Uitspraak 202204940/1/R4


Volledige tekst

202204940/1/R4.
Datum uitspraak: 14 december 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Heerde,

appellante,

en

de raad van de gemeente Heerde,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 mei 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Stationsstraat 9-11, Heerde" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante], de raad en [partij] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2022, waar de raad, vertegenwoordigd door J.A. van Dijk, is verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.H.M. Berenschot, advocaat te Apeldoorn, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Bij besluit van 30 mei 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Stationsstraat 9-11, Heerde" vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt het realiseren van 15 appartementen mogelijk.

Wettelijk kader

2.       Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.

Artikel 6:11 van die wet bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Is het beroep verschoonbaar te laat ingesteld?

3.       De termijn voor het instellen van beroep tegen het besluit van 30 mei 2022 liep tot en met 3 augustus 2022. Het beroepschrift van [appellante] is op 5 augustus 2022 afgegeven op het gemeentehuis en vervolgens door de raad op grond van artikel 6:15 van de Awb aan de Afdeling gezonden. Het beroep is daarom buiten de termijn ingesteld.

4.       [appellante] heeft betoogd dat de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar moet worden geacht. In dat verband heeft zij aangevoerd dat zij ziek was en niet in staat het beroepschrift eerder te overhandigen. Verder heeft zij aangevoerd dat zij op 3 en 4 augustus in het gemeentehuis is geweest om haar beroepschrift te overhandigen, maar dat zij vanwege haar gezondheid naar huis is gestuurd met de mededeling dat zij zou worden teruggebeld. Ook beroept [appellante] zich op de onjuistheid van de publicatie van de vaststelling van het bestemmingsplan in het huis-aan-huisblad "de Schaapskooi". In deze publicatie en ook in de officiële publicatie in het Gemeenteblad wordt vermeld dat het bestemmingsplan betrekking heeft op het bouwen van een nieuwe woning, maar in werkelijkheid ziet het bestemmingsplan op het realiseren van 15 appartementen. Zij wijst er ook op dat in de publicatie in "de Schaapskooi" een rechtsmiddelenclausule ontbreekt.

4.1.    De Afdeling is van oordeel dat het beroepschrift niet verschoonbaar te laat is ingediend. Dit oordeel wordt als volgt onderbouwd.

4.2.    De raad heeft ter zitting toegelicht dat wanneer iemand aan de balie komt, hiervan een notitie wordt gemaakt waarin expliciet staat dat de desbetreffende persoon aan de balie is geweest. [appellante] is op 5 augustus 2022 aan de balie geweest en daarvan is een notitie gemaakt en die notitie is door de raad overgelegd. Er is geen bewijs dat [appellante] ook op 3 augustus 2022 aan de balie in het gemeentehuis is geweest. Zij heeft hiervan geen bewijs overgelegd. Uit een door [appellante] overgelegde telefoonnotitie kan worden opgemaakt dat zij op 4 augustus 2022 telefonisch contact heeft opgenomen over de vaststelling van het bestemmingsplan. Dit wordt door de raad ook erkend. In de telefoonnotitie staat niet dat [appellante] aan de balie is geweest. [appellante] heeft, ook na een verzoek daartoe, niet anderszins aannemelijk gemaakt dat zij op 3 of 4 augustus 2022 aan de balie is geweest en door een baliemedewerker naar huis is gestuurd.

In zoverre bestaat er geen aanleiding om verschoonbaarheid van de overschrijding van de beroepstermijn aan te nemen.

4.3.    Het door [appellante] aangevoerde dat zij vanwege ziekte niet in staat was om eerder haar beroepschrift in te dienen, is ook geen grond voor het oordeel dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de indiener van een beroepschrift om er zorg voor te dragen dat ook in geval van ziekte wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor het instellen van beroep, bijvoorbeeld door het inschakelen van een derde. Vergelijk de uitspraak van 13 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:60. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er geen mogelijkheid was om voor behartiging van haar belangen zorg te dragen.

4.4.    Er is verder geen aanleiding om te veronderstellen dat [appellante] het beroep te laat heeft ingesteld, omdat zij, vanwege de onjuiste publicatie van het bestemmingsplan in "de Schaapskooi" en in het Gemeenteblad niet op de hoogte was van de aard van het vastgestelde bestemmingsplan. Ter zitting is namens de raad toegelicht dat [appellante] zowel tijdens de zienswijzefase als tijdens de beroepstermijn een papieren versie van het vastgestelde bestemmingsplan overgelegd heeft gekregen. Dat betekent dat zij binnen de beroepstermijn op de hoogte was van de inhoud van het vastgestelde bestemmingsplan. Er is geen reden om aan te nemen dat zij vanwege de onjuiste publicatie in de veronderstelling verkeerde dat zij niet in actie hoefde te komen tegen het bestemmingsplan. Verder is de Afdeling van oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat [appellante] vanwege het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule niet binnen de beroepstermijn haar beroepschrift heeft ingediend. Door de raad is ter zitting toegelicht dat er gedurende de beroepstermijn regelmatig contact is geweest met [appellante] en dat zij is gewezen op de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan. Zij heeft toen te kennen gegeven dat zij ervaring had met het instellen van beroep tegen een bestemmingsplan, vanwege een eerder vastgesteld ander bestemmingsplan. Daarom is er geen grond voor het oordeel dat zij in onzekerheid verkeerde of zij kon opkomen tegen dit bestemmingsplan en wanneer zij daartegen moest opkomen. Onder deze omstandigheden is er geen reden om verschoonbaarheid van de overschrijding van de beroepstermijn aan te nemen.

Conclusie

5.       Het beroep is niet-ontvankelijk.

6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.

w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Kamphorst-Timmer
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022

776