Uitspraak 202204534/1/R1


Volledige tekst

202204534/1/R1.
Datum uitspraak: 15 februari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1.       [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],

2.       [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 juni 2022 in zaken nrs. 21/5744 en 21/5745 in het geding tussen:

appellanten

en

het algemeen bestuur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2021 heeft het algemeen bestuur op grond van artikel 5.4 van de Waterwet het projectplan "Dorpskern Ouderkerk" vastgesteld.

Bij uitspraak van 13 juni 2022 heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld.

Het algemeen bestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 14 december 2022, waar [appellant sub 2], en het algemeen bestuur, vertegenwoordigd door L.I. Hart, W.R. Tromp, A.C. Schogt en N.J. van den Berg, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het dijkverbeteringsplan "Dorpskern Ouderkerk" (dijktraject A144) is als projectplan vastgesteld. Dit traject is ongeveer 550 m lang en ligt tussen de provinciale weg N522 tot aan het begin van de Bullewijk in de gemeente Ouder-Amstel.

2.       Het projectplan voorziet in een nieuwe waterkering in de vorm van een damwandconstructie met een houten bekleding langs de waterkant van de Amstel. Dit is volgens het algemeen bestuur noodzakelijk, omdat de bestaande waterkering niet meer aan de veiligheidseisen voldoet en daarom verbeterd moet worden.

3.       [appellant sub 1] woont aan de [locatie 1]. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 2]. Hun percelen grenzen aan de Amstel. Zij verzetten zich tegen het projectplan omdat zij vrezen voor ernstige nadelige gevolgen voor hun percelen als gevolg van de nieuwe damwandconstructie.

4.       Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.

Wettelijk kader

5.       Artikel 5.4 van de Waterwet luidt:

"1. De aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschiedt overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Met de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk wordt gelijkgesteld de uitvoering van een werk tot beïnvloeding van een grondwaterlichaam.

2. Het plan bevat ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. Voor in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen bevat het plan een inventarisatie van maatschappelijke functies en ambities en mogelijke innovaties waarmee de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk gecombineerd zou kunnen worden, inclusief de mogelijkheden om het desbetreffende werk middels een concessie voor werken of andere vorm van publiek-private samenwerking te realiseren."

Hogerberoepsgronden

Ophogen bestaande waterkering

6.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat pas toegekomen wordt aan alternatieven wanneer is gebleken dat het ophogen van de bestaande waterkering niet mogelijk is. Volgens hen heeft het algemeen bestuur onvoldoende onderzocht of de bestaande waterkering opgehoogd kan worden. Het rechtszekerheidsbeginsel brengt volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] met zich dat het algemeen bestuur zich moet richten op het onderhouden van de bestaande dijk. Door dit niet te doen heeft het algemeen bestuur volgens hen in strijd met het eigendomsrecht gehandeld. Zij beroepen zich in dat verband op artikel 1 van het Eerste protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM). [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen verder dat de rechtbank ten onrechte niet heeft getoetst aan de selectiecriteria uit de zogenoemde variantenanalyse. Bovendien is de rechtbank er volgens hen aan voorbijgegaan dat de selectiecriteria in de variantenanalyse selectief zijn en onjuist zijn gewogen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen daarnaast dat de rechtbank buiten beschouwing heeft gelaten dat het algemeen bestuur zelf in het verleden infrastructuur en nieuwbouwwoningen op de dijk heeft toegestaan, waardoor de dijk volgens hen minder veilig is. Daarbij is volgens hen niet onderbouwd waarom andere technieken voor het overbruggen van hoogteverschillen, zoals een flexibele waterkering, in dit geval niet mogelijk zijn. Ten slotte betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] over het ophogen van de bestaande damwand dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het algemeen bestuur een evenwichtige belangenafweging heeft gemaakt. Hierbij is de rechtbank volgens hen voorbijgegaan aan het verschil tussen eigenaren van aan de dijk grenzende gronden, die konden voorzien dat de dijk periodiek verhoogd zou worden, en eigenaren van percelen waar de nieuwe damwandconstructie geplaatst zal worden.

