Uitspraak 201102170/1/H1


Volledige tekst

201102170/1/H1.
Datum uitspraak: 21 september 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Etten-Leur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 3 januari 2011 in zaak
nr. 10/2347 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 juli 2009 heeft het college [appellant] onder aanzegging van bestuursdwang gelast om aan een SC 530 gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf opdracht te verstrekken tot het saneren en verwijderen van, voor zover thans belang, de golfplaten dakbedekking van de schuur op het perceel [locatie] te Etten-Leur (hierna: het perceel).

Bij besluit van 20 april 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 3 januari 2011, verzonden op 5 januari 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 februari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 maart 2011.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2011, waar het college, vertegenwoordigd door A.N.T.M. van Hooijdonk, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 7b, tweede lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, zoals deze luidde ten tijde van belang, is het verboden een open erf of terrein in een staat te brengen, te laten komen of te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat open erf of terrein van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b.

Ingevolge artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, bevat de bouwverordening voorschriften omtrent het gebruik van open erven en terreinen en de staat, waarin deze zich moeten bevinden.

Ingevolge artikel 7.3.2, aanhef en onder b, van de bouwverordening van de gemeente Etten-Leur, zoals deze luidde ten tijde en voor zover hier van belang, is het verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein.

2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet bevoegd was hem een last onder bestuursdwang op te leggen om de gehele golfplaten dakbedekking van de schuur op het perceel te verwijderen. Daartoe voert hij aan dat in het rapport van RPS Advies B.V. van 22 juli 2009, dat in zijn opdracht is gemaakt, niet uitdrukkelijk is gesteld dat de gehele golfplaten dakbedekking van de schuur verwijderd moet worden. Volgens [appellant] volgt uit dit rapport dat slechts de golfplaten verwijderd moeten worden waarvan door de bewerking met een hogedrukspuit asbestvezelbundels zijn vrijgekomen. Verder heeft hij op de zitting bij de rechtbank aangevoerd dat een deel van het dak bestond uit plastic golfplaten zonder asbesthoudende stoffen, die derhalve geen gevaar van vrijkomend asbest opleverden, aldus [appellant].

2.2.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college bij het opleggen van de last onder bestuursdwang heeft mogen uitgaan van voormeld rapport van RPS Advies B.V.. Daarin wordt geadviseerd om de golfplaten op het dak van de schuur zo spoedig mogelijk te saneren om blootstellingrisico's aan asbest te voorkomen. Anders dan [appellant] stelt, wordt in dit rapport geen onderscheid gemaakt tussen met een hogedrukspuit bewerkte en onbewerkte golfplaten. Zoals de rechtbank verder met juistheid heeft overwogen, heeft [appellant] zijn stelling dat een deel van de golfplaten geen gevaar van vrijkomend asbest opleverde, niet met een deskundigenrapport gestaafd.

Het betoog faalt.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.

w.g. Bijloos w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2011

531-702.