Uitspraak 202200143/1/R1


Volledige tekst

202200143/1/R1.
Datum uitspraak: 14 december 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Leiden,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2021 heeft het college de locatie ter hoogte van de kruising Kastanjekade/Lammenschansweg (locatie TW032R) aangewezen als locatie voor een ondergrondse perscontainer huishoudelijk restafval voor de nieuwe bewoners van 'De Ananas'.

Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 17 augustus 2022, waar [appellant A] en [appellant B] en het college, vertegenwoordigd door mr. D.O. Bogers en M.L.M. Pieters, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het college heeft op de zitting toegelicht dat met het besluit zowel het afvalinzamelmiddel is aangewezen, te weten een ondergrondse perscontainer, alsook de locatie van het inzamelmiddel: nabij de kruising Kastanjekade/Lammenschansweg. De ondergrondse perscontainer is bedoeld voor de bewoners van het nieuwbouwcomplex ‘De Ananas’ aan de Mangoweg. De perscontainer wordt naast een al bestaande ondergrondse afvalcontainer geplaatst op de Kastanjekade. [appellant A] en [appellant B] wonen aan de [locatie], nabij de aangewezen locatie, en kunnen zich niet verenigen met het besluit. Zij vrezen overlast.

Toetsingskader

2.       Bij de keuze van een afvalinzamelmiddel alsmede de locatie daarvan moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het besluit. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van het middel en de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ondergrondse perscontainer.

Beroepsgronden

Geschiktheid: overlast van plaagdieren

3.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de aangewezen locatie niet geschikt is voor de plaatsing van een ondergrondse perscontainer. Om de nieuwbouw aan de Mangoweg te faciliteren, is de afvalverwerking die daar voorheen was gevestigd, verwijderd. De plaagdieren zijn daardoor de wijk ingetrokken. Volgens [appellant A] en [appellant B] is er op de aangewezen locatie nu al veel overlast van plaagdieren bij de al aanwezige ondergrondse container. Door nog een afvalcontainer te plaatsen zal de overlast toenemen, volgens [appellant A] en [appellant B]. De plaagdieren worden aangetrokken door het afval van de container. Het persen van het afval, heeft als effect dat restsappen in de grond verdwijnen, aldus [appellant A] en [appellant B]. Daarnaast wijzen [appellant A] en [appellant B] nog op de bijplaatsingen van afval. Door een tweede container zal dat ook toenemen. Als de perscontainer wel op deze locatie mag worden geplaatst, moet het college terugslagkleppen in het riool plaatsen. Zo kan voorkomen worden dat het ongedierte bij de container kan komen, aldus [appellant A] en [appellant B].

3.1.    In wat [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd over ongedierte ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college de aangewezen locatie niet geschikt heeft mogen achten en evenmin dat een ondergrondse perscontainer op die locatie geen geschikt inzamelmiddel is. Op de zitting heeft het college toegelicht dat een perscontainer het afval samenperst in een afgesloten ruimte. Ongedierte kan zo moeilijk bij het afval komen. Ook heeft het college toegelicht dat de bovengrondse ingang van de perscontainer zo is afgesloten dat ongedierte niet in de container kan kruipen. In wat [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd ziet de Afdeling onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan deze uitleg. Voor zover [appellant A] en [appellant B] betogen dat terugslagkleppen in het riool moeten worden geplaatst, overweegt de Afdeling dat dit punt niet in deze procedure aan de orde kan komen omdat het in deze procedure alleen gaat om het gekozen afvalinzamelmiddel en de aangewezen locatie daarvan. Over het betoog van [appellant A] en [appellant B] dat het verkeerd aanbieden van afval ongedierte aantrekt, overweegt de Afdeling dat in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de Afvalstoffenverordening 2020 gemeente Leiden is opgenomen dat het verboden is huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden anders dan in overeenstemming met de inzamelvoorziening voor het aanbieden ter inzameling nabij een perceel. [appellant A] en [appellant B] kunnen in het geval afval verkeerd wordt aangeboden een handhavingsverzoek indienen. Een dergelijk verzoek en de reactie daarop van het college zijn echter geen onderwerp van deze procedure.