6.1.    Het algemeen bestuur stelt dat de ophoging van de bestaande dijk ruimtelijk niet inpasbaar is en een beter alternatief voorhanden is. Daarbij heeft het algemeen bestuur toegelicht dat om de bestaande dijk op juiste hoogte te krijgen, een ophoging van ongeveer 55 tot 85 cm nodig is. Een dergelijke ophoging brengt volgens het algemeen bestuur problemen met zich. Daarnaast stelt het algemeen bestuur dat het voor de vraag of het projectplan aan de daaraan te stellen eisen voldoet, niet relevant is hoe de huidige infrastructuur en nieuwbouw tot stand zijn gekomen. De ruimtelijke besluiten uit het verleden zijn volgens het algemeen bestuur niet in deze procedure aan de orde. Verder is voorzienbaarheid volgens het algemeen bestuur geen reden om vast te houden aan de bestaande ligging van de waterkering. Volgens het algemeen bestuur hoefde dan ook geen rekening gehouden te worden met de verschillen tussen omwonenden van de bestaande dijk en omwonenden van de geplande damwand. Het algemeen bestuur stelt dat voorzienbaarheid wel een rol speelt bij de beoordeling van verzoeken om nadeelcompensatie. De door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voorgestelde oplossingen voor hoogteverschillen kunnen in dit geval volgens het algemeen bestuur niet toegepast worden, omdat bij het bestaande tracé van de dijk de ruimte daarvoor ontbreekt.

6.2.    Het algemeen bestuur heeft verschillende dijkverbeteringsvarianten onderzocht in de variantenanalyse "Dorpskern Ouderkerk" van 11 maart 2019 (hierna: de variantenanalyse) en deze keuze nader toegelicht in de variantennota "Dijkverbetering Dorpskern Ouderkerk Gemeente Ouder-Amstel" van 1 maart 2021 (hierna: de variantennota). De variant ‘aanleggen van een vervangende waterkering’, in de vorm van een stalen damwand langs de kade van de Amstel, is hierin als voorkeursvariant naar voren gekomen. Deze variant is volgens de variantenanalyse overal toepasbaar en veroorzaakt weinig overlast voor de omgeving. Het risico op schade aan omliggende panden is volgens de variantenanalyse zeer klein, wat als groot voordeel wordt gezien in een cultuurhistorisch centrum als dat van Ouderkerk aan de Amstel. De variant ‘weg ophogen’ is volgens de variantenanalyse niet realistisch omdat het omliggende maaiveld erg laag ligt ten opzichte van de aanleghoogte van de dijk. Door de dichte bebouwing is het risico op schade aan omliggende panden volgens de variantenanalyse daarbij erg groot. De variant ‘dijk verleggen naar de kade’ kan volgens de variantenanalyse niet overal worden toegepast. Ook is het beheer en onderhoud volgens de variantenanalyse erg nadelig door de ligging op particuliere grond. De zettingsgevoeligheid van de ondergrond, die nooit eerder belast is, vormt volgens de variantenanalyse een risico voor schade aan panden. Ook kan het gewicht van het dijklichaam volgens de variantenanalyse een verzakking veroorzaken. De variant ‘beheersmaatregel’ heeft volgens de variantenanalyse als grootste nadeel dat bij iedere plaatsing risico op menselijke fouten aanwezig zijn. Daarnaast is de bereikbaarheid van de buitendijkse woningen niet mogelijk zonder een trap, aldus de variantenanalyse.

6.3.    Het algemeen bestuur heeft in het projectplan toegelicht dat om de bestaande dijk voor minimaal 30 jaar op hoogte te krijgen, een ophoging van ongeveer 55 tot 85 cm nodig is. Dit betekent volgens het algemeen bestuur dat de bestaande kering aan de Hoger Einde-Zuid en een deel van de Dorpsstraat zo opgehoogd zouden moeten worden dat dit onoverkomelijke problemen met de dorpels, afwatering, kabels, leidingen en bestaande bomen oplevert. Een traditionele ophoging is daarom volgens het algemeen bestuur niet zonder grote schade uitvoerbaar. Hierbij acht het algemeen bestuur van belang dat het omliggende maaiveld laag ligt ten opzichte van de aanleghoogte van de dijk. Door de dichte bebouwing is het risico op schade aan omliggende panden erg groot. Het algemeen bestuur heeft verder toegelicht dat voor het plaatsen van een damwand veel minder ruimte nodig is dan voor een dijkverhoging met grond.

De Afdeling acht deze toelichting overtuigend. Het voorgaande betekent dat de keuze voor de dijkverbetering in de vorm van een damwandconstructie met een houten bekleding langs de waterkant van de Amstel is voortgekomen uit een afweging van verschillende varianten. De Afdeling ziet in de beroepsgronden van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] geen grond voor het oordeel dat het algemeen bestuur de hiervoor genoemde variantenanalyse in zoverre niet aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Ook ziet de Afdeling in wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de selectiecriteria uit de variantenanalyse selectief zijn of onjuist zijn gewogen. Het algemeen bestuur heeft onder verwijzing naar deze analyse dan ook voor het voorkeursalternatief in het projectplan mogen kiezen. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.

