Uitspraak 202101844/2/R1


Volledige tekst

202101844/2/R1.
Datum uitspraak: 14 december 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Oostwoud, gemeente Medemblik,

appellant,

en

de raad van de gemeente Medemblik,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:136, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak het geconstateerde gebrek in zijn besluit van

21 januari 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Transformatie recreatieparken De Maar, De Kogge 1 en De Kogge 3" te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.

Bij beschikking van 16 mei 2022 heeft de Afdeling de bij haar tussenuitspraak bepaalde termijn verlengd tot en met 20 juli 2022.

Bij besluit van 14 juli 2022 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Transformatie recreatieparken De Maar, De Kogge 1 en De Kogge 3" gewijzigd vastgesteld.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [appellant] zijn zienswijze hierover naar voren gebracht.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 9 november 2022, waar [appellant], via een videoverbinding bijgestaan door mr. M.A. Patandin, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. Ligtenberg en mr. W.J. Bosma, beiden advocaat te Den Haag, en J.A.M. van Dijk, zijn verschenen. Verder is op zitting Vereniging Bungalowpark De Kogge Oostwoud (hierna: de Vereniging), vertegenwoordigd door mr. E. Erkamp, [gemachtigden], als partij gehoord.

Overwegingen

Tussenuitspraak en opdracht

1.       In overweging 4.3 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling het volgende overwogen: "De Afdeling stelt vast dat op de zitting door partijen is erkend dat er in de huidige situatie geen tekort is aan parkeerplaatsen op De Kogge 1. Dat neemt niet weg dat de raad bij de vaststelling van het plan moet uitgaan van de nieuwe planologische situatie, zijnde 17 woningen in het plangebied. De raad heeft toegelicht dat bij de berekening van de parkeerbehoefte van het plan alleen rekening is gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de wijziging van het recreatieve gebruik naar een woonbestemming. De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van een plan echter rekening moet houden met de totale parkeerbehoefte die het gevolg is van dat plan. De Afdeling wijst bij wijze van voorbeeld naar haar uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1756. Dit betekent dat de raad ten onrechte niet heeft onderzocht wat de totale parkeerbehoefte van de 17 in het plan mogelijk gemaakte woningen is en of overeenkomstig de voorwaarde in de Structuurvisie op het eigen terrein kan worden voorzien in die parkeerbehoefte. Het besluit is op dit punt dan ook niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en berust niet op een deugdelijke motivering."

2.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om het geconstateerde gebrek in het besluit van 21 januari 2021 te herstellen. Daarbij heeft de Afdeling de raad meegegeven om met inachtneming van wat in 4.3 is overwogen inzichtelijk te maken of op het eigen terrein kan worden voorzien in de parkeerbehoefte van de 17 in het plan mogelijk gemaakte woningen dan wel een nieuw of gewijzigd besluit te nemen.

3.       Om aan de opdracht in de tussenuitspraak te voldoen, heeft de raad zoals gezegd het plan bij het herstelbesluit opnieuw en gewijzigd vastgesteld. Hij heeft in artikel 15.1, onder b, van de planregels de zinsnede ‘De in de beleidsregels opgenomen afwijkingsmogelijkheden kunnen bij deze beoordeling worden betrokken.’ toegevoegd en paragraaf 4.6.2 van de plantoelichting gewijzigd. Daarin staat nu onder meer dat voor het Bungalowpark De Kogge Oostwoud (hierna: De Kogge 1) een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning wordt gehanteerd.

4.       Het beroep van [appellant] heeft op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van rechtswege mede betrekking op het herstelbesluit.

Beroep tegen het besluit van 21 januari 2021

5.       Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 21 januari 2021 gegrond. Het besluit moet, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - 2" op het terrein De Kogge 1, worden vernietigd vanwege strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.

Beroep tegen het herstelbesluit

De parkeernorm

6.       Allereerst voert [appellant] aan dat aangesloten had moeten worden bij de parkeernormen uit de publicatie "Kencijfers Parkeren en Verkeersgeneratie publicatie 317" (hierna: CROW-publicatie 317).

