dorpshuis gebruik zal maken van deze ontsluitingsweg. Voorts stelt [appellant] dat de aansluiting van de ontsluitingsweg op het smalle Wytlânsdykje leidt tot een verkeersonveilige situatie, nu binnen 75 meter van de voorziene aansluiting reeds vier uitritten zijn gesitueerd.

4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het sluipverkeer geen gebruik zal maken van de ontsluitingswegen, omdat het meeste verkeer gebruik zal blijven maken van de doorgaande weg Lyklamawei. Daarnaast is het beleid van de gemeente om voor alle wegen binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur in te stellen. Hierdoor blijft de overlast voor [appellant] beperkt.

4.2. Het plan voorziet in twee ontsluitingswegen: een vanaf het Wytlânsdykje en een vanaf de Lyklamawei. De ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje is vijf meter naast het perceel en de oprit naar de woning van [appellant] voorzien. Blijkens een ter zitting gegeven toelichting bevinden zich binnen 75 meter van de voorziene aansluiting van de onsluitingsweg op het Wytlânsdykje reeds drie uitritten, namelijk een andere ontsluitingsweg, een bedrijfsuitrit van een transportbedrijf en de uitrit van [appellant]. Bij de realisering van het plan worden hier de ontsluitingsweg voor de in het plan voorziene ontwikkelingen en mogelijk de uitrit van het perceel waaraan een bedrijfsbestemming is toegekend aan toegevoegd. Voorts heeft [appellant] ter zitting onweersproken gesteld dat het Wytlânsdykje slechts drie meter breed is. De gevolgen van een dergelijke concentratie van uitritten voor de verkeersveiligheid op het smalle Wytlânsdykje zijn niet door de raad onderzocht. Dit klemt te meer nu de raad bij brief van 6 december 2012 en ter zitting heeft toegelicht dat de ontsluiting op het Wytlânsdykje de hoofdontsluiting van het plangebied moet worden.

De raad heeft ook geen onderzoek verricht naar de mogelijke gevolgen van de ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje voor het woon- en leefklimaat van [appellant], terwijl deze ontsluitingsweg dicht bij het perceel van [appellant] is voorzien. Zo is niet onderzocht of [appellant] geluidhinder van de ontsluitingsweg zal ondervinden en hoeveel verkeer van de ontsluitingsweg gebruik zal maken. Ook heeft de raad geen onderzoek verricht naar het mogelijke sluipverkeer dat van de voorziene ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje gebruik zal maken en of, gelet op het (sluip)verkeer, verkeersbeperkende maatregelen op deze ontsluitingsweg of de ontsluitingsweg vanaf de Lyklamawei nodig zijn.

Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de gevolgen van het bestreden besluit voor de verkeersveiligheid en het woon- en leefklimaat van [appellant] onvoldoende zijn onderzocht. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het betoog slaagt.

Evenemententerrein

5. Het beroep van [appellant] richt zich verder tegen de bestemming "Groen" voor het terrein tegenover zijn perceel. [appellant] vreest dat de evenementen op het terrein tot overlast zullen leiden. Hij wijst hierbij op geluidoverlast, parkeeroverlast en overlast van bezoekers van het evenemententerrein.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de gronden met de bestemming "Groen" mede zijn bedoeld voor kleinschalige evenementen, met een maximum van twaalf per jaar. Het evenemententerrein is voornamelijk bedoeld voor de jaarlijkse braderie. Andere evenementen zullen volgens de raad niet alleen moeten voldoen aan de planregels, maar ook aan de regels uit de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV), waardoor voldoende waarborgen bestaan dat er geen onaanvaardbare hinder zal zijn. Voorts merkt de raad op dat op het evenemententerrein onder het oude bestemmingsplan eveneens evenementen mogelijk waren.

5.2. Ingevolge artikel 4 van de planregels mogen op plaatsen met de bestemming "Groen" evenementen plaatsvinden. Het mag hierbij slechts gaan om evenementen van categorie 1, met een maximum van twaalf per jaar.

Ingevolge artikel 1 van de planregels is een evenement elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, waaronder mede wordt verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht niet zijnde een betoging, en een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg.