Het betoog slaagt in zoverre niet.

6.4.    Over het beroep van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] op artikel 1 van het Eerste protocol bij het EVRM overweegt de Afdeling als volgt.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, laat artikel 1 van het Eerste protocol bij het EVRM, waaruit volgt dat iedere natuurlijke of rechtspersoon recht heeft op het ongestoord genot van zijn eigendom, onverlet de toepassing van wetten die noodzakelijk kunnen worden geacht om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang. De Afdeling verwijst ter vergelijking naar haar uitspraak van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1125, onder 95.2. Het projectplan is zo’n regulering. Over het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat de dijk minder veilig is doordat in het verleden infrastructuur en nieuwbouwwoningen op de dijk zijn toegestaan, overweegt de Afdeling dat het algemeen bestuur in beginsel mag uitgaan van de situatie zoals die legaal aanwezig is. Al verleende omgevingsvergunningen en andere ruimtelijke besluiten zijn inmiddels onherroepelijk geworden en staan niet ter discussie. In dit geval is niet gebleken van feiten om omstandigheden om daarvan af te wijken.

Gelet op wat hiervoor is overwogen ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het algemeen bestuur het gebruik van de gronden van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in het kader van het algemeen belang niet noodzakelijk heeft mogen achten en hun belangen niet op voldoende evenwichtige wijze heeft afgewogen bij zijn besluitvorming. Geen grond bestaat dan ook voor het oordeel dat als gevolg van het projectplan het door artikel 1 van het Eerste protocol bij het EVRM beschermde eigendomsrecht van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] is geschonden.

Het betoog slaagt niet.

Locatie damwand

7.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het algemeen bestuur een evenwichtige afweging heeft gemaakt over de locatie van de damwand. Volgens hen kan de damwand beter voor de huidige beschoeiing worden geplaatst, in plaats van op de locatie van de huidige beschoeiing. Hierbij achten zij van belang dat [appellant sub 2] extra bergend vermogen heeft aangeboden. Volgens hen heeft de rechtbank ook het verschil tussen bergings- en doorstromingscapaciteit niet onderkend.

7.1.    Het algemeen bestuur heeft in beroep bij de rechtbank toegelicht waarom de damwand niet voor de huidige beschoeiing kan worden geplaatst, namelijk omdat de voorziene damwand niet uit rechte platen bestaat maar uit platen met een profiel dat naar voren en naar achteren beweegt, waarbij het voorste deel ongeveer 35 cm verder naar voren ligt dan het achterste deel. Door die profielen op de plaats van de huidige beschoeiing aan te brengen steekt het voorste deel 17 cm het water in en het achterste deel "creëert" ruim 17 cm water. Daarmee blijft het wateroppervlak volgens het algemeen bestuur gelijk. Verder stelt het algemeen bestuur vast te houden aan de huidige waterlijn vanwege de bergingscapaciteit. Ter hoogte van het perceel Brugstraat 11 is de Amstel het smalst, waardoor volgens het algemeen bestuur de doorstroomcapaciteit daar van belang is. Op het overige traject is de Amstel breder waardoor de doorstroomcapaciteit daar volgens het algemeen bestuur niet van belang is.

7.2.    In het projectplan staat toegelicht dat de damwand op de bestaande oeverconstructie wordt geplaatst. De damwand vóór de beschoeiing plaatsen is volgens het algemeen bestuur niet mogelijk, omdat dat leidt tot demping van boezemwater van de Amstel. Omdat dat gedeelte van de Amstel aangewezen is als knelpunt voor doorstroming in de Amstel, is het dempen van boezemwater daar volgens het algemeen bestuur niet toelaatbaar. Uit het projectplan volgt dat de dijkverbetering bestaat uit het verwijderen van de bestaande beschoeiingen en het aanbrengen van lange damplanken van ongeveer 15 m. Verder staat in het projectplan toegelicht dat langs de damwand een strook van 2,5 m wordt vrijgemaakt als werkruimte en voor het aanleggen van een grindkoffer om de grondwaterstand zo min mogelijk te beïnvloeden. Om zoveel mogelijk de huidige doorvaarbreedte te behouden wordt de bestaande beschoeiing opgewaardeerd, waarbij met relatief kleine aanpassingen de bestaande beschoeiing wordt versterkt. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben dit niet gemotiveerd bestreden. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat het algemeen bestuur mocht kiezen voor het plaatsen van de damwand op de locatie van de huidige beschoeiing. De Afdeling volgt ook niet het standpunt van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat de rechtbank het verschil tussen bergings- en doorstromingscapaciteit niet heeft onderkend.

