Uitspraak 201208560/1/R1


Volledige tekst

201208560/1/R1.
Datum uitspraak: 24 oktober 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te Heerlen,

en

de raad van de gemeente Heerlen,
verweerder.

Procesverloop

[appellante] heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan "Heerlerbaan 239".

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2012, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. H.M.J.G. Neelis, werkzaam bij Neelis omgevingsrechtjuristen, is verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), gelezen in samenhang met de artikelen 3:11 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerp van een bestemmingsplan voor de duur van zes weken ter inzage gelegd.

Ingevolge het eerste lid, onder e, beslist de gemeenteraad binnen twaalf weken na de termijn van terinzageligging omtrent vaststelling van het bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, kan een belanghebbende bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld: het niet tijdig nemen van een besluit.

Ingevolge artikel 6:12, eerste lid, is het beroep indien het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.

Ingevolge het tweede lid kan het beroepschrift worden ingediend zodra:

a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en

b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is.

2. Het ontwerpbestemmingsplan "Heerlerbaan 239" is met ingang van 28 juli 2011 voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Het voorziet in een planologische regeling voor twee bestaande supermarkten en een drogisterij aan de Heerlerbaan 239.

De raad heeft nog niet beslist omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. De termijn als bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, onder e, van de Wro is derhalve overschreden.

3. [appellante] exploiteert op de [locatie] op ongeveer 90 m afstand van het perceel Heerlerbaan 239 onder meer een tankstation met supermarkt. Zij richt zich tegen de regeling in het ontwerpplan. Zij heeft de raad bij brief van 6 augustus 2012 meegedeeld dat hij in gebreke is tijdig een besluit te nemen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van het besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan. Zij verzoekt de Afdeling de raad op te dragen om binnen een bepaalde termijn alsnog te besluiten.

4. De raad betoogt dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk is, omdat zij niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestemmingsplan, indien de raad in dit geval een bestemmingsplan overeenkomstig het ontwerp zou hebben vastgesteld. In dit verband voert hij aan dat de afstand tussen het perceel Heerlerbaan 239 en de bedrijfsgronden van [appellante] ongeveer 90 m bedraagt en dat vanaf die locatie geen zicht bestaat op het perceel. De raad voert verder aan dat ook geen sprake is van een concurrentiebelang.

4.1. Zoals hiervoor is overwogen zal het besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan betrekking hebben op het al dan niet vaststellen van een planologische regeling voor twee bestaande supermarkten en een drogisterij aan de Heerlerbaan 239.

Volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2007, in zaak nr. 200606317/1) is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende bij dit besluit. Dit is slechts het geval indien de onderneming in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is als de in het plan voorziene bedrijvigheid. Dit geldt ongeacht de vraag of het concurrentiebelang bij het nemen van dit besluit een rol kan spelen. Vaststaat dat [appellante] onder meer een supermarkt exploiteert op de [locatie] op ongeveer 90 m van het perceel Heerlerbaan 239. Het besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan zal eveneens betrekking hebben op supermarkten. Reeds gelet op het hiervoor beschreven concurrentiebelang zou [appellante] belanghebbende zijn bij het besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan. Het betoog van de raad dat [appellante] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt vanwege de afstand en het ontbreken van zicht, behoeft geen bespreking meer.

5. De raad voert voorts aan dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk is, omdat zij geen belang heeft bij het niet tijdig nemen van een besluit omtrent de vaststelling van het plan. Hiertoe betoogt hij dat zij juist niet wil dat een bestemmingsplan wordt vastgesteld en zij derhalve geen wijziging nastreeft van de juridische situatie als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2010 in zaak nr. 201000372/1/H1.

5.1. De Afdeling overweegt dat [appellante] niet alleen is gebaat bij het niet aanvaarden van het ontwerpbestemmingsplan door de raad, maar ook bij het al dan niet gewijzigd vaststellen daarvan. [appellante] wil met haar beroep immers de impasse doorbreken die is ontstaan met de terinzagelegging van het ontwerpplan, omdat niet handhavend wordt opgetreden tegen de aanwezigheid van de twee supermarkten en de drogisterij aan de Heerlerbaan 239 zolang concreet zicht bestaat op legalisatie als gevolg van de terinzagelegging van het ontwerpplan. Zij wenst daarom dat een besluit wordt genomen om het bestemmingsplan "Heerlerbaan 239" niet vast te stellen dan wel dat het plan al dan niet gewijzigd wordt vastgesteld, zodat zij daartegen rechtsmiddelen kan aanwenden om te bewerkstelligen dat het plan wordt vernietigd. In die situaties bestaat immers niet langer concreet zicht op legalisatie van het gebruik waarna daartegen in beginsel handhavend zal moeten worden opgetreden. Reeds hierom heeft [appellante] belang bij het in rechte ageren tegen het uitblijven van een besluit door de raad omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan en gaat het betoog van de raad met betrekking tot de uitspraak van de Afdeling van 10 november 2010 niet op.

6. Gelet op hetgeen hiervoor in 1 tot en met 3 is overwogen, is het beroep gegrond.

7. De raad dient op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb alsnog te beslissen omtrent vaststelling van het bestemmingsplan. De Afdeling zal daartoe een termijn stellen, waarbij rekening wordt gehouden met de verklaring van [appellante] ter zitting dat zij ermee instemt dat de termijn eindigt op 8 januari 2013 waarop de raad blijkens zijn nadere stuk uiterlijk zal hebben besloten.

De Afdeling bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat de raad een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat de raad in gebreke blijft de uitspraak na te leven.

8. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan "Heerlerbaan 239" van de gemeente Heerlen;

III. draagt de raad van de gemeente Heerlen op om uiterlijk 8 januari 2013 alsnog te besluiten omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan "Heerlerbaan 239" en dit besluit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken;

IV. bepaalt dat de raad van de gemeente Heerlen aan [appellante] een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde datum van 8 januari 2013 overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) per dag bedraagt, met een maximum van € 37.500,00 (zegge: zevenendertig duizend vijfhonderd euro);

V. veroordeelt de raad van de gemeente Heerlen tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 546,25 (zegge: vijfhonderdzesenveertig euro en vijfentwintig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Heerlen aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Priem
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2012

646.