Het betoog slaagt niet.

Geschiktheid: verkeersveiligheid

4.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de aangewezen locatie niet geschikt is voor plaatsing van een ondergrondse perscontainer omdat de ingebruikname van de perscontainer op deze locatie zal leiden tot verkeersonveilige situaties. Zij voeren aan dat op de aangewezen locatie de weg 3,75 meter breed is en er veel verkeer richting de Lammenschansweg over de Kastanjekade rijdt.

4.1.    De Kastanjekade komt uit op een parallelweg van de Lammenschansweg. Deze parallelweg gaat na het treinviaduct over in de Mangoweg in de richting van ‘De Ananas’. Op de aangewezen locatie is al een container aanwezig die de wijk aan de Kastanjekade bedient.

4.2.    Hoewel de ingebruikname van een extra ondergrondse perscontainer aan de Kastanjekade verkeersgevolgen zal hebben, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat die verkeersgevolgen dusdanig zijn dat het college daarin reden had moeten zien om van de aanwijzing van de locatie af te zien. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking de toelichting van het college dat in beginsel moet worden uitgegaan van slechts twee ledigingen in de week. Ook heeft het college op de zitting toegelicht dat de Kastanjekade ter hoogte van de ondergrondse perscontainer zal worden verbreed. Hierdoor kan het overige verkeer tijdens de lediging makkelijker passeren.

Het betoog slaagt niet.

Geschiktheid: afstandseis

5.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de aangewezen locatie niet geschikt is, gezien de ligging daarvan ten opzichte van de woningen van de toekomstige gebruikers aan de andere kant van het viaduct. Het is volgens hen onwaarschijnlijk dat de toekomstige gebruikers gebruik willen maken van de aangewezen locatie omdat zij daarvoor eerst onder een treinviaduct door moeten lopen en een afstand van 86 meter moeten afleggen, aldus [appellant A] en [appellant B].

5.1.    Het college heeft toegelicht dat het bij het besluit een maximale loopafstand van de voordeur tot aan de container heeft gehanteerd van 125 meter. De aangewezen locatie voldoet weliswaar, gemeten vanaf de meest noordelijke entree E van ‘De Ananas’, aan deze afstandseis maar [appellant A] en [appellant B] stellen terecht dat niet duidelijk is hoe en waarom het college tot deze afstandseis is gekomen en waar deze is vastgelegd. Zo is niet gebleken dat dat deze eis is terug te voeren tot een gemeentelijke (beleids)regel. Ook is niet gebleken dat het college de eis anderszins als vast uitgangspunt hanteert bij de aanwijzing van locaties voor afvalinzamelmiddelen in de gemeente, bijvoorbeeld voor een evenwichtige verdeling over een wijk. Op de zitting kon het college daar ook geen duidelijkheid over geven. Het college heeft op de zitting wel toegelicht dat de richtlijn komt van de afvalinzamelingsdienst en is gehanteerd om de bewoners tegemoet te komen. Tegelijkertijd acht het college deze loopafstand van 125 meter wel van doorslaggevende betekenis bij het antwoord op de vraag of de locatie geschikt is voor de plaatsing van een ondergrondse perscontainer. Zo acht het college bijvoorbeeld de bestaande locaties van ondergrondse perscontainers aan de Perzikweg - die eveneens ten dienste staan van de bewoners van ‘De Ananas’ - niet geschikt als locatie voor ondergrondse perscontainers voor ‘De Ananas’, omdat dan, voor bewoners van de appartementen nabij de meest noordelijke entree E, niet wordt voldaan aan een loopafstand van 125 meter. Bezien vanaf entree E van ‘De Ananas’, liggen deze containers echter slechts 11 meter verder dan de 125 meter die het college stelt te hebben aangehouden als uitgangspunt. Het is niet duidelijk geworden waarom het college van oordeel is dat een loopafstand van 136 meter te ver is. Onder deze omstandigheden acht de Afdeling, in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), niet deugdelijk gemotiveerd dat de aangewezen locatie geschikt is voor de plaatsing van een ondergrondse perscontainer ten behoeve van ‘De Ananas’.