Het betoog slaagt niet.

Techniek aanbrengen damwand

8.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de platen van de damwandconstructie volgens hen beter gedrukt kunnen worden dan getrild.

8.1.    In het projectplan staat dat de uiteindelijke keuze voor drukken of trillen in een volgende fase zal worden bepaald door de aannemer in overleg met het waterschap. Daarbij is het waterschap uiteindelijk verantwoordelijk. Bij de selectie van de aannemer zal naast prijs ook onder andere beoordeeld worden op plan van aanpak en op ervaring met soortgelijke projecten en werkzaamheden, aldus het projectplan.

8.2.    Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2689, onder 6.1, overweegt de Afdeling dat het algemeen bestuur de wijze van uitvoering, in dit geval de techniek die wordt gebruikt voor het aanbrengen van de damwandconstructie, niet tot in detail hoefde te beschrijven in het projectplan. Daarbij is van belang dat het algemeen bestuur de aannemer enige flexibiliteit mag bieden bij de definitieve uitvoering van het werk, bijvoorbeeld om gebruik te kunnen maken van de kennis die bij de aannemer aanwezig is. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het algemeen bestuur de uiteindelijke aannemer te veel flexibiliteit heeft geboden bij de definitieve uitvoering van het werk. Hierbij betrekt de Afdeling de toelichting van het algemeen bestuur op de zitting dat hij zoekt naar de minst schadelijke techniek voor het aanbrengen van de damwandconstructie. In dat verband heeft het algemeen bestuur toegelicht dat het niet wil riskeren dat een betere techniek die later beschikbaar komt, niet meer toegepast kan worden omdat in het projectplan al is vastgelegd welke uitvoeringstechniek toegepast gaat worden.

Het betoog slaagt niet.

Nadelige gevolgen lange termijn

9.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren verder aan dat de rechtbank voorbij gaat aan de risico’s die het projectplan volgens hen op langere termijn met zich brengt. Hierbij wijzen zij onder meer op wateroverlast als gevolg van het bestaande hoogteverschil bij hun percelen. Volgens hen heeft de rechtbank hierbij ten onrechte de uitspraak van de Afdeling van 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:557, betrokken. Ook vragen zij zich af of de dijk op langere termijn stand kan houden, omdat het algemeen bestuur volgens hen geen toezegging wil doen over onderhoud aan sleuven in de damwand en de terugslagklep. De rechtbank stelt verder volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ten onrechte dat het aanbrengen van een terugslagklep een uitvoeringsaspect is. Zij verwachten dat de terugslagklep in de hemelwaterafvoer te veel weerstand zal bieden waardoor het hemelwater niet meer kan worden afgevoerd. Daarnaast stellen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat er als gevolg van het projectplan beperkingen voor meerdere percelen zullen ontstaan. Zo kan het niet meer mogelijk worden een kelder of warmte- en koudeopslag aan te leggen. De Stichting Advisering Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) heeft deze aspecten ten onrechte niet meegenomen in haar rapport, aldus [appellant sub 1] en [appellant sub 2].

9.1.    Het algemeen bestuur stelt dat de kans dat sleuven dichtgroeien op de lange termijn klein is, omdat de sleuven zich onder de waterbodem bevinden. Als dit al zou gebeuren, dan wordt het gevolg daarvan volgens het algemeen bestuur gecompenseerd door de aanwezigheid van een grindkoffer die zorgt voor een koppeling van alle sleuven. De grindkoffer wordt ingepakt met gronddicht doek, waardoor dichtslibbing daarvan wordt voorkomen.

Het aanbrengen van een terugslagklep is volgens het algemeen bestuur een uitvoeringsaspect. Het algemeen bestuur stelt dat terugslagkleppen goed werken en weinig tot geen onderhoud nodig hebben. Verder stelt het algemeen bestuur dat indien [appellant sub 1] en [appellant sub 2] onevenredig nadeel ondervinden van het projectplan, zij daarvoor een verzoek om nadeelcompensatie kunnen indienen.