Verder voert [appellant] aan dat ten onrechte wordt afgeweken van de "Nota Parkeernormen Gemeente Medemblik 2021" (vastgesteld op 28 september 2021, hierna: de Nota parkeernormen). Daarin is namelijk een parkeernorm van 2,3 opgenomen voor een vrijstaande koopwoning. Aan de afwijking ligt de door Royal HaskoningDHV opgestelde notitie "Advies parkeersituatie De Kogge 1 na de transformatie" van 25 mei 2022 (hierna: de parkeernotitie) ten grondslag. Volgens [appellant] wordt er in deze notitie ten onrechte van uitgegaan dat de woningen in De Kogge 1 een bruto vloeroppervlak (hierna: b.v.o.) van 70 à 80 m² hebben. Ook voert [appellant] aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de in het plan toegestane bouwmogelijkheden. Hierbij wijst hij erop dat de oppervlakte van het hoofdgebouw maximaal 70 m² is en de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 50 m². Ook is een verdieping toegestaan op de eerste bouwlaag. Volgens hem wordt er in de parkeernotitie dan ook ten onrechte van uitgegaan dat de woningen slechts geschikt zijn voor één- en tweepersoonshuishoudens.

6.1.    De Afdeling stelt vast dat in de Nota parkeernormen voor een vrijstaande koopwoning in het gebied ‘overige kernen’ een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning is opgenomen, waarvan 0,3 parkeerplaats bestemd is voor bezoekers en de desbetreffende parkeerplaatsen in openbaar gebied moeten worden aangelegd. Voor een bungalowpark (huisjescomplex) is in dit gebied een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning opgenomen. In de Nota parkeernormen staat in artikel 4.13 dat in zeer bijzondere situaties mag worden afgeweken van de parkeernormen. Dit geldt in ieder geval binnen de bebouwde kom als de desbetreffende ontwikkeling/functie alleen op een specifieke locatie kan worden gerealiseerd.

6.2.    In de parkeernotitie die als bijlage 14 bij het plan zit, is toegelicht dat in het plan is afgeweken van de parkeernorm van 2,3 voor een vrijstaande koopwoning uit de Nota parkeernormen en is uitgegaan van een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning. De meeste woningen op De Kogge 1 hebben maximaal 70 à 80 m² b.v.o., terwijl ‘reguliere' vrijstaande woningen 120 m² b.v.o. of meer hebben en vaak bewoond worden door meerpersoonshuishoudens. De parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen voor een vrijstaande koopwoning is dan ook te ruim voor de woningen op De Kogge 1, aldus de parkeernotitie. Verder staat in de parkeernotitie dat bijna alle woningen al jarenlang permanent worden bewoond en er in de bestaande situatie feitelijk geen tekort is aan parkeerplaatsen. De feitelijke parkeerbehoefte door de functiewijziging van de 17 recreatiewoningen naar ‘reguliere’ woningen zal volgens de parkeernotitie ook niet toenemen ten opzichte van de bestaande parkeerbehoefte. Volgens de parkeernotitie ligt het voor de hand om, vanwege het karakter van de bewoning door senioren en een- en tweepersoonshuishoudens en met name de beperkte omvang van de woningen, voor de woningen op De Kogge 1 aan te sluiten bij de in de Nota parkeren opgenomen parkeernorm voor een bungalowpark (huisjescomplex) en dus een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning te hanteren.

6.3.    De Afdeling overweegt allereerst over het punt dat de raad had moeten aansluiten bij de parkeernormen uit de CROW-publicatie 317, dat de raad daartoe niet verplicht is en een eigen parkeerbeleid mag vaststellen.

Vaststaat dat de woningen op De Kogge 1 vrijstaande koopwoningen zijn in het gebied ‘overige kernen’ in de gemeente Medemblik, zodat op grond van de Nota parkeernormen daarvoor in beginsel een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning geldt. In dit geval is sprake van een transformatieproject, namelijk het omzetten van de recreatiebestemming van De Kogge 1 naar een woonbestemming, wat alleen op deze specifieke locatie kan plaatsvinden. Daarom kan op grond van artikel 4.13 van de Nota parkeernormen worden afgeweken van deze parkeernorm. De Afdeling is van oordeel dat de raad in dit geval heeft mogen afwijken van de parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen per woning en een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning heeft mogen toepassen. Daarbij is van belang dat uit de parkeernotitie volgt dat de woningen op De Kogge 1 relatief klein zijn en slechts worden bewoond door senioren en één- en tweepersoonshuishoudens. In wat [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat dat onjuist is. Zoals ook al in de tussenuitspraak is overwogen, erkennen partijen verder dat in de huidige situatie, waarbij bijna alle woningen al permanent worden bewoond, geen tekort aan parkeerplaatsen bestaat op De Kogge 1.