Het betoog slaagt.

Alternatieven

6.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat er alternatieve locaties zijn die zodanig geschikter zijn dat het college had moeten kiezen voor deze alternatieve locaties. Zij wijzen onder andere op de locatie op de hoek van de Tomatenstraat - Lammenschansweg - Veilingkade en de locatie aan de Perzikweg.

6.1.    Hoewel de Afdeling onder 5.1 heeft geoordeeld dat onvoldoende gemotiveerd is waarom de aangewezen locatie geschikt is, zal de Afdeling uit een oogpunt van finale geschillenbeslechting beoordelen of in de voorgestelde alternatieven het college een reden had moeten zien van de aangewezen locatie af te zien. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college, ook daarom, niet heeft mogen vasthouden aan de keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

6.2.    Een van de door [appellant A] en [appellant B] voorgestelde alternatieve locaties ligt langs de Mangoweg op de hoek van de Tomatenstraat - Lammenschansweg - Veilingkade. In wat [appellant A] en [appellant B] aanvoeren over deze locatie ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college alleen al om die reden had moeten afzien van de keuze van de aangewezen locatie. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking de toelichting van het college op de zitting dat de Mangoweg een straat wordt waar de auto te gast is en dat de straat - ook in de bestaande situatie - voornamelijk door fietsers wordt gebruikt. Het ledigen van de containers op locaties langs de Mangoweg vindt het college vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid daarom onwenselijk. De vuilophaaldienst blokkeert tijdens het ledigen van de container de weg. Voor passerende fietsers en voor de vuilophaaldienst is het dan lastig overzicht te houden. De Afdeling ziet in wat [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd geen aanleiding om aan de juistheid van deze toelichting te twijfelen.

Het betoog slaagt op dit punt niet.

6.3.    Ten aanzien van de genoemde alternatieve locatie aan de Perzikweg overweegt de Afdeling het volgende. Zoals reeds onder 5 overwogen ligt deze locatie slechts 11 meter verder dan de maximale loopafstand die het college stelt aan te houden bij de aanwijzing van locaties voor ondergrondse perscontainers. Verder staan op deze alternatieve locaties al andere ondergrondse perscontainers en behoeven de bewoners van ‘De Ananas’ daar - anders dan bij de aangewezen locatie - geen gebruik te maken van de onderdoorgang van het treinviaduct om de ondergrondse perscontainer te bereiken. In dit verband wijst de Afdeling nog op de stelling van [appellant A] en [appellant B] dat de bewoners van ‘De Ananas’ bij het wegbrengen van hun huishoudelijk afval niet graag gebruik zullen maken van een onderdoorgang van een viaduct, wat de Afdeling op voorhand niet onaannemelijk voorkomt. Het is niet gebleken dat een loopafstand van 125 meter is vastgelegd in een gemeentelijke (beleids)regel of dat het college die afstand anderszins als vast uitgangspunt hanteert bij de aanwijzing van locaties voor afvalinzamelmiddelen in de gemeente. Alles bijeen genomen is de Afdeling van oordeel dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de locatie aan de Kastanjekade geschikter is dan deze door [appellant A] en [appellant B] aangedragen alternatieve locatie aan de Perzikweg.

Het betoog slaagt.

Conclusie

7.       Gelet op wat [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit moet worden vernietigd.

Proceskosten

8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden van 3 december 2021 voor het locatienummer TW032R;

III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Leiden aan [appellant A] en [appellant B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van €184,00, vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Stoof, griffier.

w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Stoof
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022

749-989