Uitspraak 202200471/1/A3
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2023:304
- Datum uitspraak
- 25 januari 2023
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 7 september 2020 heeft de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) een aanvraag van [appellant] voor een urgentieverklaring afgewezen. [appellant] woonde ten tijde van de aanvraag aan de [locatie A] in Rotterdam in een gelijkvloerse woning op de eerste etage, bereikbaar per trap. Hij heeft een urgentieverklaring aangevraagd op medische gronden. Volgens hem kon hij de trap naar zijn woning niet goed op en af lopen omdat hij problemen heeft met zijn enkel en knie. Later heeft hij ook gesteld dat hij last heeft van longklachten, die volgens hem zijn ontstaan door vocht en schimmel in de woning. Inmiddels woont hij in een 55+-flatwoning in Schiebroek. De woning beschikt over voorzieningen zoals hulp bij de schoonmaak. De woning bevindt zich op de negende verdieping, is gelijkvloers en kan worden bereikt met een lift. [appellant] heeft nu geen last meer van schimmel of vochtigheid.
- Hoger beroep
- Verordeningen
202200471/1/A3.
Datum uitspraak: 25 januari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rotterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2021 in zaak nr. 21/985 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (hierna: de SUWR).
Procesverloop
Bij besluit van 7 september 2020 heeft de SUWR een aanvraag van [appellant] voor een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 7 januari 2021 heeft de SUWR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 december 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De SUWR heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2022, waar [appellant], bijgestaan door mr. G.A.S. Maduro, advocaat te Rotterdam, en de SUWR, vertegenwoordigd door mr. J.C. Avedissian en L.W. van Beek, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] woonde ten tijde van de aanvraag aan de [locatie A] in Rotterdam in een gelijkvloerse woning op de eerste etage, bereikbaar per trap. Hij heeft een urgentieverklaring aangevraagd op medische gronden. Volgens hem kon hij de trap naar zijn woning niet goed op en af lopen omdat hij problemen heeft met zijn enkel en knie. Later heeft hij ook gesteld dat hij last heeft van longklachten, die volgens hem zijn ontstaan door vocht en schimmel in de woning.
Inmiddels woont hij in een 55+-flatwoning in Schiebroek. De woning beschikt over voorzieningen zoals hulp bij de schoonmaak. De woning bevindt zich op de negende verdieping, is gelijkvloers en kan worden bereikt met een lift. [appellant] heeft nu geen last meer van schimmel of vochtigheid.
Besluiten
2. De SUWR bepaalt in de regio Rotterdam voor verschillende gemeenten of een woningzoekende bij de toewijzing van woningen voorrang krijgt op andere woningzoekenden. De SUWR heeft de aanvraag van [appellant] afgewezen en heeft zich daarbij gebaseerd op een medisch advies van het Team Sociaal Medische Advisering van de gemeente Rotterdam. In het advies staat dat geen sprake is van een urgente situatie waardoor [appellant] op zeer korte termijn zou moeten verhuizen. De SUWR heeft ook geen aanleiding gezien om een urgentieverklaring te verlenen op grond van de hardheidsclausule.
Aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft ten eerste overwogen dat [appellant] procesbelang heeft bij zijn beroep, ondanks dat hij inmiddels is verhuisd. Ten tweede heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat de SUWR daarom het besluit van 7 januari 2021 op het medisch advies heeft mogen baseren. Als laatste heeft de rechtbank overwogen dat de SUWR in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de hardheidsclausule niet toe te passen.
Hoger beroep
4. [appellant] voert aan dat het medisch advies niet op een inzichtelijke wijze is opgesteld. Hij stelt dat hij niet door de adviserende arts is onderzocht. Ook blijkt nergens uit dat zijn longklachten bij het advies zijn betrokken. Volgens [appellant] had het college aan hem een urgentieverklaring moeten verlenen omdat hij last had van zijn enkel en zijn knie en omdat hij longklachten had.
Verder voert [appellant] aan dat de SUWR de hardheidsclausule had moeten toepassen. Er was sprake van een schrijnende situatie omdat hij genoodzaakt was om veel thuis te blijven. Traplopen was voor hem namelijk niet goed mogelijk. Ook had hij veel last van longklachten vanwege schimmel in zijn woning.
