Uitspraak 200701244/2


Volledige tekst

200701244/2.
Datum uitspraak: 4 juli 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats], en [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 7 november 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Coevorden (hierna: het college) het Wijzigingsplan "Buitengebied Sleen, plan van wijziging ten behoeve van boscomplex van circa 26 hectare te Marokko" vastgesteld.

Bij besluit van 12 januari 2007, kenmerk RW/2007000564, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.

Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 19 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 19 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juni 2007, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. J.C.M. Damming, en verweerder, vertegenwoordigd door B.K. Hendriks, ambtenaar van de provincie, is verschenen.
Voorts zijn als partij gehoord het college, vertegenwoordigd door ing. M. Beek, ambtenaar van de gemeente, en [partij A], [partij B], en [partij C], alle vertegenwoordigd door W.O. Burghgraef.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het wijzigingsplan voorziet in de aanplant van 26 hectare bos ter plaatse van Marokko te Holsloot.

Het plangebied grenst aan percelen die verzoekers voor hun landbouwbedrijven exploiteren.

2.3. Het verzoek is gericht op schorsing van de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Verzoekers voeren aan dat niet wordt voldaan aan de in het bestemmingsplan "Buitengebied Sleen" opgenomen wijzigingsvoorwaarden. In dit verband voeren zij aan dat niet wordt aangesloten bij bestaande boscomplexen, dat het te bebossen gebied niet aaneengesloten is, dat het bos niet past in de landschapskarakteristiek, dat het gebied niet wordt begrensd door bestaande barrières, dat door het plan de agrarische structuur wordt aangetast en dat het plan niet voorziet in een beplantingsvrije strook van 10 meter uit de zijdelingse perceelsgrens. Voorts wordt volgens verzoekers niet voldaan aan de in het provinciaal omgevingsplan gestelde bosclusteringcriteria.

Verzoekers stellen voorts dat het plan niet financieel uitvoerbaar is omdat niet kan worden voldaan aan de voorwaarden waaronder subsidie op grond van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 wordt verleend. Tevens voeren zij aan dat zij door ruilverkaveling een deel van de gronden in eigendom zullen verkrijgen waardoor de bosaanplant niet zal worden verwezenlijkt.

2.4. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting bestaat het plangebied uit twee gebieden die van elkaar worden gescheiden door de weg Marokko.

Voorts is gebleken dat het plangebied grotendeels wordt begrensd door bestaande wegen en waterlopen. Ten oosten en ten zuiden van het plangebied bevinden zich bestaande boscomplexen. Het onderhavige plangebied vindt hierop aansluiting via bossingels en laanbeplanting.

In artikel 2 van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, is bepaald dat geen beplanting mag plaatsvinden binnen 10 meter van de zijdelingse perceelsgrens, tenzij kan worden aangetoond dat het aanbrengen van beplantingen binnen deze afstand van 10 meter niet leidt tot een onevenredige afbreuk van de belangen van omwonenden.

Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter geen grond voor het oordeel dat niet aan de door verzoekers genoemde wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan "Buitengebied Sleen" of aan de in het provinciaal omgevingsplan gestelde bosclusteringcriteria wordt voldaan.

2.5. Voor zover verzoekers hebben aangevoerd dat de met het plan mogelijk gemaakte bebossing nadelige gevolgen met zich brengt voor hun aan het plangebied grenzende percelen overweegt de Voorzitter dat verzoekers die stelling niet met feiten en omstandigheden hebben onderbouwd.

2.6. In hetgeen verzoekers hebben aangevoerd bestaat geen grond voor het oordeel dat niet aan de voorwaarden waaronder de subsidie in het kader van de Subsidieregeling Natuurbeheer is verleend kan worden voldaan. Gelet hierop ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het plan financieel niet uitvoerbaar is.

2.7. Ter zitting is gebleken dat tussen onder meer [verzoeker A] en [partij A] besprekingen zijn gevoerd over vrijwillige ruilverkaveling waarbij de gronden in het plangebied waarvan [partij A] eigenaar is worden overgedragen aan [verzoeker A]. [partij A] heeft zich ter zitting evenwel op het standpunt gesteld dat uitsluitend medewerking wordt verleend aan de ruilverkaveling indien de aanleg van het bos op zijn gronden waarin het plan voorziet geen doorgang kan vinden. Gelet hierop ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre niet uitvoerbaar is.

2.8. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.

w.g. Hoekstra w.g. Taal
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2007

325-535.