Een evenement van categorie 1 is ingevolge artikel 1 van de planregels een evenement met onversterkte (straat)muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties, en dergelijke, waarbij het evenement per dag maximaal 5000 bezoekers trekt.

5.3. In de eerste plaats merkt de Afdeling op dat de raad niet heeft gemotiveerd waarom op het evenemententerrein twaalf evenementen per jaar met maximaal 5000 bezoekers per evenement mogelijk moeten worden gemaakt, nu de raad ter zitting heeft verklaard dat het terrein waarschijnlijk alleen zal worden gebruikt voor de jaarlijkse dorpsbraderie met ongeveer 250 bezoekers uit Nijemirdum en directe omgeving.

Ingevolge artikel 1 en 4 van de planregels, in onderlinge samenhang bezien, is op de bestemming "Groen" een evenement met maximaal 5000 bezoekers per dag mogelijk. Aannemelijk is dat een deel van de bezoekers met de auto naar het evenement zal komen. Voorts is aannemelijk dat het aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte in de omgeving van het evenemententerrein onvoldoende is, uitgaande van 5000 bezoekers per dag, nu het parkeerterrein op de maatschappelijke bestemming te weinig parkeerplaatsen bevat voor een evenement met een dergelijke omvang en niet is gebleken dat er andere parkeergelegenheid in de directe omgeving van het terrein is. Verder is in de planregels, anders dan bij de bestemmingen "Bedrijf" en "Maatschappelijk", voor de bestemming "Groen" niet vastgelegd dat de gronden met deze bestemming ook voor parkeerdoeleinden mogen worden gebruikt. Het betoog van de raad dat het evenemententerrein enkel voor de braderie zal worden gebruikt, waardoor veel bezoekers op de fiets naar het evenement zullen komen, en dat in de APV verdere beperkingen van de evenementen zijn opgenomen, kan, zolang het plan ter zaken geen beperkingen bevat, niet slagen, omdat moet worden uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden. Het besluit berust voor wat betreft het parkeren derhalve niet op deugdelijk onderzoek.

Eveneens heeft de raad onvoldoende onderzoek verricht naar de gevolgen van de evenementen voor het woon- en leefklimaat van [appellant].

Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat door de raad onvoldoende is gemotiveerd waarom in de planregels mogelijk wordt gemaakt dat op de gronden met de bestemming "Groen" twaalf evenementen per jaar met maximaal 5000 bezoekers per evenement worden gehouden, nu kennelijk de bedoeling is dat deze gronden enkel zullen worden gebruikt voor de jaarlijkse braderie. Voorts is, uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden, door de raad onvoldoende onderzocht of het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen en of de gevolgen voor het woon- en leefklimaat op het perceel van [appellant] van dergelijke grootschalige evenementen aanvaardbaar te achten is. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb genomen.

Bedrijfsperceel

6. [appellant] stelt verder dat het perceel met de bestemming "Bedrijf" zeer dicht bij zijn perceel ligt en dat onduidelijk is wat de gevolgen zijn voor zijn privacy en woongenot.

6.1. Volgens de raad zal de bestemming "Bedrijf" niet voor onaanvaardbare hinder zorgen, omdat ter zitting is gebleken dat alleen kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogelijk worden gemaakt. Daarnaast ligt het perceel op voldoende afstand van het perceel van [appellant]. De raad wijst hierbij op de richtafstanden uit de Handreiking "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2007 (hierna: VNG-brochure). Ook zal een bedrijf zich moeten houden aan de eisen uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (thans: Activiteitenbesluit milieubeheer), aldus de raad.

6.2. Ingevolge artikel 3 van de planregels mogen de gronden met de bestemming "Bedrijf" gebruikt worden door een bedrijf van maximaal categorie 2. Bij de planregels is een bedrijvenlijst als bijlage opgenomen, welke lijst is gebaseerd op de VNG-brochure. Uit de VNG-brochure blijkt dat voor de in de bedrijvenlijst opgenomen bedrijven van categorie 2, de grootste afstand van het bedrijf tot milieugevoelige bestemmingen 30 meter is. Het perceel van [appellant] is gesitueerd op 30 meter van het perceel met de bestemming "Bedrijf". Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een afstand van 30 meter heeft kunnen aanhouden. Gelet hierop heeft de raad zich eveneens in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het perceel met de bestemming "Bedrijf" niet tot onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat zal leiden op het perceel van [appellant]. Het betoog faalt.

