Uitspraak 202204799/1/R2 en 202204799/2/R2


Volledige tekst

202204799/1/R2 en 202204799/2/R2.
Datum uitspraak: 3 februari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Holthees, gemeente Land van Cuijk,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Land van Cuijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Correctie Horstenweg, Holthees" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Tegen dit besluit hebben [verzoekers] beroep ingesteld. Ook hebben [verzoekers] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 december 2022, waar [verzoekers], bijgestaan door mr. D. van de Weerdt, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.J.H. Pijpers en P.G.C. Claassen, zijn verschenen.

Partijen hebben toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan maakt de bouw van vijf woningen mogelijk. In twee eerdere plannen was dit onjuist ‘vertaald’ naar de verbeelding. Die heeft de Afdeling daarom vernietigd in haar uitspraak van 3 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2408. Door middel van dit bestemmingsplan wordt de bestemming voor vijf woningen opnieuw vastgelegd, maar nu via een correcte verbeelding. [verzoekers] wonen direct achter het plangebied. Zij hebben bezwaar tegen het bestemmingsplan en de huidige bouwplannen, omdat zij vinden dat vijf woningen op dat perceel een te grote inbreuk op hun woon- en leefklimaat zal betekenen.

Wijze van toetsen

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Gewekte verwachtingen

3.       [verzoekers] betogen dat de raad ten onrechte een bestemmingsplan voor de bouw van vijf woningen heeft vastgesteld, terwijl eerder bij hen de verwachting is gewekt dat ter plaatse van het plangebied achter hun woning twee vrijstaande woningen zouden worden gebouwd. Zij verwijzen hiervoor naar het huidige bestemmingsplan en private afspraken in een notariële akte die zij hebben gemaakt met de vorige eigenaar van het perceel die ook betrokken is bij Stichting B.I.E.B. Holthees aan wie op 27 mei 2020 een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van vier twee-aaneen woningen. Uit die private afspraken volgt dat achter hun woning twee vrijstaande woningen worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan voorziet echter, anders dan met de vorige eigenaar werd overeengekomen, in de realisering van twee-aaneen woningen, waardoor het uitzicht vanuit hun woning onevenredig wordt beperkt en hun woon- en leefklimaat wordt aangetast.

3.1.    In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Verder hebben [verzoekers] niet aannemelijk gemaakt dat de raad, het college van burgemeester en wethouders en/of medewerkers van de gemeente bij hen de gerechtvaardigde verwachting hebben gewekt over het aantal woningen waarin het bestemmingsplan zou voorzien en de locatie van die woningen binnen het plangebied. Private afspraken tussen [verzoekers] en de vorige eigenaar van het perceel binden de raad niet. Het betoog slaagt niet.

Motivering bestemmingsplan

4.       [verzoekers] betogen dat de motivering van het bestemmingplan niet goed is, omdat in de toelichting alleen wordt verwezen naar de toelichting van een eerder bestemmingsplan dat de Afdeling heeft vernietigd en er geen nader onderzoek is verricht naar de gevolgen van dit plan.

4.1.    In de toelichting op het bestemmingsplan wordt inderdaad voor de inhoudelijke onderbouwing van het plan alleen verwezen naar het eerdere plan dat op 2 juli 2020 is vastgesteld. Dat plan heeft de Afdeling vernietigd in haar uitspraak van 3 november 2021. Die vernietiging zag op de verbeelding die niet overeenkwam met wat de raad had beoogd. Dit betekent dat de vernietiging niet maakt dat de motivering van dit plan alleen al daarom niet goed is. Wel is het zo dat de Afdeling de inhoudelijke beroepsgronden over die motivering in haar vorige uitspraak niet heeft besproken. Dat zal de Afdeling hierna alsnog doen, met inachtneming van wat [verzoekers] in beroep aanvoeren.

Breedte kavels

5.       [verzoekers] betogen tevergeefs dat het plan niet uitvoerbaar is, omdat de plandeelgebieden voor de twee-aaneen woningen aan de noord- en zuidzijde van het plangebied niet breed genoeg zijn. Op de zitting is vastgesteld dat de twee kavels waarop de vier twee-aaneen woningen zijn voorzien elk 18 meter breed zijn. Zoals de raad terecht heeft toegelicht, is dit breed genoeg om binnen elk van beide deelgebieden twee woningen van 6 meter breed te bouwen en daarbij tegelijkertijd in overeenstemming met artikel 3.2.1, aanhef en onder g, van de planregels een afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelgrens te behouden. Het betoog slaagt niet.

Parkeren

6.       [verzoekers] betogen verder dat de formulering van de planregels over het parkeren rechtsonzeker is. Als een plan maatschappelijk en economisch gezien een belangrijke ontwikkeling is voor de gemeente, dan kan volgens artikel 8.2, aanhef en onder b, van de planregels van de vastgestelde parkeernorm worden afgeweken. Onduidelijk is wanneer een ontwikkeling maatschappelijk en economisch gezien belangrijk is voor de gemeente.

