Uitspraak 200900139/1/H1


Volledige tekst

200900139/1/H1.
Datum uitspraak: 28 oktober 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wilkohaag Metaal B.V., gevestigd te 's-Gravenhage,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 november 2008 in zaak nr. 08/55 in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wilkohaag Metaal B.V.

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.

1. Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van den Haag (hierna: het college) geweigerd bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een bedrijfsgebouw op het perceel Uitenhagestraat 3 te Den Haag.

Bij besluit van 27 november 2007 heeft het college het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wilkohaag Metaal B.V. (hierna: Wilkohaag) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, het besluit van 23 mei 2007 herroepen en de aanvraag alsnog buiten behandeling gesteld.

Bij uitspraak van 24 november 2008, verzonden op 27 november 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door Wilkohaag daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft Wilkohaag bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 5 februari 2009.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2009, waar Wilkohaag, vertegenwoordigd door L. Wildenberg, en bijgestaan door mr. Beelaerts van Blokland, advocaat te 's-Gravenhage, en het college, vertegenwoordigd door mr. D.H. Cramer Bornemann, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.

De zaak is na de zitting door de enkelvoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een meervoudige. Partijen hebben in dit verband ter zitting reeds toestemming gegeven om de zaak vervolgens zonder een nieuwe zitting af te doen.

2. Overwegingen

2.1. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 29 juni 2005, in zaak nr. 200407012/1, overwogen dat in dit geval de aanvrager van de bouwvergunning niet als belanghebbende is aan te merken. Hierbij is in aanmerking genomen dat het bouwplan is gesitueerd op gronden die niet bij Wilkohaag in eigendom zijn. Wilkohaag is immers slechts de huurder van de bedrijfsruimte, aldus de rechtbank. In het onderhavige geval heeft de eigenaar van de grond - de gemeente - part noch deel gehad aan de aanvraag noch bestaat het voornemen om aan de gewenste bouw medewerking te verlenen. Derhalve staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de voor de realisering van het bouwwerk noodzakelijke medewerking van de eigenaar er niet zal komen. Dit brengt de rechtbank tot de slotsom dat Wilkohaag geen belanghebbende is bij de aanvraag om bouwvergunning en de aanvraag derhalve terecht buiten behandeling is gesteld.

2.1.1. Wilkohaag betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat haar aanvraag om bouwvergunning ten onrechte buiten behandeling is gelaten. Wilkohaag stelt in dit verband dat de rechtbank in navolging van het college ten onrechte heeft aangenomen dat zij geen belang heeft bij de aanvraag om bouwvergunning.

2.1.2. De rechtbank heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat voor de vraag of Wilkohaag als belanghebbende is aan te merken, bepalend is of zich de situatie voordoet dat het bouwplan nimmer kan worden verwezenlijkt. In zoverre heeft zij terecht verwezen naar de uitspraak van 29 juni 2005. De rechtbank heeft echter ten onrechte uit die uitspraak afgeleid dat de omstandigheid dat Wilkohaag geen eigenaar is van de gronden, maar slechts de huurder, terwijl de gemeente als verhuurder geen toestemming geeft voor het bouwplan, ertoe leidt dat Wilkohaag niet als belanghebbende is aan te merken. Het is niet uitgesloten dat Wilkohaag als huurder van het pand die toestemming alsnog krijgt, in welk geval het bouwplan kan worden verwezenlijkt, zodat niet op voorhand is uitgesloten dat op enig moment van de bouwvergunning gebruik zal kunnen worden gemaakt. Deze omstandigheden wijken af van de omstandigheden die hebben geleid tot het oordeel in de uitspraak van 29 juni 2005. In die zaak stelde de verzoeker dat het belang van de aanvraag om bouwvergunning was gelegen in legalisering van een serre, terwijl om oprichting van een berging was gevraagd en de verzoeker inmiddels de eigendom van het perceel had overgedragen.

De verlening van de bouwvergunning omvat slechts de krachtens de Woningwet gegeven toestemming het bedrijfsgebouw op te richten. De Woningwet stelt niet de eis dat degene aan wie de bouwvergunning wordt verleend, aanspraak kan maken op verwezenlijking van het bouwplan, noch is dat een grond voor weigering van een aanvraag om bouwvergunning als bedoeld in artikel 44 van de Woningwet. De aanvrager om bouwvergunning is daarom belanghebbende bij een beslissing op die aanvraag, tenzij aannemelijk is dat het bouwplan nimmer kan worden verwezenlijkt. Zoals hiervoor overwogen, is dat laatste hier niet het geval, hetgeen de rechtbank niet heeft onderkend. Het betoog slaagt.

2.1.3. De conclusie is dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat Wilkohaag geen belanghebbende is bij de aanvraag om bouwvergunning en de aanvraag derhalve ten onrechte om die reden buiten behandeling is gesteld.

2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 27 november 2007 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens, wegens strijd met artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor vernietiging in aanmerking.

2.3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van het beroep en het hoger beroep te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 november 2008 in zaak nr. 08/55;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van den Haag van 27 november 2007, kenmerk B.2.07.0750.001;

V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Den Haag tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wilkohaag Metaal B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wilkohaag Metaal B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 718,00 (zegge: zevenhonderdachttien euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en C.J. Borman en A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.

w.g. Troostwijk w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2009

357.