Bouwoverlast en realisering van het plan

7. [appellant] betoogt voorts dat de bouwwerkzaamheden aan de woningen tot een langdurige aantasting van het woongenot zullen leiden. Daarnaast betwijfelt [appellant] of het plan gerealiseerd zal worden, omdat de betrokken projectontwikkelaar volgens [appellant] niet in staat is om de gemaakte afspraken na te komen.

7.1. Volgens de raad kan de bouwoverlast hinderlijk zijn, maar is deze van korte duur.

7.2. Wat betreft de vrees van [appellant] voor schade en overlast door bouwwerkzaamheden tijdens de realisering van het plan, overweegt de Afdeling dat dit bezwaar geen betrekking heeft op het plan zelf, maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. Dit bezwaar dient derhalve buiten beschouwing te blijven.

De enkele stelling van [appellant] dat wordt betwijfeld of de betrokken projectontwikkelaar in staat is om het project tijdig uit te voeren, is onvoldoende voor het oordeel dat de raad daardoor op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de in het plan voorziene ontwikkelingen niet binnen de planperiode van tien jaar in uitvoering zullen worden genomen. Het betoog faalt.

Conclusie

8. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, wat de ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje en de regulering van het evenemententerrein in strijd is genomen met artikel 3:2 van de Awb. Voorts is het bestreden besluit, voor wat betreft de de planregels betreffende het evenemententerrein in strijd genomen met artikel 3:46 van de Awb.

Bestuurlijke lus

9. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen. De raad dient:

- met inachtneming van overweging 4.2 te onderzoeken welke gevolgen de voorziene ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje heeft voor de verkeersveiligheid op het Wytlânsdykje, welke gevolgen de ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje heeft voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van het perceel van [appellant] en hoeveel verkeer gebruik zal maken van de ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje en op grond van deze onderzoeken het besluit op dit punt toereikend te motiveren, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling;

- met inachtneming van overweging 5.3 toereikend te motiveren waarom de planregels twaalf evenementen per jaar met maximaal 5000 bezoekers per evenement mogelijk maken, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling;

- met inachtneming van overweging 5.3 te onderzoeken of voldoende parkeerruimte in de omgeving van het evenemententerrein beschikbaar is teneinde aan de parkeerbehoefte van de evenementen, uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden daartoe, te kunnen voldoen alsmede te onderzoeken welke gevolgen de evenementen, eveneens uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden, hebben voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van het perceel van [appellant] en het besluit op grond van deze onderzoeken toereikend te motiveren, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling.

9.1. Afdeling 3.4 van de Awb hoeft bij de voorbereiding van een nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.

10. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de waardevermindering van zijn woning ten gevolge van het plan, zal in de einduitspraak aan de orde komen.

11. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

draagt de raad van de gemeente Gaasterlân-Sleat op om binnen twintig weken na de verzending van deze tussenuitspraak:

- met inachtneming van overweging 4.2 te onderzoeken welke gevolgen de ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje heeft voor de verkeersveiligheid op het Wytlânsdykje, welke gevolgen de voorziene ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje heeft voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van het perceel van [appellant] en hoeveel verkeer gebruik zal maken van de ontsluitingsweg vanaf het Wytlânsdykje en op grond van deze onderzoeken het besluit op dit punt toereikend te motiveren, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling;

- met inachtneming van overweging 5.3 toereikend te motiveren waarom de planregels twaalf evenementen per jaar met maximaal 5000 bezoekers per evenement mogelijk maken, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling;

- met inachtneming van overweging 5.3 te onderzoeken of voldoende parkeerruimte in de omgeving van het evenemententerrein beschikbaar is teneinde aan de parkeerbehoefte van de evenementen, uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden daartoe, te kunnen voldoen alsmede te onderzoeken welke gevolgen de evenementen, uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden, hebben voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van het perceel van [appellant] en het besluit op grond van deze onderzoeken toereikend te motiveren, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling;

- indien wordt besloten tot het vaststellen van een andere planregeling het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

- de Afdeling de uitkomst mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2013

218-767.