Op het punt dat een hogere parkeernorm dan 1,7 had moeten worden toegepast, omdat in de parkeernotitie geen rekening is gehouden met de in het plan opgenomen uitbreidingsmogelijkheden van de woningen, volgt de Afdeling [appellant] niet. De raad heeft aan de hand van een luchtfoto van De Kogge 1 op zitting toegelicht dat, gelet op de grootte van de percelen en op de bestaande inrichting daarvan, praktisch gesproken nauwelijks nog gebruik kan worden gemaakt van de theoretische mogelijkheden die het plan biedt voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken. De Afdeling acht deze toelichting van de raad overtuigend. De raad heeft er verder op gewezen dat de mogelijkheden voor het vergroten van de woningen zelf door het bouwen van een verdieping op de eerste bouwlaag, ook beperkt zijn. De Afdeling stelt vast dat de maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw op grond van artikel 5.2.1, onder g en h, van de planregels 3 en 5 m bedraagt en de dakhelling van het hoofdgebouw op grond van artikel 5.2.1, onder i, van de planregels ten minste 30° en ten hoogste 60°. Dat betekent dat op de eerste bouwlaag alleen een verdieping met een schuine kap kan worden gebouwd tot maximaal 5 m hoog. Gelet op al het voorgaande heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling dan ook op het standpunt mogen stellen dat de uitbreidingsmogelijkheden op De Kogge 1 beperkt zijn en dat om die reden dus geen hogere parkeernorm dan 1,7 parkeerplaatsen per woning hoeft te worden toegepast.

Het betoog slaagt niet.

Strijd met de Structuurvisie

7.       [appellant] betoogt verder dat het plan in strijd is met de voorwaarde in de op 24 september 2020 door de raad vastgestelde "Structuurvisie Transformatie recreatieparken De Maar, De Kogge 1 en De Kogge 3" (hierna: de Structuurvisie) dat parkeren op eigen erf moet plaatsvinden. Volgens [appellant] is het onzeker of op eigen terrein wel in voldoende parkeerplaatsen kan worden voorzien.

7.1.    In paragraaf 4.2 van de Structuurvisie staat dat initiatieven voor het wijzigen van de recreatiebestemming naar een woonbestemming onder meer moeten voldoen aan de voorwaarde dat parkeren op eigen erf moet plaatsvinden. Voorkomen moet worden dat er langs de (openbare) weg wordt geparkeerd en op deze wijze overlast ontstaat voor omwonenden en/of onveilige verkeerssituaties ontstaan.

7.2.    In de parkeernotitie staat dat, uitgaande van een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning, op De Kogge 1 29 parkeerplaatsen nodig zijn. Op de zitting heeft de Vereniging aan de hand van een plattegrond van De Kogge 1 laten zien dat op dit moment op het terrein feitelijk al

30 parkeerplaatsen aanwezig zijn. [appellant] heeft dit aantal niet betwist. Dat betekent dat op De Kogge 1 kan worden voorzien in de totale parkeerbehoefte die het gevolg is van het plan, zodat wordt voldaan aan de voorwaarde in de Structuurvisie dat parkeren op het eigen erf moet plaatsvinden.

Het betoog slaagt niet.

8.       In wat [appellant] voor het overige heeft aangevoerd, ziet de Afdeling ook geen grond om te oordelen dat het herstelbesluit niet rechtmatig is.

9.       Het beroep van [appellant] tegen het herstelbesluit is ongegrond.

Proceskosten

10.     De raad moet de proceskosten van [appellant] vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Medemblik van 21 januari 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Transformatie recreatieparken De Maar, De Kogge 1 en De Kogge 3" gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Medemblik van 21 januari 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Transformatie recreatieparken De Maar, De Kogge 1 en De Kogge 3", voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen - 2 (De Kogge) op het Bungalowpark De Kogge Oostwoud;

III.      verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Medemblik van 14 juli 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Transformatie recreatieparken De Maar, De Kogge 1 en De Kogge 3" ongegrond;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Medemblik tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.897,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Medemblik aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 181,00.

Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.

w.g. Verburg
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Driessen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022

634