Uitspraak 201407113/1/A1


Volledige tekst

201407113/1/A1.
Datum uitspraak: 25 maart 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,

tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 juli 2014 in zaak nr. 14/2805 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk.

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2013 heeft het college geweigerd aan [appellant] omgevingsvergunning te verlenen voor het vervangen van een dak, het plaatsen van een deur en het herstellen van het metselwerk van een bestaand bijgebouw op het perceel [locatie] te Hoevelaken (hierna: het perceel).

Bij besluit van 18 maart 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij mondelinge uitspraak van 8 juli 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het
proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 februari 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.P.J. Botterblom, advocaat te Nijkerk, is verschenen.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het bouwvoorschrift dat is opgenomen in artikel 19, lid 19.2.2, onder g, van de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Nijkerk 2009" (hierna: het bestemmingsplan). Voorts staat vast dat op het bestaande bijgebouw het overgangsrecht van het bestemmingsplan van toepassing is. In geschil is of de beoogde bouw kan worden aangemerkt als het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van het bestaande bijgebouw, als bedoeld in artikel 35, lid 35.1, onder 1, van de planregels.

2. Ingevolge artikel 35, lid 35.1, aanhef en onder 1, onderdeel a, van de planregels mag een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college de gevraagde omgevingsvergunning ten onrechte heeft geweigerd, nu het bouwplan onder de beschermende werking van voormelde planregel valt. Daartoe voert hij aan dat de aangevraagde werkzaamheden, die uitsluitend zien op het wijzigen van het dak en de dakconstructie van het bestaande bijgebouw, zijn aan te merken als het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen, als bedoeld in die bepaling. Mocht worden geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het vervangen van een deel van de vloer van het bijgebouw en het plaatsen van een roldeur in de noordelijke gevel van het bijgebouw eveneens onderdeel uitmaken van de aanvraag, dan diende het college in ieder geval omgevingsvergunning te verlenen voor het vervangen van de dakconstructie en het dak, omdat die werkzaamheden zijn aan te merken als gedeeltelijk vernieuwen of veranderen, aldus [appellant]. Voor het plaatsen van een roldeur, het vervangen van de vloer en het vervangen van delen van het metselwerk is geen omgevingsvergunning vereist, aldus [appellant].

3.1. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van het bestaande bijgebouw is van belang waar de aanvraag om omgevingsvergunning van 21 mei 2013 op ziet. Uit de aanvraag en de daarbij behorende bouwtekeningen volgt, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, dat het dak en de dakconstructie worden vervangen, alsmede de draagconstructie van twee gevels wordt gewijzigd, de vloer voor een groot gedeelte wordt vervangen en een roldeur in de noordelijke, korte, gevel wordt geplaatst. Ter zitting is door [appellant] toegelicht dat de wijziging van de draagconstructie van de twee lange gevels bestaat uit het metselen van poeren tegen de bestaande poeren en dat de vervanging van het dak en de dakconstructie bestaat uit het vervangen van de liggers en de platen. Het geheel van alle aangevraagde werkzaamheden tezamen maakt dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, van een gedeeltelijke vernieuwing als bedoeld in de hiervoor onder 2 weergegeven planregel geen sprake is. Het betoog van [appellant] dat enkele van de aangevraagde werkzaamheden niet omgevingsvergunningplichtig zijn, leidt evenmin tot een ander oordeel, omdat dit, wat daar verder van zij, er niet aan af doet dat alle verrichte werkzaamheden tezamen maken dat geen sprake is van een gedeeltelijke vernieuwing, zodat het overgangsrecht in dit geval geen titel geeft om daarvoor omgevingsvergunning te verlenen. De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat het college terecht de gevraagde omgevingsvergunning heeft geweigerd.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.

w.g. Van der Spoel w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2015

531-776.