Uitspraak 202107756/1/R2


Volledige tekst

202107756/1/R2.
Datum uitspraak: 18 januari 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­Brabant van 19 oktober 2021 in zaak nr. 20/3796 in het geding tussen:

[wederpartij] en anderen

en

het college

Procesverloop

Bij uitspraak van 19 oktober 2021 heeft de rechtbank het door de [wederpartij] ingestelde beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit door het college op het bezwaar van de bewoners van de Kruisstraat 9a in Rosmalen gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet-tijdig nemen van een besluit op bezwaar vernietigd en de door het college verbeurde bestuurlijke dwangsom vastgesteld op €1.442,00. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       De [wederpartij] heeft op 23 januari 2019 het college verzocht handhavend op te treden, omdat de woning aan de Kruisstraat 9a in Rosmalen in strijd met het geldende bestemmingsplan wordt gebruikt. Vervolgens heeft het college in een besluit van 13 september 2019 een last onder dwangsom opgelegd aan de bewoners van die woning. Tegen dat besluit hebben de bewoners bezwaar gemaakt.

1.1.    Op dat bezwaar van de bewoners heeft het college lang geen besluit genomen, maar wel steeds de termijn verlengd waarbinnen de bewoners de last kunnen uitvoeren zonder dat zij een dwangsom moeten betalen, de zogenoemde begunstigingstermijn. Op 28 december 2020 heeft de [wederpartij] daarom een beroep bij de rechtbank ingesteld, omdat het college geen besluit op het bezwaar van de bewoners heeft genomen. De rechtbank heeft de [wederpartij] daarin gelijk gegeven.

1.2.    Het college klaagt in hoger beroep tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de [wederpartij] belanghebbende is bij het niet-nemen van een besluit op bezwaar van de bewoners en dat daarom het college geen bestuurlijke dwangsom is verschuldigd. De gronden die het college heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat het in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Het college heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de uitspraak van de rechtbank onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 12, 13 en 14 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd en dat aansluit bij het oordeel van de Afdeling in de uitspraak van 27 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2098. Het betoog slaagt niet.

2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.       bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch een griffierecht van € 532,00 wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Ahmady-Pikart
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2023