Uitspraak 201102777/1/A3


Volledige tekst

201102777/1/A3.
Datum uitspraak: 22 februari 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te 's-Hertogenbosch, handelend onder de naam Music Events,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 januari 2011 in zaak nr. 10/158 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van 's-Hertogenbosch.

1. Procesverloop

Bij besluiten van 22 december 2008 en 19 maart 2009 heeft de burgemeester een aanvraag van [appellant] afgewezen om verlening van een evenementenvergunning voor het organiseren van een muziekevenement op de parade te 's-Hertogenbosch ten behoeve van Koninginnenacht 2008 onderscheidenlijk Koninginnenacht 2009.

Bij besluit van 1 december 2009, voor zover thans van belang, heeft de burgemeester de door [appellant] gemaakte bezwaren tegen die besluiten gegrond verklaard en beide besluiten onder verbetering van de motivering gehandhaafd.

Bij uitspraak van 20 januari 2011, verzonden op 26 januari 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2011, hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. E. Beele, advocaat te 's-Hertogenbosch, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. R.D. Boesveld, advocaat te Amsterdam, en E.B.A.M. Gerritse, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 110 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente 's-Hertogenbosch 1996 (hierna: de Apv) is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen.

Ingevolge artikel 111, tweede lid, kan de burgemeester de vergunning weigeren indien

a. het evenement waarvoor vergunning wordt gevraagd, gelijktijdig plaatsvindt met een evenement, dat is opgenomen op de gemeentelijke evenementenkalender en

b. de inhoudelijke concepten van deze evenementen bovendien met elkaar strijdig zijn.

2.2. De burgemeester heeft bij het besluit op bezwaar van 1 december 2009 conform het advies van de bezwaarschriftencommissie (hierna: de commissie) van 10 juni 2009 besloten om de bezwaren tegen het niet verlenen van de evenementenvergunningen voor Koninginnenacht 2008 en 2009 gegrond te verklaren. De burgemeester heeft evenwel in afwijking van het advies van de commissie besloten om de besluiten van 22 december 2008 en 19 maart 2009 te handhaven onder verbetering van de motivering, waaraan hij een voorstel van burgemeester en wethouders van 1 december 2009 ten grondslag heeft gelegd.

In aansluiting op dat voorstel heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat verlening van de evenementenvergunningen voor het organiseren van een muziekevenement door Music Events tijdens Koninginnenacht 2008 en 2009 in strijd zou zijn met artikel 111, tweede lid, van de Apv, omdat het evenement gelijktijdig plaatsvindt met een door Stichting Koninginnemarkt (hierna: de Stichting) georganiseerd evenement dat is opgenomen op de evenementenkalender en de inhoudelijke concepten van deze evenementen strijdig zijn met elkaar. Volgens de burgemeester sluit het concept van de Stichting beter aan bij het karakter van Koninginnedag. Hierbij heeft hij in aanmerking genomen dat het evenement van de Stichting een open karakter heeft, kleinschalig is en in de openlucht wordt gehouden en dat voor dat evenement geen entreeprijs wordt geheven. Het door Music Events te organiseren evenement is grootschalig van karakter en wordt in een grote tent gehouden. Nu voor dat evenement bovendien een entreeprijs wordt geheven, heeft het een besloten karakter. Daarbij komt dat de inkomsten van de Stichting ten goede komen aan het programma van Koninginnedag.

2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank onvoldoende gewicht heeft toegekend aan het advies van de commissie volgens hetwelk beide weigeringen om de evenementenvergunning te verlenen in strijd zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Zij heeft ten onrechte overwogen dat bij de beoordeling van de aanvraag voor een evenementenvergunning plaatsing op de evenementenkalender en de volgorde van het indienen van de aanvraag geen doorslaggevende rol spelen. De plaatsing van een evenement op de evenementenkalender brengt op zichzelf geen rechtens afdwingbaar recht op een vergunning met zich, maar het al dan niet geplaatst zijn op die kalender is in de praktijk wel richtinggevend voor het latere traject van vergunningverlening. De evenementenkalender wordt van doorslaggevende betekenis geacht bij de beoordeling van een aanvraag om een vergunning bij twee concurrerende evenementen. De commissie acht dit gelet op het stelsel van de Apv niet acceptabel. De juridische status van de evenementenkalender is onduidelijk, maar de aan de evenementenkalender verbonden consequenties voor de direct betrokkene zijn groot. Bovendien zijn de criteria die gehanteerd worden bij het plaatsen van een evenement op de evenementenkalender volstrekt onduidelijk, zodat het stelsel van vergunningverlening complex en weinig transparant is, aldus [appellant].

