Uitspraak 202103377/1/A3


Volledige tekst

202103377/1/A3.
Datum uitspraak: 30 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Fresh Events B.V., gevestigd te Den Haag,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 april 2021 in zaak nr. 19/5729 in het geding tussen:

Fresh Events

en

de burgemeester van Ridderkerk.

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2019 heeft de burgemeester de aan Fresh Events verleende evenementenvergunning, voor zover deze ziet op het houden van een braderie op 6 april 2019, ingetrokken.

Bij besluit van 1 oktober 2019 heeft de burgemeester het door Fresh Events daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 7 april 2021 heeft de rechtbank het door Fresh Events daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft Fresh Events hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 20 juni 2022, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Alphen, is verschenen. De Afdeling heeft het onderzoek op zitting geschorst omdat de uitnodiging aan Fresh Events voor de zitting niet naar het juiste adres was gestuurd. Fresh Events is hiervan in kennis gesteld. Partijen hebben vervolgens niet binnen de gegeven termijn gereageerd op de vraag of zij een nadere zitting wensen. Hierop heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.       De burgemeester heeft bij besluit van 24 oktober 2018 een evenementenvergunning verleend aan Fresh Events voor het houden van een braderie op 6 april 2019 en 5 oktober 2019. Aan de evenementenvergunning zijn voorschriften verbonden. Voorschrift 29 luidt als volgt:

"Een week voor de braderie ontvangt de gemeente een plattegrond met de exacte plaatsen van de kramen voor de braderie."

De braderie zou plaatsvinden op 6 april 2019. Fresh Events heeft de plattegrond op maandag 1 april 2019 om 13:41 uur per e-mail bij de burgemeester aangeleverd. Op dezelfde dag heeft de burgemeester de evenementenvergunning gedeeltelijk ingetrokken wegens het niet voldoen aan voormeld voorschrift. De burgemeester heeft dit besluit in bezwaar gehandhaafd.

Aangevallen uitspraak

2.       De rechtbank heeft overwogen dat uit het gegeven dat het voorschrift is verbonden aan de vergunning nadat bij de aanvraag al een voorlopige plattegrond was overgelegd, volgt dat Fresh Events gehouden was een nieuwe en actuele plattegrond over te leggen. Volgens de rechtbank zijn de nadelige gevolgen van het besluit om de evenementenvergunning gedeeltelijk in te trekken voor Fresh Events niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Het hoger beroep

3.       Fresh Events betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij ten tijde van de aanvraag al aan het betreffende vergunningvoorschrift had voldaan door het overleggen van een plattegrond. Fresh Events betoogt verder dat het vergunningvoorschrift onredelijk is uitgelegd omdat nergens uit blijkt dat het bestuursorgaan concrete problemen heeft ondervonden doordat de plattegrond niet een week voorafgaand aan de braderie is overgelegd. De gedeeltelijke intrekking van de vergunning is in dit opzicht onevenredig, aldus Fresh Events.

De beoordeling

4.       Artikel 2.25, tweede lid, aanhef en onder d, van de Algemene Plaatselijke Verordening Ridderkerk 2018, luidt: "De burgemeester kan de evenementenvergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd intrekken of wijzigen indien naar zijn oordeel de vergunningvoorschriften niet worden nageleefd."

4.1.    De burgemeester komt hier beleidsruimte toe. Dit betekent dat hij de keuze heeft om, als aan de toepassingsvereisten is voldaan, deze bevoegdheid al dan niet te gebruiken. Het is aan de burgemeester om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om deze bevoegdheid te gebruiken. De bestuursrechter toetst of de (uitkomst van de) belangenafweging die ten grondslag ligt aan het besluit onevenredig is in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen (artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht). In het verlengde van de tegen het besluit aangevoerde beroepsgronden zal worden bepaald of, en zo ja, op welke wijze, de geschiktheid, de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de maatregel bij de toetsing moeten worden betrokken. De intensiteit van de toetsing wordt bepaald door onder meer de aard van de uitgeoefende bestuursbevoegdheid, de aard en het gewicht van de bij het besluit betrokken belangen en de ingrijpendheid van het besluit en de mate waarin het besluit fundamentele rechten van de belanghebbende aantast. Naarmate de aangetaste belangen zwaarder wegen, de nadelige gevolgen van het besluit ernstiger zijn of het besluit een grotere inbreuk maakt op fundamentele rechten zal de toetsing intensiever kunnen zijn.