Beoordeling van het hoger beroep
Belang bij beoordeling van het hoger beroep
5. De SUWR heeft ter zitting het belang van [appellant] bij inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep bestreden, omdat hij inmiddels is verhuisd. De Afdeling is net als de rechtbank van oordeel dat [appellant] voldoende belang heeft, alleen al omdat hij heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten in bezwaar.
Medisch advies
6. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:398, mag het bestuursorgaan, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige een medisch advies is uitgebracht, dit advies betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, indien het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld.
De SUWR heeft het besluit van 7 januari 2021 mogen baseren op het medisch advies. Dit heeft de rechtbank terecht overwogen. De Afdeling licht dit als volgt toe.
De adviserende arts heeft telefonisch gesproken met [appellant]. Verder heeft hij bij het opstellen van het medisch advies een oriënterend psychologisch onderzoek, een brief van de orthopedisch chirurg en een foto van de door [appellant] gebruikte medicatie betrokken. De adviserende arts heeft in het advies geschreven dat er geen lichamelijk onderzoek is verricht omdat er voldoende gegevens zijn aangeleverd. Ter zitting heeft de SUWR te kennen gegeven dat de destijds geldende COVID-19-maatregelen ook een rol speelden bij de keuze voor een telefoongesprek in plaats van een fysiek consult. De adviserende arts heeft bovendien voldoende toegelicht waarom geen lichamelijk onderzoek is gedaan.
De Afdeling stelt vast dat [appellant] een urgentieverklaring heeft aangevraagd wegens problemen met zijn knie en enkel. Pas in de bezwaarfase heeft [appellant] de longklachten naar voren gebracht. De SUWR heeft naar aanleiding daarvan alsnog bezien of de longklachten aanleiding gaven tot toekenning van een urgentieverklaring. Volgens een door de GGD opgesteld protocol met betrekking tot urgentieverlening bij astma en de longziekte COPD kan een urgentieverklaring worden afgegeven bij matige tot ernstige astma in combinatie met een huisstofmijtallergie in een niet-saneerbare woning. [appellant] heeft desgevraagd niet met stukken onderbouwd dat sprake is van een huisstofmijtallergie. Bovendien heeft de adviserende arts per e-mail van 10 november 2020 te kennen gegeven dat zij de longproblemen van [appellant] heeft meegenomen in het medisch advies. Verder blijkt uit de stukken dat [appellant] niet meer onder behandeling is bij een longarts en alleen gebruik maakt van een inhaler.
De Afdeling is, samengevat weergegeven, van oordeel dat het medisch advies op inzichtelijke wijze is opgesteld. De SUWR heeft zich op grond van het medisch advies en de aanvullende gegevens over de longklachten op het standpunt mogen stellen dat er geen medische noodzaak is voor verlening van een urgentieverklaring.
Het betoog slaagt niet.
Hardheidsclausule
7. Artikel 2.5, eerste lid, van Bijlage I van de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 luidt: "Het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring is, indien strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn." De SUWR heeft toegelicht een terughoudend beleid te voeren bij toepassing van deze hardheidsclausule, gelet op het grote aantal woningzoekenden in de regio Rotterdam.
7.1. De SUWR heeft beoordelingsruimte bij de vraag of sprake is van een schrijnende situatie en bijzondere, onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Verordening. De SUWR heeft zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat een dergelijk geval niet aan de orde is. De medische omstandigheden zijn in het medisch advies afdoende beoordeeld. Weliswaar heeft [appellant] verder naar voren gebracht dat hij veelal thuis moest blijven en door de situatie in de woning veel last had van longklachten. [appellant] heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zijn sociale leven er zo op achteruit was gegaan dat alleen al daarom sprake was van een schrijnende situatie die zou nopen tot toepassing van de hardheidsclausule. Dit heeft de rechtbank met juistheid overwogen. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De SUWR hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
w.g. Helder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Herweijer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2023
640-990