2.3.1. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat plaatsing van een evenement op de evenementenkalender op zichzelf geen rechtens afdwingbaar recht op een evenementenvergunning met zich brengt. Dit neemt niet weg dat naar het oordeel van de Afdeling de besluitvorming over het al dan niet verlenen van een evenementenvergunning ondoorzichtig is. Uit het aan het besluit op bezwaar ten grondslag liggende voorstel van het college blijkt dat het college beslist of een evenement wordt opgenomen op de evenementenkalender als bedoeld in artikel 111, tweede lid, aanhef en onder a, van de Apv. Deze bevoegdheid van het college is niet gebaseerd op enige wettelijke regeling. Voorts heeft het college geen criteria vastgesteld waaraan moet zijn voldaan om voor plaatsing op de evenementenkalender in aanmerking te komen. In geval van concurrerende evenementen maakt het college een keuze tussen beide evenementen alvorens één daarvan te plaatsen op de evenementenkalender. Aangezien het college volgens de burgemeester op grond van objectieve maatstaven het evenement van de Stichting op de evenementenkalender heeft geplaatst en hij zich daarmee kan verenigen, heeft hij zijn weigering om een evenementenvergunning te verlenen aan Music Events gehandhaafd. Ter zitting van de Afdeling heeft de burgemeester desgevraagd verklaard dat hij bij het verlenen van een evenementenvergunning in beginsel de door het college vastgestelde evenementenkalender volgt. Ingevolge de artikelen 110 en 111 van de Apv is het evenwel de bevoegdheid van de burgemeester om bij concurrerende aanvragen een keuze te maken tussen twee evenementen, nu het verlenen van een vergunning voor het organiseren van twee evenementen op hetzelfde tijdstip en dezelfde locatie reeds met het oog op de openbare orde niet gewenst is. Uit het besluit op bezwaar blijkt niet dat de burgemeester op grond van door hem ontwikkelde maatstaven alle bij het besluit betrokken belangen heeft afgewogen en op basis daarvan een keuze heeft gemaakt. Dit strookt met zijn verklaring ter zitting dat het college bij concurrerende aanvragen bij de vaststelling van de evenementenkalender een keuze dient te maken tussen twee evenementen. Aldus wordt de beslissing welk evenement wordt vergund in feite genomen door het college en niet door de ter zake bevoegde en verantwoordelijke burgemeester.

Voorts is van belang dat de burgemeester tijdig op een aanvraag om het verlenen van een evenementenvergunning dient te beslissen, hetgeen hier bij geen van beide aanvragen het geval is geweest. De burgemeester heeft ruim een jaar na de aanvraag voor de verlening van een evenementenvergunning ten behoeve van Koninginnenacht 2008 beslist, zodat het eventueel organiseren van een evenement feitelijk onmogelijk was voor Music Events. De aanvraag om een vergunning voor dat evenement in 2009 is ingediend op 21 november 2008, doch is pas op 19 maart 2009 afgewezen.

Gelet op de ondoorzichtige verhouding tussen de vaststelling van de evenementenkalender door het college en de besluitvorming over vergunningaanvragen door de burgemeester, op het ontbreken van maatstaven op grond waarvan over plaatsing op de kalender wordt beslist, op de verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de keuze tussen concurrerende aanvragen van de ter zake bevoegde burgemeester naar het ter zake niet bevoegde college en op het daarmede verband houdende ontbreken van kenbare maatstaven en een kenbare afweging bij het nemen van de formele besluiten op de aanvragen door de burgemeester, alsmede op het niet tijdig beslissen op beide aanvragen om het verlenen van de evenementenvergunning, is de Afdeling van oordeel dat het besluit op bezwaar op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

Het betoog slaagt.

2.4. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 1 december 2009 alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. De burgemeester dient het verzoek om schadevergoeding te betrekken bij het nemen van een nieuw besluit op bezwaar.

2.5. De burgemeester dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 januari 2011 in zaak nr. 10/158;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van de burgemeester van 's-Hertogenbosch van 1 december 2009, kenmerk SO/JUR 2008/5763/1206/2172 /5049;

V. veroordeelt de burgemeester van 's-Hertogenbosch tot vergoeding van bij [appellant] handelend onder de naam Music Events in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1784,11 (zegge: zeventienhonderdvierentachtig euro en elf cent), waarvan € 1748,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat de burgemeester van 's-Hertogenbosch aan [appellant] handelend onder de naam Music Events het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 377,00 (zegge: driehonderdzevenenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.

w.g. Vlasblom w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2012

176-697.