Uitspraak 202305236/2/R1
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:4068
- Datum uitspraak
- 2 november 2023
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 27 juni 2023 heeft de raad van de gemeente Venray het bestemmingsplan "Oostrum Oost" gewijzigd vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in een planologisch kader voor de bouw van maximaal 59 woningen op verschillende percelen aan de noordoostzijde van de kern Oostrum in de gemeente Venray. Het gaat daarbij om een mix van woningtypen om te voorzien in de woningbehoefte van verschillende doelgroepen. [verzoeker] en anderen zijn mede-eigenaren van een agrarisch perceel. Dit perceel grenst aan de oostzijde van het plangebied. Op hun perceel rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oostrum" de bestemming "Agrarisch". [verzoeker] en anderen verpachten het perceel aan een landbouwbedrijf dat het perceel gebruikt voor de teelt van verschillende gewassen. [verzoeker] en anderen verzetten zich tegen het plan, omdat zij vrezen dat de gebruiksmogelijkheden van hun perceel hierdoor worden beperkt. [verzoeker] en anderen verzoeken om schorsing van het plan totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak.
- Voorlopige voorziening
- RO - Limburg
202305236/2/R1.
Datum uitspraak: 2 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats] (Duitsland), en anderen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Venray,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Oostrum Oost" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld. [verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 oktober 2023, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. M.J.A.M. Muijres, advocaat te Venlo, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Godschalk, zijn verschenen. Verder is ter zitting Project Ontwikkelings Gronden I B.V., vertegenwoordigd door ir. J.J.A. Suijkerbuijk, bijgestaan door mr. J. Schrijnemaekers, advocaat te 's-Hertogenbosch, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het bestemmingsplan voorziet in een planologisch kader voor de bouw van maximaal 59 woningen op verschillende percelen aan de noordoostzijde van de kern Oostrum in de gemeente Venray. Het gaat daarbij om een mix van woningtypen om te voorzien in de woningbehoefte van verschillende doelgroepen. In de plantoelichting is vermeld dat het plangebied nu bestaat uit enkele agrarische percelen en een deel van een boerenerf met een opstal. Het plangebied wordt aan de noord-, zuid- en westzijde omgeven door bestaande woningen. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan agrarische percelen.
[verzoeker] en anderen zijn mede-eigenaren van een agrarisch perceel, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie S, nr. 1927. Dit perceel grenst aan de oostzijde van het plangebied. Op hun perceel rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oostrum" de bestemming "Agrarisch". [verzoeker] en anderen verpachten het perceel aan een landbouwbedrijf dat het perceel gebruikt voor de teelt van verschillende gewassen. [verzoeker] en anderen verzetten zich tegen het plan, omdat zij vrezen dat de gebruiksmogelijkheden van hun perceel hierdoor worden beperkt.
3. [verzoeker] en anderen verzoeken om schorsing van het plan totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. Zij hebben aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat de projectontwikkelaar al is begonnen met de verkoop van de woningen en het college van burgemeester en wethouders na inwerkingtreding van het plan een omgevingsvergunning kan verlenen voor de voorziene woningen, terwijl het plan naar verwachting niet in stand zal kunnen blijven in de bodemprocedure. Op de zitting heeft Project Ontwikkelings Gronden I bevestigd dat er al enkele woningen zijn verkocht en dat de aanvraag om omgevingsvergunning klaar ligt en zo snel mogelijk zal worden ingediend. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter een spoedeisend belang gemoeid met het verzoek om voorlopige voorziening.
Beoordeling van het verzoek
4. [verzoeker] en anderen hebben in beroep en op de zitting van de voorzieningenrechter aangevoerd dat de raad bij het aanwijzen van de woonbestemming in het plangebied ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de spuitzone om hun perceel. Volgens [verzoeker] en anderen heeft de raad ten onrechte niet onderzocht wat het effect is van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op het woon- en leefklimaat bij de voorziene woningen en of het plan beperkingen met zich brengt in het agrarisch gebruik van hun perceel. [verzoeker] en anderen hebben er op gewezen dat op het perceel gewassen mogen worden geteeld en dat in het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oostrum" geen beperkingen zijn opgenomen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Onder verwijzing naar door hen overgelegde foto’s en een verklaring van de pachter van het perceel hebben zij gesteld dat het perceel feitelijk ook wordt gebruikt voor de teelt van gewassen en dat een wijziging van dit gebruik op korte termijn in het geheel niet in de rede ligt. [verzoeker] en anderen en de pachter zijn niet voornemens om de voor onbepaalde tijd aangegane pachtovereenkomst te beëindigen, zodat er geen aanwijzingen zijn dat dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zal worden beëindigd. Zij hebben er in dit verband op gewezen dat er weliswaar oriënterende gesprekken met de gemeente zijn geweest over mogelijke herontwikkeling van hun perceel, maar dat nooit sprake is geweest van concrete plannen waarmee [verzoeker] en anderen hebben ingestemd.