9.2.    De rechtbank heeft terecht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:557, overwogen dat het niet zo is dat er geen nadelige gevolgen mogen optreden als gevolg van het projectplan. Artikel 5.4, tweede lid, van de Waterwet vereist dat het projectplan een beschrijving bevat van de te treffen voorzieningen om de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk ongedaan te maken of te beperken. In het projectplan is omschreven welke nadelige gevolgen kunnen optreden, welke voorzieningen worden en kunnen worden getroffen om die nadelige gevolgen ongedaan te maken of te beperken en welke mogelijkheden er zijn om een financiële vergoeding te krijgen voor het treffen van die maatregelen en voor schade als gevolg van de inzet van het noodoverloopgebied. In paragraaf 4.2.2 van het projectplan staat beschreven hoe wordt omgegaan met eventuele schade. De SAOZ heeft het rapport "Risicoanalyse nadeelcompensatie met betrekking tot de dijkverbetering Dorpskern Ouderkerk aan de Amstel" van 12 mei 2021 opgesteld. In dat rapport is een inschatting gemaakt van de beantwoording van de vraag of, en zo ja in hoeverre, nadeelcompensatie moet plaatsvinden in verband met het projectplan. Ook zijn de gevolgen voor de grondwaterstand onderzocht in het rapport "Geohydrologische analyse Dijkverbetering Dorpskern Ouderkerk a/d Amstel" van RoyalHaskoningDHV van 3 december 2020. Volgens dat rapport zal door het toepassen van een grindkoffer in combinatie met sleuven in de damwand de uitwisseling van water tussen de Amstel en het grondwater verbeteren ten opzichte van de huidige situatie. Monitoring na het aanbrengen van de damwand is volgens het geohydrologisch rapport gewenst om de verwachte verbetering vast te stellen. Naar aanleiding van de zienswijzen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] is het projectplan aangepast zodat de grondwaterstand gedurende een periode van 1 jaar vóór en maximaal 5 jaar na uitvoering van het projectplan wordt gemonitord. Het algemeen bestuur heeft toegelicht dat de damwand, sleuven en grindkoffer weinig tot geen onderhoud vergen, maar wel periodiek geïnspecteerd worden. Dit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet gemotiveerd bestreden. Naar aanleiding van hun zienswijzen is het projectplan aangepast zodat alle panden worden beschouwd alsof het monumentale panden zijn, waardoor zwaardere grenswaarden gelden dan voor reguliere bouwwerken. Ook staat in het projectplan dat de stalen damwand wordt aangevoerd en aangebracht vanaf het water. Deze methode heeft als voordeel dat er geen trillingen ontstaan door de aan- en afvoer van de heistelling en damplanken door zwaar vrachtverkeer. Er wordt zo voorkomen dat eventuele trillingen en belasting van de heikraan invloed hebben op de panden. Over de terugslagklep heeft het algemeen bestuur gezegd dat met een maatwerkvoorziening mogelijk is gemaakt dat elk perceel een eigen doorvoer heeft door de damwand, zodat een goede afwatering van ieder perceel gegarandeerd kan worden. Op de zitting heeft het algemeen bestuur toegelicht, en de Afdeling stelt ook vast, dat de terugslagklep onderdeel uitmaakt van het projectplan. Als [appellant sub 1] en [appellant sub 2] schade lijden door het projectplan, dan kunnen zij een verzoek om vergoeding van schade indienen op basis van de regeling van artikel 7.14 van de Waterwet. Hiermee heeft het algemeen bestuur voldoende inzichtelijk gemaakt welke mogelijkheden er zijn voor een financiële vergoeding.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben naar het oordeel van de Afdeling, gelet op het voorgaande, onvoldoende twijfel gezaaid bij de beoordeling zoals die is uitgevoerd door het algemeen bestuur bij de vaststelling van het projectplan. Het algemeen bestuur mocht daarom tot de vaststelling van dit projectplan komen.

Het betoog slaagt niet.

Hogerberoepsgronden die zijn herhaald en ingelast

10.     Voor het overige hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in hun hogerberoepschriften in algemene zin verzocht de in de zienswijzen en beroep aangevoerde gronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Op die gronden is de rechtbank in de aangevallen uitspraak ingegaan. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben in hun hogerberoepschriften, naast wat hiervoor is besproken, geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die gronden en argumenten in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig is. Er bestaat daarom ook op die punten geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.

Conclusie

11.     De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

12.     Het algemeen bestuur hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A. de Gast, griffier.

w.g. Polak
voorzitter

w.g. De Gast
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023

928