Uitspraak 201206937/1/R1 en 201206937/2/R1


Volledige tekst

201206937/1/R1 en 201206937/2/R1.
Datum uitspraak: 26 september 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op de beroepen, in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Callantsoog, gemeente Zijpe,
2. [appellant sub 2], wonend te Callantsoog, gemeente Zijpe, en anderen,

en

de raad van de gemeente Zijpe,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2012 heeft de raad het bestemmingsplan
"Dorpsplein Callantsoog" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] heeft nadere stukken ingediend.

De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 28 augustus 2012, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. J.A. Wols, werkzaam bij Achmea rechtsbijstand, [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 1], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. de Ruyter, advocaat te Alkmaar, en H. Kuivenhoven, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Overwegingen

1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak

2. Het plan voorziet in de herinrichting van het dorpsplein van Callantsoog.

3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij betogen dat het plan een te globaal karakter heeft. Uit het plan wordt volgens hen onvoldoende duidelijk hoe de precieze inrichting van het plein eruit zal zien, hetgeen zij in strijd achten met de rechtszekerheid.

3.1. De raad heeft uiteengezet dat de invulling van het plein niet gedetailleerd is vastgelegd om de nodige flexibiliteit bij de inrichting te behouden. Voorts geeft het plan volgens de raad voldoende duidelijkheid over hetgeen ter plaatse van het plein mogelijk wordt gemaakt.

3.2. Aan de gronden binnen het plangebied zijn de bestemmingen "Verkeer-Verblijfsgebied" en "Waarde-Archeologie 2" toegekend.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor

"Verkeer-Verblijfsgebied" aangewezen gronden bestemd voor:

a. woonstraten- en paden;

b. voet- en fietspaden;

c. parkeervoorzieningen;

d. plaatsen voor mobiele verkooppunten;

e. evenementen;

f. speelvoorzieningen;

g. groenvoorzieningen;

h. openbare nutsvoorzieningen;

i. water;

j. terrassen en terreinen;

k. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder bruggen, dammen en/ of duikers.

In beginsel behoort het tot de beleidsvrijheid van de raad om de mate van gedetailleerdheid van een plan te bepalen. Het systeem van de Wet ruimtelijke ordening brengt mee dat in een bestemmingsplan globale bestemmingen kunnen worden opgenomen die niet meer behoeven te worden uitgewerkt. Of een dergelijke bestemmingsregeling uit een oogpunt van rechtszekerheid aanvaardbaar is, dient per geval aan de hand van de zich voordoende feiten en omstandigheden te worden beoordeeld.

De voorzitter overweegt dat een gemengde bestemming als de onderhavige niet ongebruikelijk is en, gelet op de gewenste flexibiliteit, in stedelijk gebied in beginsel niet onaanvaardbaar is. In dit geval betreft het een bestaand plein, waarvan de inrichting zal worden aangepast. De gemeente is eigenaar van de gronden binnen het plangebied. Het uitgangspunt is dat de functie van verblijfsgebied van het plein gehandhaafd zal blijven, zo staat in de plantoelichting vermeld. Gelet op het vorenstaande en gezien de aard van de in artikel 3, lid 3.1, van de planregels mogelijk gemaakte functies en de omvang van het plangebied ziet de voorzitter in hetgeen is aangevoerd geen grond voor het oordeel dat een meer gedetailleerde invulling in het plan diende te worden opgenomen. Er bestaat derhalve geen grond voor het oordeel dat het plan in strijd is met de rechtszekerheid.

4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen voorts dat ten behoeve van het plan onvoldoende onderzoek is verricht. Volgens [appellant sub 1] is bij de beoordeling niet uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden van het plan. In dit verband voert hij aan dat het plan een verkeersaantrekkende werking zal hebben en dat ten onrechte geen akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden. In dit verband wijzen [appellant sub 2] en anderen er voorts op dat op de Dorpsweg vaak harder wordt gereden dan 30 km/u.