4.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat hij bij het onderzoek of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening geen rekening heeft hoeven houden met het toegestane feitelijke gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op het agrarisch perceel aan de oostzijde van het plangebied. In de eerste plaats niet omdat [verzoeker] en anderen concrete plannen hebben om hun gronden in de toekomst anders te gaan gebruiken. Volgens de raad zijn de gesprekken tussen de gemeente en [verzoeker] en anderen over de wijziging van de agrarische bestemming naar een woonbestemming in een concretiserende fase en zijn de plannen voor herontwikkeling van het perceel meegenomen in de in voorbereiding zijnde Gebiedsvisie. In het verweerschrift heeft de raad verder toegelicht dat hij ook om een andere reden geen rekening hoefde te houden met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De raad heeft er in dit verband op gewezen dat het agrarisch perceel in de bestaande situatie eigenlijk ook al niet in het geheel mag worden bespoten met gewasbeschermingsmiddelen. De afstand tussen het perceel en de bestaande gevoelige functies aan de Mgr. Hanssenstraat is namelijk veel minder dan 50 m, terwijl voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen een afstand van 50 m tot gevoelige functies moet worden aangehouden, aldus de raad.
4.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:868, bestaan geen wettelijke bepalingen over de minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen worden geteeld en nabijgelegen woningen. In het kader van een bestemmingsplan dient een afweging van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen plaats te vinden, het milieubelang niet uitgezonderd, waarbij de aan te houden afstand tussen de gronden waarop gewassen worden verbouwd en nabijgelegen gevoelige objecten zodanig gekozen dient te worden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het gevoelige object aanwezig zal zijn.
In het algemeen wordt een afstand van 50 m als spuitvrije zone tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt niet onredelijk geacht. Het is mogelijk deze afstand te verkleinen indien daaraan een deugdelijke motivering ten grondslag ligt. Die motivering moet gebaseerd zijn op een zorgvuldig op de locatie toegesneden onderzoek. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:276.
4.3. Niet in geschil is dat het bestemmingsplan "Oostrum" het telen van gewassen waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt niet uitsluit voor het perceel. De raad heeft niet weersproken dat in de bestaande situatie op het perceel van [verzoeker] en anderen gewassen worden geteeld waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. De afstand tussen het perceel en het meest nabijgelegen bouwvlak in het plan is ongeveer 22 meter. Met het plan is dus geen spuitzone van 50 m gehanteerd. De raad heeft hier bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen rekening mee gehouden.
4.4. Gegeven de daarvoor door de raad gegeven onderbouwing in de plantoelichting en het verweerschrift, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het huidige agrarisch gebruik van het perceel van [verzoeker] en anderen.
Niet gebleken is namelijk dat [verzoeker] en anderen een concreet voornemen kenbaar hebben gemaakt om het huidige agrarisch gebruik te wijzigen. Integendeel, in het beroepschrift en ook ter zitting hebben [verzoeker] en anderen nadrukkelijk gesteld dat zij daarvoor geen plannen hebben. De omstandigheid dat er gesprekken zijn gevoerd over de herontwikkeling van het perceel is in het licht van wat [verzoeker] en anderen, ook al in hun zienswijze, hierover naar voren hebben gebracht onvoldoende om aannemelijk te achten dat het agrarisch gebruik op korte termijn zal wijzigen. Van een uitzonderingssituatie zoals aan de orde in de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3424, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval dus nog geen sprake.
Over de stelling van de raad dat er dicht bij het perceel van [verzoeker] en anderen nu ook al gevoelige functies aanwezig zijn en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op het perceel om die reden al voor een groot deel is beperkt, overweegt de voorzieningenrechter dat het bestemmingsplan "Oostrum" het telen van gewassen met gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op het perceel niet verbiedt. Dat er in de bestaande situatie al gevoelige functies op korte afstand van het perceel aanwezig zijn, betekent niet dat de raad bij de vaststelling van het plan niet meer hoeft te motiveren waarom hij het ruimtelijk aanvaardbaar acht om te voorzien in woningbouw dicht bij een agrarisch perceel. Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3710.
De raad heeft er in zijn verweerschrift ook nog op gewezen dat niet iedere toepassing van gewasbeschermingsmiddelen leidt tot dezelfde mate van driftblootstelling en dat dat vooral het geval is bij hoogstambomen, waarvan in dit geval geen sprake is. Ook hierin ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat de raad geen rekening hoefde te houden met het agrarisch gebruik van het perceel. Als de raad vindt dat het gelet op de soort geteelde gewassen in dit geval redelijk is om een kleinere spuitzone in aanmerking te nemen, ligt het op de weg van de raad dat te motiveren aan de hand van een op de locatie toegesneden onderzoek. Dat heeft hij niet gedaan.
5. Ter zitting is door Project Ontwikkelings Gronden I aangegeven dat, als er in het verzoek aanleiding zou worden gevonden voor het treffen van een voorlopige voorziening, die voorziening zich niet zou hoeven uit te strekken over het gehele plan, maar slechts voor zover het een zone van 50 m vanaf het perceel van [verzoeker] en anderen betreft. Nu daarmee inderdaad voldoende aan het belang van [verzoeker] en anderen wordt tegemoetgekomen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen en het plan te schorsen, voor zover het de gronden in het plangebied betreft die liggen binnen een afstand van 50 m van het agrarisch perceel van [verzoeker] en anderen.
6. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Venray van 27 juni 2023, voor zover het de gronden betreft die liggen binnen een afstand van 50 m van het perceel, kadastraal bekend gemeente Venray, sectie S, nr. 1927;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Venray tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
III. gelast dat de raad van de gemeente Venray aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
w.g. Besselink
voorzieningenrechter
w.g. Deen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2023
604