4.2.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit het aan de vergunning verbonden voorschrift volgt dat Fresh Events gehouden was om een week voor de braderie een nieuwe en actuele plattegrond in te dienen met daarop de exacte plaatsen van de kramen van de braderie. De rechtbank heeft in het verlengde daarvan eveneens terecht geoordeeld dat de bij de aanvraag overgelegde (voorlopige) plattegrond dan ook niet voldoende is om aan dit voorschrift te voldoen. Gelet op wat de burgemeester daarover heeft aangevoerd is het voorschrift bewust in de aangevraagde vergunning opgenomen omdat zich eerder problemen hebben voorgedaan bij de plaatsing van kramen op braderieën die werden georganiseerd door Fresh Events. In dat verband heeft de burgemeester gewezen op de klachten en de reactie van de gemeente daarop, die zich in het dossier bevinden. Klachten vanuit de buurt en verzoeken van handhavers hebben er uiteindelijk toe geleid dat het voorschrift is opgenomen, om zo te voorkomen dat over de plaats van de kramen onduidelijkheid zou bestaan en opdat bij onjuiste plaatsing van de kramen meer slagvaardig zou kunnen worden gehandhaafd. Vaststaat dat Fresh Events de nieuwe en actuele plattegrond pas op 1 april 2019 heeft ingediend en niet een week voor de braderie van 6 april 2019, zodat niet is voldaan aan het voorschrift. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat aan de toepassingsvereisten voor de bevoegdheid van de burgemeester om tot het (gedeeltelijk) intrekken van de vergunning voor die braderie over te gaan, is voldaan.

Het betoog slaagt niet.

4.3.    Uit het besluit van 1 oktober 2019 volgt dat een plattegrond met de exacte plaatsen van de kramen van belang is voor een goede beoordeling van de situatie op de braderie. De plattegrond dient om voldoende inzicht te hebben in (veiligheids)risico’s en om hinder voor de omgeving te voorkomen. De politie en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond hebben geadviseerd om de vergunning alleen te verlenen als daarin voorschriften worden opgenomen, zoals, onder meer, het voorschrift dat een duidelijke plattegrond moet worden overgelegd. In het besluit van 24 oktober 2018 waarbij deze vergunning is verleend, staat uitdrukkelijk dat Fresh Events verplicht is zich te houden aan de daaraan verbonden voorschriften.

Verweerder heeft nader toegelicht dat de voorwaarde over tijdige aanlevering van een plattegrond sinds 2018 wordt gesteld, omdat er diverse klachten waren binnengekomen over de opstelling van de kramen van Fresh Events en de organisatie van de braderie als geheel. Ondanks dit voorschrift was de plattegrond voor de braderie van 10 maart 2018 te laat. Voor de braderie van 7 april 2018 is daarom een herinneringsbrief aan Fresh Events gestuurd, waarbij nogmaals is gewezen op de mogelijke consequenties van te late aanlevering. Desondanks heeft Fresh Events de plattegrond voor de braderie van 6 april 2019 wederom niet tijdig aangeleverd. Onder deze omstandigheden heeft de burgemeester de belangen bij het beperken van veiligheidsrisico’s en hinder voor de omgeving zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van Fresh Events bij het kunnen laten doorgaan van de braderie. De rechtbank heeft, gelet op al het voorgaande, terecht geoordeeld dat de uitkomst van deze door de burgemeester gemaakte belangenafweging niet onevenredig is in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de intrekking van de vergunning voor de braderie van 6 april 2019 in stand kon blijven.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.

w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Langeveld-Mak
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2022

317-990