Uitspraak 200804759/1


Volledige tekst

200804759/1.
Datum uitspraak: 17 december 2008.

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A] en [appellant B], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak nr. 07/848 van de rechtbank Dordrecht van 9 mei 2008 in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B]

en

het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem.

1. Procesverloop

Bij brief van 5 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem (hierna: het college) aan [appellant A] medegedeeld dat het voornemens is om in de berm voor Arkelse Onderweg 97 tot en met 105 een parkeerstrook met inritten en een trottoir aan te brengen.

Bij besluit van 12 juli 2007 heeft het college het door [appellant A] en [appellant B] (hierna: [appellanten]) daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 9 mei 2008, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juni 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 21 juli 2008.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2008, waar [appellanten], in persoon en bijgestaan door mr. R.H.A. ter Huurne, en het college, vertegenwoordigd door A. Bil en R.T. Vermeulen, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.

2.2. Het college heeft tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar besloten omdat de brief van 5 april 2007 geen besluit behelst waartegen bezwaar kon worden gemaakt.

2.3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat na realisering van de herinrichting de Arkelse Onderweg, althans het weggedeelte ter hoogte van de woning van [appellanten] als zodanig toegankelijk blijft voor dezelfde categorieën weggebruikers. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat de brief van 5 april 2007 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.

2.4. [appellanten] bestrijdt dit oordeel van de rechtbank.

Daartoe betoogt hij allereerst dat de brief van 5 april 2007 waarin het voornemen tot herinrichting van de Arkelse Onderweg werd medegedeeld is te beschouwen als een verkeersbesluit ingevolge artikel 15, tweede lid, van de WVW 1994. Daartoe betoogt hij dat verschillende stroken in lengterichting van de Arkelse Onderweg voor andere categorieën weggebruikers worden opengesteld of gesloten dan voorheen. Bovendien wijst [appellanten] erop dat de rechtbank er ten onrechte aan is voorbijgegaan dat de berm ter hoogte van zijn woning al jaren in gebruik en onderhouden is als tuin en dat die berm na de herinrichting weer toegankelijk is voor weggebruikers.

Voorts voert [appellanten] aan dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de brief van 5 april 2007 kan worden aangemerkt als een door het college onbevoegd genomen besluit op grond van de Wegenwet. Hij stelt daartoe dat als gevolg van de herinrichting van de Arkelse Onderweg de berm ter hoogte van hun woning weer openbare weg wordt.

2.5. Met de rechtbank, die terecht aansluiting heeft gezocht bij de uitspraak van de Afdeling van 16 februari 2005, nr. 200405159/1, is de Afdeling van oordeel dat de brief van 5 april 2007 niet gekwalificeerd kan worden als een verkeersbesluit waartegen bezwaar en beroep openstaat. Deze brief ziet op het treffen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van die weg. Een dergelijke brief moet ingevolge artikel 15, tweede lid, van de WVW 1994 slechts als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt, indien deze maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik maakt. Uit de uitspraak van de Afdeling van 16 februari 2005 vloeit voort dat het begrip "weggedeelte" in voormelde bepaling moet worden begrepen als een in lengterichting van de weg onderscheiden deel van die weg over de volle breedte van de weg.

De omstandigheid dat de berm ter hoogte van de woning van [appellanten] wordt ingericht als parkeerstrook brengt geen verandering in de categorieën weggebruikers die van de Arkelse Onderweg ter hoogte van zijn woning gebruik mogen maken. Van een beperking dan wel een uitbreiding van die categorieën is dan ook geen sprake. Dat de berm ter hoogte van de woning van [appellanten] een andere functie krijgt doet hier niet aan af.

Naar aanleiding van het betoog dat sprake is van een besluit op grond van de Wegenwet stelt de Afdeling vast dat een berm geen weg is maar deel uitmaakt van een weg als bedoeld in artikel 1 van de Wegenwet. Nu [appellanten] in beroep niets heeft aangevoerd op grond waarvan aannemelijk zou kunnen worden geacht dat de Arkelse Onderweg al dan niet ter plaatse van zijn woning gedurende dertig achtereenvolgende jaren niet voor ieder toegankelijk is geweest, was er voor de rechtbank geen grond te onderzoeken of de brief van 5 april 2007 een impliciet en onbevoegd genomen besluit ingevolge de Wegenwet behelsde.

2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.

w.g. Vlasblom w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2008.

176-591.