4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het uitvoeren van een akoestisch onderzoek en een verkeersonderzoek niet noodzakelijk is, nu er op het plein geen wezenlijke veranderingen zullen plaatsvinden.

4.2. Bij de beoordeling van de ruimtelijke gevolgen van het plan dient te worden uitgegaan van de zogenoemde representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. In de plantoelichting staat vermeld dat de raad de huidige functies van het plein, te weten onder meer het gebruik voor wegen, terrassen, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen wenst te behouden. Uit de plantoelichting volgt voorts dat de raad reeds een inrichtingsplan heeft vastgesteld ten behoeve van de herinrichting van het plein. Uitvoering van het inrichtingsplan is weliswaar niet verankerd in de planregels, maar vormt volgens de raad het uitgangspunt. Op grond van het inrichtingsplan zullen de parkeervoorzieningen en de groenvoorzieningen op het plein worden verplaatst. Het aantal parkeerplaatsen dat is opgenomen in het inrichtingsplan is gelijk aan het huidig aantal parkeerplaatsen. Voorts zal het wegprofiel van de Dorpsweg iets worden verschoven. De voorzitter acht het, gezien het voornemen van de raad de diverse voorzieningen die het plan mogelijk maakt binnen het plangebied te combineren, aannemelijk dat de invulling zoals opgenomen in het inrichtingsplan kan worden aangemerkt als representatief voor de maximale invulling van het plan. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan geen extra verkeersaantrekkende werking zal hebben ten opzichte van de huidige situatie. Het plan voorziet daarnaast niet in geluidgevoelige functies. Gelet op het vorenstaande heeft de raad naar het oordeel van de voorzitter kunnen afzien van het verrichten van een akoestisch onderzoek. Daarbij neemt de voorzitter voorts in aanmerking dat de wegen binnen het plangebied zijn aangewezen als 30 km-zone, hetgeen met zich brengt dat op grond van de Wet geluidhinder evenmin akoestisch onderzoek behoeft te worden verricht in het geval sprake zou zijn van een nieuwe situatie. Voor zover [appellant sub 2] en anderen betogen dat ter plaatse van de Dorpsweg vaak te hard wordt gereden, overweegt de voorzitter dat dit een kwestie is van handhaving, die in de onderhavige procedure niet ter beoordeling staat.

5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen voorts dat de noodzaak tot herinrichting van het plein niet is aangetoond. Volgens [appellant sub 1] had kunnen worden volstaan met het plegen van achterstallig onderhoud. Dit is door de raad nooit als alternatief beoordeeld, aldus [appellant sub 1].

5.1. Volgens de raad is de herontwikkeling van het plein noodzakelijk om een aantal knelpunten ter plaatse op te lossen en de beleving van het plein te verbeteren. Met de omwonenden en de ondernemers in de directe omgeving van het plein heeft overleg plaatsgevonden over mogelijke alternatieven, aldus de raad.

5.2. In de Nota zienswijzen staat vermeld dat uitvoering van het plan noodzakelijk is om een aantal knelpunten op te lossen. De raad heeft ter zitting uiteengezet dat de parkeersituatie ter plaatse van het plein als onoverzichtelijk wordt ervaren. Om deze situatie te verbeteren is herinrichting van het plein noodzakelijk en kan niet worden volstaan met de renovatie van het huidige plein, aldus de raad. Voorts wordt het wegprofiel van de Dorpsweg 2 m verplaatst, omdat het trottoir aan de zuidzijde van deze weg te smal is. Dit is onder het thans geldende bestemmingsplan "Callantsoog Dorpsplein-Dorpsweg e.o." niet mogelijk. Gelet op het vorenstaande kan volgens de raad niet worden volstaan met renovatie van het bestaande plein. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat er een noodzaak voor het plan ontbreekt.

6. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen vrezen dat na de herinrichting de parkeervoorzieningen een prominentere plek zullen krijgen aan de oostzijde van het plein. Dit levert volgens hen een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse op.

6.1. Volgens de raad zullen de parkeervoorzieningen overzichtelijker op het plein worden gerealiseerd en zal geen sprake zijn van een toename van het aantal parkeerplaatsen.

6.2. De voorzitter stelt voorop dat het plan niet de precieze locatie van de parkeervoorzieningen regelt. Het plan voorziet evenwel in de mogelijkheid aan de oostzijde van het plein parkeerplaatsen te realiseren. De raad heeft uiteengezet de strandopgang aan de westzijde van het plein meer vrij van auto's te willen maken, omdat de parkeersituatie op dit gedeelte van het plein als onoverzichtelijk wordt ervaren. De voorzitter ziet in de omstandigheid dat aan de oostzijde van het plein parkeerplaatsen worden gerealiseerd geen aanleiding voor het oordeel dat het woon- en leefklimaat ter plaatse onevenredig zal worden aangetast. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat de raad heeft toegezegd dat het totaal aantal parkeerplaatsen niet zal toenemen. Voorts zullen op andere delen van het plein groenvoorzieningen worden gerealiseerd. Voor zover [appellant sub 2] en anderen betogen dat parkeerplaatsen in de directe nabijheid van een uitrit voor een verkeersonveilige situatie zorgen, heeft de raad ter zitting verklaard dat bij de uitvoering van het plan de precieze locatie van de parkeerplaatsen zal worden bezien. Daarbij zal rekening worden gehouden met de bestaande uitritten en de verkeersveiligheid.

7. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen daarnaast dat de waterparagraaf onvoldoende duidelijkheid geeft over de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. In dit verband wijzen zij op het advies van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

7.1. Volgens de raad heeft het plan geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding en kan aan de voorwaarden gesteld door het Hoogheemraadschap worden voldaan.

7.2. Uit de plantoelichting volgt dat het plan in het kader van de watertoets is voorgelegd aan het Hoogheemraadschap. Het Hoogheemraadschap heeft ingestemd met het plan. Daarbij heeft het Hoogheemraadschap wel naar voren gebracht dat een toename van het verhard oppervlak kan leiden tot een verslechtering van het watersysteem. Indien de verhardingstoename binnen het plangebied groter is dan 800 m² dient volgens het Hoogheemraadschap compensatie plaats te vinden door het creëren van additioneel oppervlaktewater. Nu het plan een globaal karakter heeft staat thans nog niet vast hoeveel toename van verhard oppervlak er precies zal zijn. In de plantoelichting staat vermeld dat bij de uitvoering van het plan rekening zal worden gehouden met de opmerkingen van het Hoogheemraadschap. Ter zitting heeft de raad uiteengezet dat er in het kader van de herinrichting niet meer verhard oppervlak zal worden toegevoegd dan 800 m². Ter zitting heeft de raad toegezegd dat indien meer dan 800 m² verhard oppervlak zal worden toegevoegd dit zal worden gecompenseerd. Het plan biedt hiervoor ruimte. Voorts heeft de raad naar voren gebracht dat er voldoende mogelijkheden bestaan om extra oppervlaktewater te realiseren in de omgeving. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan geen negatieve gevolgen zal hebben voor de waterhuishouding.

8. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen tot slot dat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van ondernemers.

8.1. Dienaangaande overweegt de voorzitter dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen niet nader hebben geconcretiseerd op welke punten de ondernemers door het plan in hun belangen worden geschaad. De functies die het plein thans heeft zullen na de herinrichting behouden blijven. Zo blijft er ruimte voor terrassen en parkeervoorzieningen op het plein. In het aangevoerde ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat de belangen van ondernemers onvoldoende bij het plan zijn betrokken.

9. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De beroepen zijn ongegrond.

10. Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de beroepen ongegrond;

II. wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, ambtenaar van staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Brand
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2012

575.