6.1.    De raad heeft toegelicht dat de door [verzoekers] bestreden afwijkingsmogelijkheid (onder b) niet aan de orde is. De hoofdregel is dat de gronden en gebouwen alleen mogen worden bebouwd en/of gebruikt als op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden. Die hoofdregel volgt uit artikel 8.1, aanhef en onder a, van de planregels. Dat is ook het geval bij de al verleende omgevingsvergunning aan Stichting B.I.E.B.. Als er bij de afgifte van een omgevingsvergunning behoefte is om af te wijken van de vastgestelde parkeernormen, zal bovendien de andere afwijkingsmogelijkheid worden gebruikt (artikel 8.2, aanhef en onder a, van de planregels). Daarin staat dat van de parkeernormen kan worden afgeweken, als er in de directe omgeving voldoende parkeerruimte aanwezig is. Dat is hier het geval, aldus de raad.

6.2.    Weliswaar heeft de raad toegelicht dat hij niet van plan is om van de bestreden afwijkingsmogelijkheid gebruik te maken, maar die mogelijkheid is wel in het plan opgenomen, terwijl dat plan zich kan lenen voor herhaalde toepassing. De raad heeft ten eerste niet toegelicht in welke gevallen een ontwikkeling maatschappelijk en economisch gezien belangrijk is voor de gemeente. Ten tweede is onduidelijk waarom de raad het in die gevallen aanvaardbaar acht om ondanks een tekort aan parkeerruimte in de omgeving van het plangebied toch een omgevingsvergunning af te geven die het tekort zal doen toenemen. Het bestemmingsplan berust dan ook wat betreft artikel 8.2, aanhef en onder b, van de planregels niet op een deugdelijke motivering. Het betoog slaagt.

Geen exploitatieplan

7.       Tot slot hebben [verzoekers] aangevoerd dat ten onrechte geen exploitatieplan is vastgesteld, waardoor het risico bestaat dat het kostenverhaal op de burgers wordt afgewenteld.

7.1.    Als de raad in dit geval een exploitatieplan zou hebben vastgesteld, zouden [verzoekers] geen belanghebbenden zijn bij dit exploitatieplan. Zij zijn namelijk geen eigenaars zijn van gronden in het exploitatiegebied en hebben ook geen grondexploitatieovereenkomst gesloten voor gronden in dat gebied. Daarom en omdat ook anderszins niet is gebleken van belangen van [verzoekers] die rechtstreeks betrokken zouden zijn bij de vaststelling van een exploitatieplan, zijn zij ook geen belanghebbenden bij het niet-vaststellen van een exploitatieplan. Dit betekent dat de Afdeling deze beroepsgrond niet inhoudelijk bespreekt.

Conclusie

8.       Het beroep, voor zover gericht tegen het niet-vaststellen van een exploitatieplan, is niet-ontvankelijk. Het beroep is voor het overige gegrond. Het besluit van 30 juni 2022 wordt vernietigd vanwege strijd met artikel 3:46 van de Awb, voor zover het artikel 8.2, aanhef en onder b, van de planregels betreft. Het verzoek wordt afgewezen. De raad moet de proceskosten te vergoeden.

9.       Dit betekent dat het bestemmingsplan zal gelden zoals de raad het heeft vastgesteld, maar zonder de afwijkingsmogelijkheid in artikel 8.2, aanhef en onder b, van de planregels. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet-vaststellen van een exploitatieplan, niet-ontvankelijk;

II.       verklaart het beroep voor het overige gegrond;

III.      vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Land van Cuijk van 30 juni 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Correctie Horstenweg, Holthees", voor zover het artikel 8.2, aanhef en onder b, van de planregels betreft;

IV.      draagt de raad van de gemeente Land van Cuijk op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel III wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

V.       wijst het verzoek af;

VI.      veroordeelt de raad van de gemeente Land van Cuijk tot vergoeding van bij [verzoeker A] en [verzoeker B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1674,00, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VII.     gelast dat de raad van de gemeente Land van Cuijk aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Minderhoud
voorzieningenrechter

w.g. Ahmady-Pikart
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2023

638

BIJLAGE

Bestemmingsplan "Correctie Horstenweg, Holthees"

Artikel 8 Parkeernormen

8.1 Gebruiksregel

a.    De gronden en gebouwen waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, mogen slechts worden bebouwd en/of gebruikt indien op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden. Om te bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zal het bevoegd gezag bij de verlening van een omgevingsvergunning toetsen aan de in de meest recente Nota Parkeernormen Boxmeer opgenomen normen.

b.    Indien er behoefte is aan ruimte voor laden of lossen van goederen, dan moet die ruimte op het betreffende perceel gecreëerd en in stand gehouden worden.

8.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1 indien:

a.      er voldoende parkeer- en of laad- of losruimte aanwezig is in de directe omgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de locatie en de functie van de voorziening, of

b.      er niet voldoende parkeerruimte aanwezig is in de directe omgeving en het voldoen aan de parkeereis de haalbaarheid van het bouwplan onder druk zet, terwijl het bouwplan maatschappelijk of economisch gezien een belangrijke ontwikkeling vormt voor de gemeente.